Simone van Saarloos
Schrijver, columnist
Mijn eerste reactie is: ja. Maar er zitten haken en ogen aan. Een basisinkomen wordt namelijk niet ingevoerd om volledige gelijkheid te creëren, maar om iedereen een goede startpositie te geven. Gelijkheid is niet het doel, maar een gelijke kans op groei. Dat is een humaan uitgangspunt, maar het bevestigt ook het idee dat groei het allerbelangrijkst is. Nog even los van de vraag of zo’n schijnbaar plafondloze, groeigerichte economie niet aan structurele verandering toe is, vrees ik dat een basisinkomen uiteindelijk niet tot minder maatschappelijke segregatie leidt (op het gebied van klasse, huidskleur, sekse enzovoort), omdat een economisch gelijke start niet direct sociale gelijkheid met zich meebrengt. Thomas Piketty laat zien dat de status en invloed van een individu voornamelijk erfelijk zijn. Met een basisinkomen voor iedereen wordt onze geschiedenis van ongelijkheid – en zodoende een toekomst van ongelijkheid – niet uitgewist. Haken en ogen dus. Maar geen reden om het onvoorwaardelijk basisinkomen niet door te voeren.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Eric Schliesser
Onderzoeksprofessor Gent
Volgens de Verenigde Naties is ‘het scheppen van volledige gelegenheid tot het verrichten van produktieve arbeid onder omstandigheden die de individuele mens het genot waarborgen van de fundamentele politieke en economische vrijheden’ een grondrecht. Het lukt niet goed met dit grondrecht, dus is het moreler het recht op inkomen los te koppelen van het recht op ‘produktieve arbeid’. Zo’n basisinkomen is ook simpeler en efficiënter dan een complexe welvaartsstaat. Wie Piketty leest realiseert zich dat het basisinkomen een deelprobleem aanpakt; wat nodig is, is een recht op een evenredig aandeel kapitaal. Dan kan iedereen meeprofiteren van het groeiende kapitaal – als dit aandeel groot genoeg is, dan is het basisinkomen ook geregeld. Mensenrechten bestaan omdat de politiek faalt of omdat politiek verliezers op indirecte wijze hun gelijk halen. Mensenrechten opeisen lukt alleen in krachtige staten met onpartijdige rechtspraak. De paradox is dat we daar waar het recht op inkomen het meest nodig is, dat het minst kunnen verwachten.
Ingrid Robeyns
Hoogleraar Utrecht
Een onvoorwaardelijk basisinkomen kan onmogelijk een mensenrecht zijn. Een basisinkomen is een sociaal-economisch instituut – een middel om een doel te bereiken. Dat doel kan bijvoorbeeld zijn: menselijke waardigheid beschermen, armoede elimineren, of reële vrijheid garanderen. Maar dat het basisinkomen het beste middel is om een van die doelen te bereiken, is allesbehalve vanzelfsprekend. Daarnaast hebben we hier te maken met ‘mensenrechteninflatie’ – het fenomeen waarbij we alle waardevolle dingen die we willen beschermen een mensenrecht gaan noemen. Als we zeggen dat iets een mensenrecht is, benadrukken we dat het om een cruciaal moreel recht gaat, dat niet opgeofferd mag worden voor andere belangen. Mensenrechten zijn zo belangrijk dat we ze ook juridisch en politiek beschermen. Het basisinkomen wordt misschien ooit een sociaal-economisch instituut waar we voor kiezen, of een belangrijk middel om extreme armoede in ontwikkelingslanden te bestrijden, maar het zal nooit een mensenrecht worden.