Home Souleymane Diagne: ‘De mens is het wezen dat bezig is mens te worden’
Niet-westerse filosofie

Souleymane Diagne: ‘De mens is het wezen dat bezig is mens te worden’

Door Florentijn van Rootselaar op 29 maart 2017

Souleymane Diagne: ‘De mens is het wezen dat bezig is mens te worden’
Cover van 04-2017
04-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Souleymane Bachir Diagne, soefidenker uit Senegal, legt uit waarom de islam een levenskunst is.

Souleymane Bachir Diagne realiseerde zich in zijn jeugd plotseling hoe sterk de aantrekkingskracht van religie is. Maar wat hem nog meer trof was het geweld dat geloof kan oproepen. De jonge Diagne – afkomstig uit een liberaal soefimilieu – werd in Senegal elke dag op de fiets naar de koranschool gebracht. Zijn begeleider was Alexis, aanhanger van een animistische religie. ‘Er ontstond zoveel ophef omdat zijn familie en de dorpelingen dachten dat hij zich tot de islam had bekeerd. Ik begreep lang niet alles, maar ik merkte wel dat er bijna een gewelddadige situatie ontstond. Ik zag hoe angstig Alexis werd, een man voor wie ik als kind een grote vriendschap voelde.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Merlijn Doomernik

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Diagne vertelt het verhaal in een Amsterdams café, de dag voor de verkiezingen. Hij is een paar dagen in Nederland vanwege de vertaling van zijn boek Filosoferen in de islam? Het geweld dat Diagne in zijn jeugd zag, ziet hij tegenwoordig – hij is nu hoogleraar Frans en filosofie aan Columbia University – nog steeds. Het beheerst het wereldtoneel. ‘Waarschijnlijk kan religie mensen het snelst mobiliseren. Religie raakt de mensen, maar daardoor kan die ook snel aanleiding geven tot geweld.’

Wat te doen?
‘Het is een paradox. Religies zijn het probleem, maar ook het antwoord. Juist in de religies vinden we het idee van een gedeelde menselijkheid, die geen onderscheid maakt tussen de aanhangers van verschillende geloven. 

Religie gaat in tegen een al te menselijke neiging: vaak denken we dat de mensheid maar een abstracte notie is – iets wat we in werkelijkheid niet aantreffen en wat ingaat tegen ons gevoel. Het idee is telkens dat de mens het meest houdt van wat hem nabij is en dat de liefde verdwijnt naarmate de afstand groter wordt en de bloedband minder. Waren we vroeger niet allemaal het meest gehecht aan onze stam? Ook in het huidige populisme vind je die gedachte: Le Pen verklaarde immers dat hij meer hield van zijn dochter dan van zijn nichtjes, meer van zijn nichtjes dan van zijn buren et cetera. 

Daar kun je de grote religies van het Boek tegen in stelling brengen. Die leren ons dat mijn naaste niet noodzakelijk degene is die ook letterlijk de meest naaste is. Religie is dus uitermate ambivalent; ze kan ons verscheuren, maar ze kan ons ook wijzen op een gedeelde menselijkheid.’ 

We zitten aan de vooravond van de verkiezingen. Geert Wilders, de meest uitgesproken politiek criticus van de islam, vindt dat de islam juist niét een gedeelde menselijkheid uitdraagt. Integendeel; de islam zou alle niet-moslims het liefst vermoorden.
‘Het onderscheid tussen de eigen en de andere groep vind je in alle religies; ze zijn historisch geconstrueerd rondom die tegenstelling. Volgens het christendom vind je buiten de kerk geen verlossing, en ook het Jodendom maakt een onderscheid tussen Joden en gojim. Tegelijkertijd affirmeren alle religies – in elk geval de abrahamitische – de waarde van één humaniteit. Als meneer Wilders meent dat een religie alle andere mensen uitsluit, doet hij vast zijn werk als politicus die islamofobie inzet om stemmen te winnen. Maar hij faalt als hij pretendeert als theoloog de ware islam te kennen. Dan moet hij beginnen met die werkelijk te begrijpen.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Merlijn Doomernik

Welke passages in de Koran gaan over die waarde van de mensheid die iedereen omvat?
‘De Koran spreekt van een abrahamitische broederschap. De Koran verbiedt om een menselijk wezen te doden. Eén mens doden staat gelijk aan het doden van de hele mensheid. Ik wil hier niet betogen dat dat de enige ware passages zijn en dat er geen andere boodschappen te vinden zijn. Maar het is in elk geval belangrijk om een religieuze tekst goed te lezen, om die samen te lezen. Dat is het geduldige werk dat mensen doen die nadenken over religie. Het is iets heel anders dan die inzetten om je eigen haat tegen de islam te ondersteunen. Want dat is het bij Wilders: een taal van de haat, en die gaat niet samen met de taal van het weten.’

