Home ‘Tegen happy clappy pluralisme. Tegen inhaligheid. Tegen conservatisme’

‘Tegen happy clappy pluralisme. Tegen inhaligheid. Tegen conservatisme’

Door Annette van der Elst op 19 maart 2013

01-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
Het relativisme heeft het debat kapot gemaakt, vindt de Britse filosoof Simon Blackburn. Je maakt je druk over sociaal onrecht, en alles wat je te horen krijgt is ‘whatever’. Maar zijn we beter af met de huidige roep om normen en waarden, duidelijkheid en kracht? Neen. ‘Dat is echt fascisme’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Greed is good, inhaligheid is goed’. De Britse filosoof Simon Blackburn laakt het veelgehoorde credo. Maar méér nog verzet hij er zich tegen dat het ongebreideld egoïsme wordt toegedekt met een ethisch sausje. Daarmee bedoelt hij dat het stelselmatig afbreken van solidariteit en de verzorgingsstaat door politici wordt verkocht als het ‘stimuleren van eigen verantwoordelijkheid’ en ‘een einde aan de pampercultuur’. Door linkse én rechtse politici, overigens. ‘Opvallend is dat een sociaal-democratische partij als Labour hier geen antwoord op heeft en deze ideeën zelfs voor een deel heeft overgenomen. There is no left left, links bestaat niet meer.’Is er een antwoord mogelijk op deze impasse? Blackburn heeft niet direct een oplossing. Maar als ethicus wil hij wel het morele vacuüm dat heimelijk schuilgaat achter een rechtvaardiging als ‘stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid’ blootleggen. Een vacuüm dat volgens hem niet alleen is ontstaan door inhaligheid, maar ook door een doorgeschoten relativisme, waarin al het debat en alle verontwaardiging over gebrek aan solidariteit zijn verworden tot ‘een mening’.

De bijna zestigjarige Blackburn is sinds kort hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Cambridge en is in Nederland voor de jaarlijkse Nexus-conferentie in Tilburg. Daarvoor had hij een leerstoel aan de universiteit van North Carolina (VS). Tussen 1984 en 1990 was hij redacteur van het gezaghebbende filosofische tijdschrift Mind. Zijn laatste in het Nederlands vertaalde boek is Goed Leven, waarin hij afrekent met het idee dat mensen ‘eigenlijk’ egoïsten zijn.

 

Ideeën als Greed is good’ en ‘zwak zijn is verwerpelijk’ blijven vaak impliciet. Ze behoren, zegt Blackburn, tot ons ‘ethisch klimaat’, een soms bijna onzichtbare omgeving van niet altijd coherente ideeën over de manier waarop we moeten leven. Een ethisch klimaat is als de lucht die we inademen. Het bepaalt wat we acceptabel vinden en wat niet en ligt ten grondslag aan emotionele reacties als trots of schaamte. Het bepaalt waar we kwaad om worden, waar we dankbaar voor zijn, wat we kunnen vergeven en wat niet. Aan het ethisch klimaat ontlenen we de normen voor ons gedrag. ‘Onmenselijke omstandigheden kunnen alleen ontstaan in een ontspoord ethisch klimaat’, zegt Blackburn. ‘Hitler kon alleen maar opstaan en groeien in een voor zijn ideeën vruchtbaar klimaat.’ En juist daarom is het belangrijk te analyseren welke ideeën ons ethisch klimaat vormgeven. ‘We hebben allemaal geleerd oog te hebben voor de fysische omgeving. We beseffen dat we daarvan afhankelijk zijn. Maar we hebben niet allemaal geleerd oog te hebben voor onze ethische omgeving.’Als ethicus onderzoekt Blackburn ons ethisch klimaat en prikt dat ook regelmatig door. ‘Ethiek is daarom verontrustend’, zegt hij. ‘We voelen ons vaak een beetje ongemakkelijk als we denken aan zaken als de uitputting van hulpbronnen in de wereld of aan de manier waarop we ons comfort te danken hebben aan miserabele arbeidsomstandigheden van anderen. Die uitbuiting heeft een verhaal nodig. Zo kan een ethisch klimaat ontstaan waarin gesproken wordt van de markt als rechtvaardiging voor ónze hoge prijzen. Het ethisch klimaat steunt de overtuiging dat wíj beschaafd zijn en zíj niet. Of dat wíj het verdienen om beter af te zijn dan zíj.’

