Home ‘Sta je eigen verlichting niet langer in de weg’
Niet-westerse filosofie

‘Sta je eigen verlichting niet langer in de weg’

Door Florentijn van Rootselaar op 04 januari 2018

‘Sta je eigen verlichting niet langer in de weg’
Cover van 01-2018
01-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Verlichting wordt vaak gezien als het resultaat van een lange, moeizame leerweg. De Amerikaanse filosoof Douglas Berger legt uit dat verlichting eigenlijk al in iedereen aanwezig is. 

Toen stortte de leraar zich op zijn leerling, pakte hem bij zijn kraag en schudde hem flink door elkaar.’

De buitengewoon vriendelijke filosoof – en kenner van het boeddhisme – zegt het lachend.

Hoe ontwikkel je je als mens volgens het zenboeddhisme? Hoe word je verlicht? Dat is het onderwerp van gesprek met de Amerikaan Douglas Berger, de kersverse hoogleraar vergelijkende filosofie aan het Instituut voor Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden. We zitten in de werkkamer van de filosoof in het net betrokken monumentale P.J. Veth-gebouw, grenzend aan de Japanse tuin.
Centraal in het gesprek staat de verrassing – de gebeurtenis die je bevrijdt uit je beperkte geest. Soms gaat het zelfs om een shock; er is heel wat voor nodig om je vaste patronen in de omgang met anderen te doorbreken. De mens is een gewoontewezen, en dat belet hem open te staan voor nieuwe ervaringen; het verhindert hem evenzeer om praktisch goed te handelen. Je weet je door je gerichtheid op jezelf onvoldoende aan te passen aan de situatie.

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: StudioVonq

De geliefde vorm die de oude zenmeesters daarvoor gebruiken is de koan – soms een korte cryptische kreet, maar ook een langer verhaal waar je als luisteraar geen vat op krijgt. En juist daarin schuilt de bevrijdende kracht van zo’n koan, zegt Berger, auteur van onder meer Encounters of Mind. Luminosity and Personhood in Indian and Chinese Thought.

We beginnen het gesprek met een koan, enthousiast en snel verteld door Berger:

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Kat in vaas
Een zenmonnik heeft het gevoel dat hij blijft steken. Het is niet duidelijk wat er precies is, maar iedereen zal het meteen aanvoelen. Altijd als hij iemand ontmoet, vervalt hij in dezelfde patronen, hoezeer hij ook zijn best doet. Hij kan er niet aan ontsnappen.
Hij kan de meester niet direct om raad vragen. Dan krijgt hij waarschijnlijk een klap op zijn hoofd. Daarom besluit hij de vraag te formuleren als een koan.
‘Meester’, zegt hij, ‘ik heb een vraag.’
‘Wat is je vraag?’ zegt de meester.
‘Lang geleden vond er een wonderbaarlijke gebeurtenis plaats, meester. Een kat werd geboren in een glazen kan. Elke dag werd het katje groter, maar de kan groeide niet mee. Nu wordt zijn kleine gezicht langzamerhand fijngedrukt tegen het glas.’
‘Wat is je vraag?’
‘Meester, hoe kan de kat uit de kan komen zonder dat het glas breekt en de kat gewond raakt?’ vraagt de monnik.
De meester schreeuwt de naam van de monnik. Zo hard als hij kan. Niet één, maar meerdere keren.
‘Wat, wat…’ stamelt de leerling.
‘Je bent eruit’, zegt de meester.

Hoe kan een schreeuwende meester je nu helpen op je pad naar verlichting?
‘Dat is inderdaad vreemd: de meester vertelt hem niet hoe hij die verlichting kan bereiken, hij draagt geen kennis over. Maar daar gaat het ook niet om. Je bent geobsedeerd door iets, je zit erin vast, en zo’n koan opent een deur – juist door je niet te vertellen wat je moet doen, maar door je schrik aan te jagen.’

