Home Verloren zoon of wolf in schaapskleren?

Verloren zoon of wolf in schaapskleren?

Door Laurens van Apeldoorn op 26 maart 2013

08-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Het grootste probleem schuilt niet in de islam.’ Nederlands invloedrijkste Turkije-kenner Erik-Jan Zürcher over Turkijes lidmaatschap van de EU.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘U wilt zeker spreken over de botsing der beschavingen’, zegt Erik-Jan Zürcher, nog voor het interview is begonnen. Zürchers maakt maar meteen duidelijk wat zijn uitgangspunt is in de discussie over het toetreden van Turkije tot de EU: hij verzet zich tegen de opvatting dat Turkije een radicaal andere cultuur (lees ook: religie) heeft dan Europa. En dat voor Turkije daarom geen plaats is in de EU –  een standpunt dat tamelijk pregnant wordt verwoord door de tweede man van het Vaticaan, kardinaal Ratzinger. Die zei tegen de Franse krant Le Figaro: ‘Turkije heeft in de geschiedenis altijd een ander continent vertegenwoordigd, dat sinds jaar en dag contrasteert met Europa.’

Zürcher signaleert wel een ander struikelblok.‘Hoewel er grote vooruitgang geboekt wordt is de staat er nog steeds om de mensen rond te commanderen, en niet om ze te dienen. Dat is uiteindelijk een groter probleem dan dat Turkije een islamitisch land is.’ In Turkije gaat staatssoevereiniteit vóór volkssoevereiniteit en wordt een civil society onderdrukt. Dat is paradoxaal genoeg het resultaat van twee bij uitstek Europese filosofische en politieke stromingen die het hedendaagse Turkije in meer dan anderhalve eeuw van modernisering en verwestersing hebben gevormd: de Franse Verlichting en de Duitse Romantiek. De andere kant van de incorporatie van het Europese denken, vindt Zürcher, is dat Turkije een ‘moderne bevolking’ heeft die heel goed binnen Europa past.

Zürcher speelt een grote rol in het Nederlandse debat over Turkije. Als hoogleraar Turkse talen en culturen aan de Universiteit van Leiden verlaat hij regelmatig de academie om zich te mengen in de discussie over Turkije. Zeker nu in december, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU, wordt besloten of de onderhandelingen over het toetreden van Turkije tot de EU geopend moeten worden. Als co-auteur van De Europese Unie, Turkije en de islam, een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), beïnvloedt Zürcher de Nederlandse opstelling jegens het Turkse toetreden tot de EU.

Ware gezicht

De vrees dat de Europese cultuur zich niet goed verdraagt met de Turkse wordt nog verder aangewakkerd door de toegenomen angst voor moslimfundamentalisme en een radicale politieke islam sinds de aanslagen in New York, Washington, Madrid. In Europa, maar ook in Turkije zelf, kijkt men met argusogen naar de islamitische regeringspartij AKP, die weliswaar een gematigd conservatieve visie uitdraagt, maar waarvan de angst bestaat dat zij elk moment haar ‘ware fundamentalistische gezicht’ kan laten zien. Sommige tegenstanders van het Turkse toetreden stellen zelfs dat de islam een ideologisch systeem dat zich in geen enkele vorm laat verenigen met de democratische en humanistische Europese waarden.

Zürcher wordt niet moe te benadrukken dat een dergelijke scheiding tussen ‘het Westen’ en de islamitische wereld, zeker in het geval van Turkije niet helder is te trekken. Het rapport van de WRR waar hij aan meewerkte, hakt vooral in op een man die deze visie tegenwoordig sterk verbreidt: de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington die individualisme, democratie en mensenrechten beschouwt als een exclusieve verworvenheid van de Westerse cultuur. Hij betoogt dat de hedendaagse geopolitieke verhoudingen worden gekenmerkt door een aantal beschavingsblokken waartussen, zo voorspelde hij, steeds meer gewapende conflicten zullen ontstaan. Het is die theorie, samengevat als het idee van de ‘Botsing der beschavingen’, die het doelwit vormt van Zürcher. Het artikel dat hij voor de WRR schreef heeft, veelzeggend, als ondertitel ‘Een verkenning naar de rol van de Turkse islam in de toetreding van Turkije tot de Europese Unie in het licht van de “Botsing der beschavingen”’.