Blackburn weigert zich echter over te geven aan cultuurpessimisme of de gedachte dat de westerse wereld bezig is een vrije val in normvervaging te maken. Onze cultuur en het daarbij behorend ethisch klimaat is zo slecht nog niet, vindt hij. ‘Er is de laatste eeuw een toegenomen aandacht voor het milieu, voor verschillen in seksuele geaardheid, voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen, voor mensen die op zeer uiteenlopende manieren anders zijn dan wij. Wij zijn toleranter dan voorheen.’

Relativisme

Blackburn juicht die toegenomen tolerantie toe, maar het gaat mis als mensen denken dat tolerantie hetzelfde is als relativisme, waarschuwt hij. ‘Tolerantie gaat uit van een dialoog tussen mensen met verschillende opvattingen. Je kunt tolerant staan tegenover iemand met een andere opvatting, maar diens mening bestrijden met argumenten. Relativisme wordt gekenmerkt door een houding what ever. Het zorgt voor een vacuüm waarin mensen en groeperingen die niet tolerant zijn hun gang kunnen gaan. Relativisten hebben er moeite mee een grens te trekken. Maar grenzen zijn nodig, ook al moeten ze ruim liggen. En geen discussie voeren over fundamentele standpunten is je afwenden van de wereld.’Relativisme, dat volgens Blackburn deel uit maakt van de impliciete ideeën van ons ethisch klimaat, ondermijnt de ethiek en ons samenleven. In tal van lezingen, geschriften én in Goed Leven valt hij deze houding en opvatting scherp aan. Hij vertelt over wat een vriend van hem overkwam op een forum over ethiek. Het lijkt een mop, maar het is toch echt gebeurd, verzekert hij. ‘In het panel zaten vertegenwoordigers van de grote godsdiensten. Eerst sprak een Boeddhist over verlichting en de manieren om de verlangens te kalmeren. De panelleden reageerden met: “Wow, geweldig, als het voor jou zo werkt, dan is het goed.” Vervolgens sprak de Hindoe over reïncarnatie. En iedereen zei: “Geweldig, als het voor jou zo werkt, dan is het goed.” Dat ging zo verder tot de katholieke priester aan het woord kwam en sprak over Jezus, de verlossing en het eeuwig leven. En weer zei iedereen: “Wow, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed.” Hij sloeg op tafel en schreeuwde: “Nee het gaat er niet om of het voor mij werkt. Het is het ware woord van de levende God en als jullie er niet in geloven, zijn jullie allemaal veroordeeld tot de hel!” En iedereen zei: “Wow, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is dat goed.”’

 

Een happy-clappy pluralisme, zo noemt Blackburn deze houding. ‘De relativist gaat er vanuit dat iedereen zijn eigen waarheden heeft die niet per se voor anderen hoeven te gelden. Er zijn twee relativistische mantra’s: “Niemand kan bepalen welke opinie beter is.” En: “Dat is jouw mening.” Een relativist hoort de claim op absolute waarheid niet. Als ik kritiek heb op de huidige binnenlandse politiek van de VS, waarin personen willekeurig kunnen worden verdacht van terrorisme en geen rechten meer hebben, dan wil ik niet dat iemand zegt dat dat “alleen maar mijn mening” is. Ik wil dat er over gedebatteerd wordt’.In de relativist, die op het eerste gezicht goedaardig en tolerant lijkt, sluimert dan ook een paternalistisch monster, vindt Blackburn. Hij spreekt over een plotselinge gestaltswitch van de relativist. ‘Als ik mijn mening geef over iets, wil ik niet benaderd worden met een soort paternalistische houding “dat als het voor mij zo werkt, het goed is”. Dat zou gepast zijn als ik iets had gezegd waaruit zou blijken dat ik gek ben of als ik een poëtische zin uitspreek, bedoeld om van te genieten. Maar als ik een opinie geef over iets waarbij ik me betrokken voel, dan verwacht ik dat degene met wie ik praat, reageert op die opinie en mijn uitspraak niet ziet als een symptoom van mijn klasse, ras of geschiedenis. Doet hij dat wel dan ziet hij me als een patiënt die moet worden genezen, in therapie moet of een speciale behandeling behoeft. Daarom zeg ik dat relativisme ontmenselijkt.’