Het Japanse woord koan, legt Berger uit, vindt zijn oorsprong in de wereld van het recht. In China is het een juridische term die de beslissing van de rechter aanduidt. Daarmee wordt een bestaande zaak beoordeeld, maar de uitspraak zet ook een standaard voor de toekomst. Datzelfde geldt voor de raadselachtige koan die de meester zijn leerling voorhoudt – die is in een ver verleden gecanoniseerd en wordt nog steeds gebruikt in het moderne onderricht.

Vaak heeft een zenklooster een eigen collectie koans, waar de meester individueel met de leerlingen doorheen gaat. ‘In het zenboeddhisme is een goede leraar heel belangrijk. Soms gaan leerlingen langs verschillende kloosters tot ze de juiste leraar hebben gevonden. Want voor een koan is interactie nodig, een meester en een leerling.’

In die verhalen zie je een duidelijke hiërarchie: de meester brengt de leerling van zijn stuk. Zou zo’n relatie nog wel mogelijk zijn in onze weinig hiërarchische samenleving?
‘Het begint wel met een meester en een leerling, maar vergis je niet: dit is niet de oude wijze meester die zijn kennis overdraagt aan de onwetende leerling. Soms krijgt de leerling een vorm van inzicht die superieur is aan die van de meester. De leerling doorziet de meester. Zo begint een wederzijds proces van verlichting. Dat geldt tenminste voor de weg van verlichting in Oost-Azië. Daar ben je je hele leven op weg; vaak heb je verschillende ervaringen die je weer verder helpen. De leden van de gemeenschap verlichten elkaar, daarom spreken ze ook over een gemeenschap als kiezelstenen in een tas. De monniken polijsten elkaar, hun hele leven.
Daar komt bij dat je zo’n koan-ervaring ook zomaar in het dagelijks leven kunt meemaken. Na een moeilijke dag op je werk loop je naar buiten, je denkt nog steeds aan dat conflict met een collega. Maar als je de mooie zonsondergang ziet, kan plotseling de hele relatie met de wereld veranderen.’

Ik kan me voorstellen dat zoiets alleen werkt als je ervoor openstaat. De moderne stedeling zal zich in zijn drukke stad misschien afsluiten voor ervaringen terwijl hij zich naar huis spoedt. En de kans is groot dat de diep ongelukkige persoon – die juist zo’n ervaring nodig heeft – in zichzelf gekeerd rondloopt zonder oog voor die mooie zonsondergang.

‘Het is niet noodzakelijk om ervoor open te staan. Als je wel oog hebt voor de wereld, gaat de transformatie eenvoudiger; als je je ervoor afsluit, wordt het een strijd – en dat kan pijnlijk zijn. Daarom kun je het beter accepteren.’

Is het zo dat een mens zich op het pad van verlichting steeds verder perfectioneert? Gaat het er in het boeddhisme niet juist om dat ‘zelf’ helemaal af te schaffen?

‘Het boeddhisme is inderdaad sterk gekant tegen het zelf. Iedere persoon heeft, zo zeggen de Indiase boeddhisten, een atman – een spiritueel zelf dat diegene overleeft en steeds wordt herboren. En ja, dat moet uiteindelijk ophouden. Dat zelf wordt ook op een andere manier ontkend, namelijk als een zelf dat eens en voor altijd vaststaat. Belangrijk in het boeddhisme is dat de mens geen vaste identiteit heeft, maar voortdurend transformeert, afhankelijk van de situatie, van de relatie met de wereld en andere mensen. Zo wordt het zelf dynamisch.

Maar dat is maar één kant van het verhaal: de bodhisattva, een verlicht figuur, is nog steeds een specifiek mens. Iemand die rondloopt, zich als mens verhoudt tot anderen. Maar hij doet dat wel zonder bepaalde bindingen; zo kan hij zichzelf veranderen en aanpassen aan de omstandigheden.’

Is er nog wel een zelf dat voorafgaat aan de wereld?
‘Boeddhisten hebben in de meeste omstandigheden een ervaring van het zelf, een product van de verbeelding dat ontstaat in de omgang met anderen. We construeren een gevoel van het zelf, maar er is niet zoiets als een metafysisch zelf. Vergelijk het met een film: de frames geven een illusie van continuïteit, maar het zijn losse momenten zonder werkelijke eenheid.’