En wat vindt u van het argument dat de Koran extra gevaarlijk is omdat die geen ruimte biedt voor interpretatie? De Koran is immers het letterlijke woord van God, en de Bijbel bestaat uit historische verhalen die om interpretatie vragen.
‘Dat is wederom een enorme simplificatie. In de islamitische theologie woedt altijd al een groot debat over de vraag wat het betekent dat de Koran het woord van God is. Sinds de achttiende eeuw is een belangrijke vraag wat het betekent dat de Koran in het Arabisch is geschreven. Is het Arabisch ook echt de taal van God, of is het goddelijk wonder toevallig vertaald in een of andere menselijke taal? Had de Koran dus net zo goed in andere taal geschreven kunnen worden? Daar komt nog bij dat de Koran sinds het ontstaan aanleiding is voor een bloeiende discussie en vele commentaren. De Koran is dus bepaald geen gesloten boek.’

Genoeg religiekritiek. Wat kunnen we van de islam leren? Wat vertelt de Koran ons over de mens?
‘De mens is in de eerste plaats een wezen dat nee kan zeggen, zo blijkt ook uit een passage in de Koran. Als God besluit de mens te creëren, morren de engelen. Ze zeggen: je gaat toch niet iemand scheppen die wanorde zal brengen, en geweld? Iemand die nee kan zeggen? De engelen zeggen nooit nee; zij zijn alleen maar bezig met God prijzen en vieren. Maar God besluit toch Zijn schepping te voltooien: zo ontstaat een wezen dat in staat is in opstand te komen, een drager en hoeder van de vrijheid.’

Maar de mens heeft ook een heel andere kant, zegt Diagne. Een kant die hij dreigt te vergeten. ‘God roept volgens de Koran alle zielen op die Hij creëert. Hij vraagt ze: ben ik niet uw Heer? En ze antwoorden: ja. De mens komt op dat moment tot stand. Maar als de zielen een keer op aarde zijn, en in hun lichaam zetelen, vergeten ze deze instemming. Dat is natuurlijk een gedachte die je ook in de westerse traditie ziet, vooral bij Plato. Het hele doel van je leven is bij Plato, en ook in de islam, om terug te keren naar je ware natuur, naar de plek waar je thuishoort. Je moet je herinneren hoe je samenviel met jezelf én met God. Dat is ook een belangrijk deel van de islamitische antropologie: mens-zijn is niet gegeven, het is een taak. De mens is degene die tot taak heeft om mens te worden.’

Ja zeggen tegen God, dat klinkt als een onderwerping.
‘Ja zeggen gaat vooraf aan het volgen van een regel, aan het instemmen met een wet. Ja zeggen betekent dat je een relatie erkent, het is een liefdesverklaring. Het is je taak als mens om die liefde terug te vinden.’

Maar wat kun je hier nu mee als je denkt dat er niet meer is dan materie?
‘Dat lijkt me een triest idee, de gedachte dat je niet meer bent dan een verzameling moleculen. Dat de mens iets is wat een robot ook kan zijn. Misschien is juist die instemming waar ik het over heb niet overdraagbaar op een machine. En die relatie met iets buiten onszelf is precies wat ons tot mens maakt. Welke woorden je ook gebruikt om die betrekking te beschrijven, ik denk dat de mens een wezen is dat altijd meer is dan zichzelf, dat altijd gericht is op iets buiten zichzelf.’

En wat moet je hier nu mee als atheïst?
‘Ik heb het gevoel dat kunst je dit ook kan laten voelen: de boodschap dat de mens meer is dan een simpele optelsom van zaken. Dat mens-zijn eerder een belofte is dan een staat. Door naar een geslaagd kunstwerk te kijken, door het te ervaren, voel je plotseling dat je meer bent dan een zak met moleculen. Dat het ware mens-zijn verder ligt.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Merlijn Doomernik

Laten we terugkeren naar het nee zeggen. Wat gebeurt er bij verzet?
‘Ik geloof dat een revolte in naam van menselijkheid iets transcendents bevat. Je ervaart dat iets verwijst naar iets wat buiten de mens ligt. Juist als je je uit naam van de menselijkheid verzet tegen onderdrukking, kun je soms een goddelijke vonk voelen. En dat is de echte ervaring van menselijkheid! Die gaat in tegen een heel fout idee over de mens dat we tegenwoordig zien: het idee in het humanisme is dat je de band met het goddelijke moet verbreken, pas dan zou je echt mens kunnen worden. Terwijl de islam, en de andere religies, ons juist leren dat die verbinding cruciaal is voor het mens-zijn.’ 

U hebt in Frankrijk gestudeerd. U kent als geen ander het idee dat de revolutie ook zeer gevaarlijke kanten heeft. Neem de afrekening met de revolutionairen die zich niet als ware broeders gedragen.
‘Dat is het gevaar van de revolutie. Men zegt niet voor niets dat de revolutie haar eigen kinderen verslindt. Ook hier weer zie je dat positieve krachten die de mens vormen zich tegen de mens kunnen keren. Maar dat is denk ik geen reden om helemaal af te rekenen met het idee van een revolte.’