‘Turkije en haar voorganger het Osmaanse rijk hebben zichzelf nooit gezien als integraal deel van de islamitische beschaving’, reageert hij, ‘maar steeds opnieuw aansluiting gezocht bij Europa. En met het besluit dat in december genomen zal worden, hoopt een zeer groot percentage (ongeveer 70 procent) van de Turkse bevolking, zal die aansluiting eindelijk werkelijkheid worden. Want Turkije is in grote mate westers, door meer dan anderhalve eeuw van modernisering en verwestersing.’

Europese idealen

De Turkse politieke cultuur, zegt Zürcher, is een direct gevolg van de invloed die Europese idealen van liberalisme en romantiek op het land hebben uitgeoefend. Vanaf 1830, ongeveer veertig jaar na de Franse Revolutie, werd in Turkije schoorvoetend een modernisering ingezet. Die was voornamelijk geïnspireerd op de Franse Republiek en de idealen van de Verlichting. Na de Franse Revolutie en het omverwerpen van het ancien régime was Frankrijk een gecentraliseerde staat geworden met een homogene bevolking, waar het woord van Parijs tot in de verste uithoeken van het land te horen was. Zürcher: ‘Dat was precies wat de hervormers in Turkije ook voor ogen stond.’ Want in de loop van de achttiende en negentiende eeuw moest het Osmaanse Rijk, dat zich uitstrekte over een groot gedeelte van Europa en Azië, steeds meer gebieden afstaan aan grote Europese mogendheden. In die tijd werd het Osmaanse rijk wel spottend ‘de zieke man van Europa’ genoemd. ‘Om de invloed van de toenmalige hoofdstad Istanbul op de periferie te vergroten werden het leger, het juridische systeem, het onderwijs en het lokale bestuur gemoderniseerd naar Frans voorbeeld.’

Maar vooral na de stichting van de Turkse Republiek in 1923 werd het moderniseringsprogramma met toenemende radicaliteit uitgevoerd over de hoofden van de bevolking. Naast de afschaffing van het Kalifaat in 1924 en de islam als staatsgodsdienst in 1928 werd het leven van de gewone burger op de schop genomen. ‘De meest radicale fractie binnen de Turkse elite, de Kemalisten, die met Atatürk de macht kregen hadden het devies: je kunt niet half modern zijn. Wilde Turkije de sprong maken naar een moderne westerse beschaving, dan moest ook het dagelijkse leven in al haar facetten westers worden.’ Om deze culturele revolutie tot stand te brengen werden in alle provinciaalse centra zogenaamde volkshuizen gesticht, die onder de hoede stonden van Atatürks Volkspartij, en de taak hadden om de visie van de hervormers op de toekomst uit te dragen. Daar waren uitvoeringen van westerse muziek en theater, lezingen over hygiëne. Daarnaast werden de herenclub, het café en de bioscoop geïntroduceerd.

Het Verlichtingsideaal van secularisatie of laiklik (de Turkse vertaling van het Franse laïcité, een term die in Frankrijk de neutraliteit van de staat en de publieke ruimte aanduidt), dat door de hervormers als belangrijkste voorwaarde voor modernisering werd beschouwd, is ook vandaag nog allesbepalend voor de Turkse (politieke) cultuur. De Kemalisten waren in toenemende mate in de ban geraakt van westerse wetenschap en technologie. Onder invloed van Verlichtingsfilosofen als Denis Diderot, en positivisten als Auguste Comte zagen zij zichzelf als een kosmopolitische voorhoede die de taak had om het achtergebleven volk los te maken uit onwetendheid en de tirannie van de religie. Om Turkije te verheffen tot een moderne beschaving werden religieuze symbolen geweerd uit het openbare leven, plaatste men religieuze instellingen onder staatscontrole en verbood men de toen populaire mystieke ordes. Zürcher:‘De bevolking werd erg gewantrouwd. De elite was bang voor een combinatie van een onontwikkelde bevolking – die niet wist wat goed voor ze was – en een obscurantistische politieke islam die ze zou kunnen mobiliseren. Ze waren bang dat Turkije zou terugvallen in een soort islamitische middeleeuwen. Dat spookbeeld hadden ze, en hebben ze tot op de dag van vandaag.’ Deze streng seculiere houding kwam onlangs weer in opspraak toen het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg besliste dat Turkije vrouwen die een hoofddoek dragen de toegang mag ontzeggen tot universiteiten. De zaak was oorspronkelijk aangespannen door twee studenten van Universiteit van Istanbul. Ook in het Turkse parlement is het dragen van hoofddoekjes taboe.