Maar waarom al die lof voor verandering? Is het niet mooi om een stabiel karakter te hebben – om iemand te zijn op wie mensen kunnen bouwen?
‘Een van de uitganspunten in het boeddhisme is het verbeteren van het welbevinden van de ander. En dat gaat beter als je wel veranderlijk bent, als je je weet aan te passen. Zo zijn er monniken die hun leven in dienst stellen van het dorp waar ze bij horen, en die zich niet bekommeren om zichzelf.’

Word je ook gelukkiger als je dat vaste zelf opgeeft?
‘Uiteindelijk gaat het om het bereiken van een onverstoorbare geest. En die bereik je niet als je je laat leiden door je zelf en de daarbij horende beperkte verlangens. Dan zijn er volgens het boeddhisme drie mogelijke uitkomsten. De eerste mogelijkheid is dat je naar iets verlangt, maar het niet kunt krijgen, wat tot frustratie leidt. Een symbool daarvoor in de boeddhistische kosmologie is Preta, een onverzadigbare geest met korte beentjes en een gemummificeerde huid. Zijn opgezwollen buik laat zien hoe hongerig hij is, maar zijn lange en dunne nek belemmert hem om voldoende te eten. Zo’n geest is het archetype van frustratie. Een tweede mogelijkheid is dat je wel krijgt wat je verlangt – een speeltje, een baan of een geliefde –, maar het weer verliest. Ten slotte bestaat de kans dat je iets wel krijgt; je wordt zelfs gelukkig, maar op een dag gaat het je vervelen en ga je rusteloos op zoek naar iets anders. Daarom doen de boeddhisten een heel radicaal voorstel: leid een leven dat niet in het teken staat van verlangens.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: StudioVonq

Maar kan dat wel, een leven zonder verlangens? En als het al kan, is het wel wenselijk? Sinds Freud leren psychoanalytici en psychologen ons dat verlangen de kern van het mens-zijn vormt. 
‘Dat is inderdaad de lastige kant. En er zijn ook vele stromingen in het Oosten die zich daarvan bewust zijn, die een onderscheid maken tussen slechte en goede verlangens – dat zie je in het confucianisme. Maar ja, dat is nou net wat het zo ingewikkeld maakt.’

Maar wat denkt u zelf? Is het wel een goed streven?
Berger is voor het eerst even stil. ‘Ik denk dat er in een mensenleven veel vrede en geluk bereikt kan worden als het niet geleid wordt door obsessies. Daar heb ik voorbeelden van gezien. Maar als het om mijn eigen leven gaat, zou ik uiteindelijk op de hand van Confucius zijn. Maar dat zouden de boeddhisten ook wel weer accepteren. No worries, zouden ze zeggen, wetend dat complete verlichting eigenlijk ook niet bereikbaar is. Alleen al het inzicht dat er ook een wereld is waar je je door moet laten leiden, dat er ook anderen zijn – alleen al die inzichten zorgen voor verlichting.’

Wat betekent verlichting precies?
‘In het Indiase boeddhisme gebruiken ze de term om een bepaalde geestestoestand te beschrijven. Een lichtgevende mentale staat, waarin je openstaat voor de wereld, en daarmee ook de wereld verlicht. Die staat werd in India beschouwd als een prestatie, als het resultaat van een jarenlange oefening. Maar toen het boeddhisme in China kwam, werd die staat heel anders gezien. Zij zeiden dat je alleen verlicht kunt worden als er een potentieel is in de mens om die staat te bereiken. Daarom spreken ze over de glans, een bepaalde mate van verlichting die iedereen bezit. Je leven zou erop gericht moeten zijn om die glans de ruimte te geven, om alles wat die glans verduistert weg te nemen. Verlichting is zo bezien niet de verovering van een nieuwe staat die je nog niet bezit, maar de terugkeer naar je ware glanzende zelf.’