Maar brengt dat verzet niet als vanzelfsprekend destructie met zich mee? Is het niet belangrijk om niet alleen nee, maar ook ja te zeggen tegen de wereld?
‘Zeker, dat is wat we moeten doen. En dat staat ook niet op gespannen voet met verzet. Het tegendeel van verzet is cynisme, vervreemding. Terwijl we de wereld betreden met het vermogen die lief te hebben. Als je ook nog eens erkent dat de schepping een creatie van God is, volgt daaruit dat die liefde ook aan de wereld geschonken moet worden. Aan de natuur, en aan je naaste – wie dat ook mag zijn.’

Islamcritici 
De mens die voortdurend bezig is zichzelf te verbeteren, zichzelf moet ontdekken – dat is het beeld dat bijblijft. Daar hoort volgens Diagne ook een bepaald idee bij van de islam, de Koran en de wereld, dat diametraal tegengesteld is aan dat van islamcritici die de islam verwijten dat die ouderwets is. De opgave voor de islam zou zijn om zich te onderwerpen aan de moderniteit, aan de eisen van deze tijd.

Volgens Diagne is die beweging naar moderniteit juist eigen aan de islam. ‘Dat is iets wat Wilders en Le Pen moeten begrijpen, maar ook de moslim zelf. Die zou zich moeten verbinden met dit oorspronkelijke idee van de islam.’

Die open islam ziet Diagne vooral bij twee van zijn favoriete denkers, de Franse filosoof Bergson en de Indiase moslimdenker Mohammed Iqbal. Zij ontmoetten elkaar in het Parijs van de jaren dertig. Een ziekelijke Bergson, die niemand meer wilde ontmoeten, maakte een uitzondering voor Iqbal, die was aangekondigd als gentleman-Indiër. Iqbal vertelde hem over het idee dat God zelf tijd was, een idee dat tijddenker Bergson zeer aansprak. Het denken van Bergson zou een grote invloed hebben op Iqbals belangrijkste geschrift, The Reconstruction of Religious Thought in Islam.

‘Het mooie is dat een omweg via Bergson je helpt om de Koran beter te begrijpen. Een open boek heeft er baat bij als het wordt verlicht door een denker uit een heel andere traditie, net zoals de Griekse traditie ooit zo betekenisvol was voor de islam. 

Bergsons idee over de ware tijd zie je terug in de Koran. Er is geen gesloten kosmologie, waarin God de wereld eens en voor altijd heeft geschapen. Die schepping is een voortdurend creatief proces, net zoals de menswording. De mens voltooit zich niet door zich te voegen naar oude regels, maar door de transformatie van zichzelf en de wereld. 

De moslim moet de Koran lezen alsof die net aan hem is geopenbaard. Wat moet ik als eenentwintigste- eeuwer, levend in New York, met dit oude boek? Dat is de vraag. De opgave is niet om me te verplaatsen in de situatie van een Irakees uit de achtste eeuw, en al helemaal niet om die tijd weer tot leven te weken. Dat is niet overeenkomstig de ware geest van de islam. Daar komt iets bij: als je leeft in nostalgie, en probeert het verleden te imiteren, zul je vaak zelf een traditie verzinnen. Vervolgens ga je imiteren wat je zelf hebt bedacht.’

Wat betekent het concreet om zo om te gaan met religie, bijvoorbeeld voor de positie van de vrouw?
‘De regels uit de Koran brachten een enorme vooruitgang voor de vrouw. Denk aan de richtlijn dat de man maximaal vier echtgenotes mocht hebben. Dat was een enorme vooruitgang als je bedenkt dat de vrouwen daarvoor waren overgeleverd aan mannelijk verlangen en willekeur. Het aantal vrouwen waarmee je als man mocht trouwen werd beperkt, vrouwen moesten gelijk behandeld worden. Een opgave waartoe geen man volgens de Koran in staat zou zijn. Wat betekende dat polygamie in de praktijk toen al onhoudbaar werd. En dat geldt helemaal voor deze tijd. Je moet de vraag stellen hoe die emancipatie die daar is ingezet, tegenwoordig voltooid kan worden. 

Fundamentalisten willen altijd terug naar de religie van hun voorouders, maar ze realiseren zich niet dat juist die wil tot emancipatie eigen was aan die religie. Ze weten niet dat juist de Koran hun wensen veroordeelt. Echt moslim zijn betekent dat je steeds verdergaat in de omarming van het idee van de gelijkheid van man en vrouw. Je gaat zover dat je juist de Verlichting en de moderne democratie kunt zien als voltooiing van de islam. Anders dan fundamentalisten denken, wordt de islam niet bedreigd door de moderniteit; ze wordt er juist door voltooid. En dat geldt ook voor de moslim: geen betere plek voor een moslim om te gedijen dan het moderne New York waar ik tegenwoordig woon. Een stad waar die gelijkheid wordt omarmd.