Naast de invloed van de Verlichting kwam aan het begin van de twintigste eeuw ook de Duitse Romantiek op als voorbeeld voor Turkije. De filosofieën van Fichte en Herder die onder andere via de Turkse socioloog Ziya Gökalp in Turkije postvatten, verleenden Atatürk en de zijnen de rechtvaardiging om de vrijheden van het volk in te perken in naam van nationale eenheid. Zürcher: ‘Bij mensen als Herder en Fichte, en ook Rousseau, bestaat er geen individu zonder samenleving. Dat verleende legitimiteit aan de staat en het leger die, indien nodig met harde hand, het voortbestaan van een sterke natie veiligstelden. Het idee dat naties organische gehelen zijn met een eigen taal en cultuur kreeg concreet gestalte in de taalhervormingen, de invoering van het Latijnse schrift, een enorme aandacht voor folklore, maar ook het zuiveren van de taal van “vreemde elementen” en het verbieden van bepaalde woorden, bijvoorbeeld woorden die minderheden aanduidden.’ Hoewel de Turkse Republiek in vorm altijd een democratie is geweest, was het land tot 1945 in feite een éénpartij dictatuur, geleidt door het leger en de Republikeinse Volkspartij van Atatürk. En ook daarna heeft het leger, dat zichzelf in toenemende mate is gaan zien als de hoeder van de seculiere idealen van Atatürk, een grote invloed op het politieke bedrijf behouden. Deze invloed werd het meest zichtbaar in de vier staatsgrepen die Turkije sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog gekend heeft. Als het seculiere karakter van de staat in de ogen van het leger in het geding kwam werd de regering ten val gebracht. Daarbij werden de mensenrechten niet zelden met voeten getreden. Nog in 1997 werd de toenmalige regering van Necmettin Erbakan, de eerste premier in Turkije die zich uitdrukkelijk liet inspireren door islamitische normen en waarden, beschuldigd van ‘islamitisch fundamentalisme’ en gedwongen af te treden.

Deze symbiose tussen Verlichting en Romantiek – enerzijds de nadruk op seculariteit van het publieke leven, anderzijds het autoritaire en nationalistische karakter van staat en leger – heeft geleid tot de paradoxale situatie dat het Europese Parlement Turkije in 2003 heeft gemaand tot ‘een meer ontspannen omgang met de islam en de godsdienst’. De huidige Turkse regering is ook daarom zo’n grote voorstander van toetreding, omdat ze daarmee garanties ziet voor een betere bescherming van de godsdienstvrijheid.

Als er een discussie gevoerd moet worden bij het toetreden van Turkije tot de EU, vindt Zürcher, moet het gaan over de repressieve staat en de scheiding van de mensenrechten in Turkije. En niet over de islam. Want die is juist door de modernisering, vindt Zürcher, zeer goed te verenigen met Europa. De moderniseringen, die soms weliswaar hardhandig werden opgelegd aan de bevolking, hebben ervoor gezorgd dat een groot gedeelte van het westerse waardensysteem is overgenomen en geleidelijk aan geïnternaliseerd is. ‘Het proces van modernisering is al zo lang aan de gang dat een seculiere wereldvisie heel ver in de maatschappij is doorgedrongen. Zelfs bij mensen die sterk islamitisch zijn.’

Daarmee verzet Zürcher zich weer tegen de visie van Huntington. ‘Wat Huntingtons benadering karakteriseert is dat hij zegt dat de waarden die Europa karakteriseren – democratie, rechtsstaat, mensenrechten – in de islamitische wereld alleen als uitwendige verschijnselen kunnen voorkomen. Dat Turkije eigenlijk vanaf de Verlichting min of meer in de pas heeft gelopen met de ontwikkelingen in Europa, doet hij af als imitatie. Het gevolg van alle moderniseringen is geweest, in tegenstelling tot wat Huntington zou beweren, dat een groot gedeelte van het westerse waardensysteem is overgenomen en geleidelijk aan zelfs is geïnternaliseerd. De elite in Turkije, maar ook de middenklasse voelt zich Europees en gedraagt zich Europees, met een westers wereldbeeld en westerse waarden. Zelfs mensen die sterk islamitisch zijn, delen toch heel veel met de seculiere wereldvisie. Het percentage van de Turkse bevolking dat opnieuw de islamitische wet zou willen invoeren is minder dan 10 procent. Dat is ontzettend weinig voor een islamitisch land.’