Dino Suhonic is homo en moslim. Met redacteuren Nele Goutier en Leon Heuts denkt hij na over het verschil tussen tolerantie en schijntolerantie. ‘Tolerantie is niet het vieren van verschillen. Er is geen tolerantie zonder weerstand. Iemand die tolerant is, duldt wat hij niet kan verdragen.’
De ene uitsluiting is de andere niet, vindt Dino. Als islamitische homofiel wordt hij dagelijks met directe uitsluiting geconfronteerd. Hij is het inmiddels wel gewend. Een andere, veel meer subtiele, vorm van uitsluiting treft hem dieper. Namelijk: ik accepteer dat je homo bent, of moslim – maar ik verwacht wel dat je je op een bepaalde manier gedraagt. Anders hoor je er niet bij. Dus wees gerust moslim – maar wel een liberale. Of wees homo – maar ga niet voor mijn neus hand in hand lopen met je vriend.
Soms is het beter om ergens niet bij te horen, dan er om erbij te horen onder allerlei voorwaarden. Soms is de eerste situatie zelfs toleranter dan het tweede, want tolerantie draait niet om accepteren wat past binnen jouw idealen; het draait om het dulden van zaken waar je het grondig mee oneens bent.
Toen ik jaren geleden op vakantie was in Turkije, ontmoette ik een homoseksuele Nederlandse jongen, die ’s avonds op het dak van het hotel rommelde met Turkse jongens uit het dorp. Hoewel er in Turkije een taboe rust op homoseksualiteit, werd het getolereerd zolang er in het openbaar over werd gezwegen. Het was een publiek geheim. Ideaal is dat beslist niet, en er was altijd de dreiging van grof geweld of chantage. Maar op een bepaalde manier voldoet het beter aan het idee van tolerantie dan de situatie waarin Dino zich bevindt.
Tolerantie – van het Latijnse tollere – betekent letterlijk verdragen, of dulden. Iemand die tolerant is, omarmt de verschillen niet. Er is geen tolerantie zonder weerstand. Iemand die tolerant is, verdraagt wat hij niet kan verdragen. Hij duldt het, omdat hij inziet dat onverdraagzaamheid ernstige gevolgen kan hebben. Je kunt bijvoorbeeld boerka’s onverdraaglijk vinden, maar het toch accepteren omdat een kledingverbod erger zou zijn. Zoals John Rawls schrijft in het standaardwerk A theory of justice: een samenleving moet tolerant zijn ten opzichte van wat niet te tolereren valt – anders is zo’n samenleving uiteindelijk niet tolerant, en dus niet rechtvaardig. (Hij maakt overigens een belangrijke uitzondering: als een groep vanwege intolerantie een gevaar vormt voor instituties of levens – bijvoorbeeld terroristen – dan moet de staat ingrijpen).
Toch hebben wij de neiging te denken dat tolerantie betekent dat je verschillen omarmt. Leve het verschil! We vinden het een morele verworvenheid – wie tolerant is, is ruimdenkend, vooruitstrevend. Maar vooruitstrevend naar wat? Naar een rechtvaardige natie waarin iedereen verschillen omarmt? Waarin we neerkijken op minder tolerante mensen? Als iedereen er zo over zou denken, zijn er geen verschillen meer. Dan zijn we allemaal blije liberalen. Hoe tolerant zijn we dan?
Wat er op dat Turkse dak gebeurt, is een minimale vorm van tolerantie. Het onverdraagzame kan daar alleen bestaan omdat het in het geheim gebeurt. Er zijn wellicht tolerantere omgangsvormen, maar we moeten ons steeds afvragen of we echt tolerant zijn, of dat onze tolerantie slechts schijn is. Met goed onderwijs, vrije informatie en ruimte voor experiment, kunnen individuen onderbouwde keuzes maken, ook als het gaat om religieuze gebruiken of de acceptatie van een andere seksuele geaardheid. Dat is een vorm van progressie die niet wordt afgedwongen door een valse opvatting van tolerantie, die eist dat je je op een bepaalde manier gedraagt. Maar ze is ook niet ontdaan van hoop op een vrijere en rechtvaardigere samenleving – niet omdat we elkaars levensstijl omarmen, maar omdat we erkennen dat we het met elkaar moeten uithouden.