Fascisme

Maar het tij van het postmoderne relativisme lijkt te keren. Ook al is het nog steeds een veel gehoord geluid, er staat een ander geluid tegenover, namelijk dat van de conservatieve en intolerante opvattingen onder het mom ‘terug naar de oude en normen en waarden.’ Blackburn: ‘In de VS spreekt men zelfs van een pomofobie. Daar hoor je de laatste jaren, evenals in Europa, dat het gebrek aan religieus geloof de oorzaak is van de opkomst van het relativisme. Volgens die conservatieve opvatting zijn we óf gelovig en hebben we dus een waarheid met daaruit voortvloeiend echte waarden en normen. Óf we zijn atheïst of agnosticus en hebben we geen waarheden, waarden en normen en vallen we ten prooi aan materialisme, cynisme, nihilisme en relativisme.’ De filosoof Roger Scruton, óók Brits, huldigt deze opvatting, maar Blackburn bekritiseert hem fel. (Wat niet verhindert dat ze na dit interview gebroederlijk naar het Rijksmuseum gaan).‘Roger’, begint Blackburn vertrouwelijk, ‘denkt dat het verlies van geloof heeft bijgedragen aan het in zijn ogen verval van de westerse cultuur. Hij denkt dat zonder geloof het nihilisme alle kansen krijgt. Ik bestrijd dit. De geschiedenis laat juist zien dat religieuze dogma’s een bron zijn van intolerantie, vervolging en wreedheid. De echte normen van religie zijn, zoals Voltaire al zei, autoriteit, separatisme, conformisme en vervolging. Geloof leidt tot hypocrisie en fanatisme.’

Blackburn bestrijdt de neoconservatieven niet alleen vanwege hun terugkeer naar religie. Ook het mensbeeld dat zij hanteren, stemt hem somber. ‘Een belangrijk neoconservatief uitgangspunt is dat mensen sterk moeten zijn. Voor de zwakkere is in hun wereldbeeld geen plaats. Dat is een fascistisch idee. Sterk zijn staat gelijk met economisch succesvol zijn. Maar omdat we een competitief systeem hebben, kan per definitie niet iedereen succesvol zijn. Ik zie nu een toenemende tendens om armen en behoeftigen te beschouwen als sociale vervuiling. Men ergert zich aan mensen die gebruik maken van sociale voorzieningen, men irriteert zich aan zwervers. Dat is echt fascisme.’

Beschaving is, zegt Blackburn, af te meten aan de manier waarop een samenleving omgaat met armen en zwakkere mensen. Welke sociale maatregelen zijn er om de positie te verbeteren van degenen die het slechtst af zijn? Een sociaal vangnet voor mensen die het niet bij kunnen benen, net voldoende sociale voorzieningen en een goede publieke sector ‘Dat betekent natuurlijk niet dat mensen achterover kunnen leunen en zelf niets meer aan de samenleving bijdragen.’


Maar sinds Thatcher is het in Groot-Brittannië mis, stelt Blackburn. Vanaf toen kreeg inhaligheid een positieve betekenis: greed is good. De hele publieke sector is door het beleid van Thatcher beschadigd. Dat is de ideologie van de Tory’s, de conservatieven, maar Labour heeft het niet veranderd, aldus Blackburn. ‘Je hoort nu ook van linkse politici vaak het argument dat door versobering van de welvaartsstaat de minder bedeelden sterker worden. In modern jargon heet dat prikkelen. Maar dat is een vijgenblad. De enige manier om armen en behoeftigen sterker te maken, is de fundamentele ongelijkheid te verminderen. Als je dat echt wilt, dan moet je beter je best doen de rijkdom te verdelen. Én door het onderwijs te verbeteren. Niet door de Amerikaanse samenleving te imiteren.’

Simon Blackburn is hoogleraar filosofie in Cambridge, daarvoor was hij achtereenvolgens hoogleraar filosofie aan de Universiteit van North Carolina en het Pembroke College in Oxford (1969-1990). Naast de vele boeken die hij heeft geschreven, is hij ook de auteur van de Oxford Dictionary of Philosophy. In het Nederlands is van hem verschenen: Goed Leven, een tegendraadse beschouwing over ethiek, vert. Jos den Bekker, uitg. Lemniscaat, 2002. Denk! Filosofie en de grote vragen van het leven, vert. Tjalling Bos, uitg. Lemniscaat, 2000.