Het is al weer enige tijd geleden dat we ons laafden aan het vertederende gehannes van de immer blunderende Bridget Jones. Ze was in haar tijd behoorlijk emancipatoir: hier lag een single-vrouw op de bank neurotisch chocola naar binnen te werken, terwijl ze eigenlijk wilde afvallen. Ook was ze eerlijk over haar existentiële liefdesproblemen – zou ze ingaan op de avances van een betrouwbare stuntelende man (‘sukkel’) of toch gaan voor de onbetrouwbare playboy? Die laatste werd gespeeld door Hugh Grant, die het stuntelen op een hoger niveau bracht, zeg maar als playboy-techniek, het zelfbewuste charmante gestuntel. Bridget Jones verkoos de playboy en bleef zelf vrolijk verder stuntelen met te grote onderbroeken en haar gewicht.
De stuntelende vrouw raakte uit de mode. Hoe ouder Bridget Jones werd, hoe minder charmant haar gestuntel. Alles lachte ze weg, ze maakte zichzelf stuntelend klein. Er kwamen nieuwe rolmodellen: rauwer, minder gestuntel, meer assertiviteit. Denk aan Girls. De vrouw werd iets meer ‘tough’, en die lijn is na #metoo doorgezet. In de landelijke kranten verschijnt nu het ene na het andere stuk over háár boosheid. Maar de Boze Vrouw moet wel nog oefenen met die nieuwe rol, want ze stuntelt met boosheid uiten. Soms vind ik de indeling op basis van gender zinvol, maar soms ook lastig, omdat ik het onderdrukken van boosheid ook als iets westers zie, waar het onderdrukken van ‘boosheid’ een teken van beschaving is. Mannen hebben er ook last van, zeker in de beeldvorming. Mijn favoriete filmscène is het gestuntel met boosheid in Turist (Ruben Östlund). Zweedse man, alleen in de bergen, die probeert een woedeschreeuw te uiten.
Voor de vrouw die oefent met haar woede raad ik intussen het hele oeuvre van Spaanse cineast Pedro Almodóvar aan. Al zijn vrouwelijke personages staan steevast op het punt van mentaal instorten. Neem Women on the the Verge Of A Nervous Breakdown (1988), waarin Pepa – bedrogen in de liefde – op het punt staat om zich het leven te benemen door te veel slaappillen door de gazpacho te doen. Er komt iets tussen, ze zet de gazpacho in de koelkast, en door dit gehannes loopt alles anders. Er was een tijd dat je de films van Almodóvar tot camp zou rekenen, omdat alles larger than life was, overdreven en sentimenteel. Maar in het licht van deze tijd is het melodramatische falen op z’n Almodóvars volstrekt eerlijk in zijn koketterie: ja, ik draag een dramatische zonnehoed, heb vuurrode lippen, gooi slaappillen in de gazpacho en zwelg in mijn ongelukkig-zijn! Bij hem betekent stuntelen en boos-zijn, en daar weer mee stuntelen, groots en meeslepend leven.