U lijkt enthousiaster over het Chinese en Japanse boeddhisme dan over dat uit India. 
‘Ik vind beide vormen fascinerend, en zeker ook het idee van de lange reis dat je in India vindt. Maar ik geef het toe: de dramatische manier om mensen uit zichzelf te trekken spreekt me niet alleen aan, maar heeft volgens mij ook veel potentieel. Je hoeft geen eeuwigheid te wachten – verlichting bereik je misschien pas in een volgend leven –, maar er kan meteen iets geopend worden. Een stap is altijd mogelijk, in het hier en nu.’

Boeddhageest
De leerling vraagt: ‘Meester, heb ik al een boeddhageest?’
‘Nee’, zegt de meester.
‘Maar u zegt toch altijd dat alle dingen een boeddhageest hebben? De bergen, de bomen en de vlinders.’
‘Dat klopt’, zegt de meester. ‘Alle dingen hebben een boeddhageest. De bergen, de bomen, de vogels en eigenlijk alles op aarde – alleen jij niet.’
‘Maar waarom ik dan niet’, vraagt de leerling.
‘Omdat jij me deze vraagt stelt’, antwoordt de meester.

Berger: ‘Deze dialoog laat zien dat je de verlichting eigenlijk al bezit, je houdt alleen jezelf tegen. Het antwoord dat je zoekt is er al. Door een gesprek word je getriggerd om die staat van verlichting in jezelf te accepteren, en vooral ook om op jezelf te vertrouwen.’

Maar die meesters jagen hun leerlingen vaak maar schrik aan. Dat leidt toch allesbehalve tot meer vertrouwen in jezelf? 
‘Misschien is de ervaring inderdaad even angstaanjagend, maar uiteindelijk gaat het niet alleen om die ervaring. Je ziet in dat er niets nodig was om die volgende stap te zetten. De meester heeft je geen geheime kennis medegedeeld, je hebt niet jarenlang moeten trainen. Je kunt vertrouwen op jezelf.’

Wat gebeurt er na zo’n moment van verlichting?
‘In het zenboeddhisme ga je weer terug naar het echte leven. Je blijft het pad bewandelen, het proces houdt niet op. Je wordt steeds meer iemand zonder zelf, die zich vooral om anderen bekommert.’

Dus daar gaat het om.
‘Ja, we verliezen ons vaste zelf, we leren geven om anderen. Uiteindelijk zijn we niet meer dan onze omgeving.’

U bestudeert het boeddhisme als academicus. Praktiseert u het ook in uw eigen leven? 
‘Zo’n twaalf jaar geleden was er onder mijn studenten een 34-jarige boeddhistische monnik uit Sri Lanka. Ik werd verondersteld de leraar te zijn, maar ik denk dat hij eerder de leraar was en ik de leerling. Niet alleen door de betrokkenheid waarmee hij de teksten las en door zijn kennis van de literatuur, maar vooral door zijn persoonlijkheid en zijn manier van doen. Een van de stadia van het Achtvoudige Pad naar verlichting in het boeddhisme is het vermogen om goed te spreken, en daar blonk hij in uit, vooral omdat hij voorzichtig was met wat hij zei over mensen. Als er bijvoorbeeld iemand was met een klacht luisterde hij aandachtig en op een sympathieke manier. Maar hij had ook altijd oog voor de ander over wie de klacht ging, en dat perspectief wist hij ook goed te verwoorden. Dat is belangrijker dan je misschien denkt. Zoveel conflicten beginnen met een verkeerd begrip, met onvermogen je in de ander te verplaatsen. Dat maakte grote indruk op me. Ik probeer ook een beetje meer zo te zijn.’
Lachend: ‘Al weet ik niet hoe succesvol ik daarin ben.’

Hoe gaat zo’n verandering in z’n werk? Dacht u toen u hem zag: zo wil ik ook wel zijn? 
‘Er was geen sprake van een beslissing, het was eerder invloed. Het heeft een proces in werking gesteld. Boeddhisten hebben het over ontmoetingen in ons leven die ongemerkt een psychische indruk achterlaten. Wasana noemen ze die, wat ook “parfumeren” betekent. Dat vind ik wel mooi: door een ontmoeting met een ander draag je voortaan een lekkerdere geur met je mee, je gaat geparfumeerd door het leven.’