We zijn bang, zegt de Engelse filosoof Simon Critchley. Bang voor de islam, bang om onze banen te verliezen, bang voor de toekomst. We moeten die angst niet uitbannen, vindt Critchley. ‘We moeten leren aan angstmanagement te doen.’
‘Wij zijn in een permanente godsdienstoorlog verwikkeld, ook al denkt één partij dat ze zelf niet religieus is’, stelt Simon Critchley. De Engelse filosoof, verbonden aan de New School in New York, houdt wel van een stevig statement. Dat past ook bij het karakter van de New School, een universiteit met een maatschappijkritische traditie waar grote filosofen hebben gedoceerd die ooit Europa moesten ontvluchten vanwege fanatisme of rassenhaat – bijvoorbeeld de Joodse denkers Hannah Arendt en Leo Strauss. Denkers die bekend zijn geworden door hun analyses van het totalitarisme, maar die hun kritische blik evengoed op de liberale westerse democratie hebben gericht.
We spreken Critchley tijdens een Summer School aan de Universiteit van Tilburg, waar hij een kleine aanstelling heeft. Hij doceert deze week over de terugkeer van religie in de publieke ruimte. Het is de zomer waarin in Den Haag wordt getracht een kabinet te formeren met de PVV, en het nog steeds niet duidelijk is hoe de ‘gevestigde’ politiek met het populisme moet omgaan.
Critchley: ‘Angst heeft Europese samenlevingen in de greep, en wel de angst te worden overspoeld door religieuze fanatici. We zijn ervan overtuigd dat we door schade en schande zijn bevrijd van religieuze dogma’s, maar dat onze seculiere samenleving nu opnieuw wordt bedreigd door religie – de islam. Die angst voedt het populisme. Nu wil ik niet meteen in de discussie treden of bepaalde aspecten van islam onverdraagzaam zijn of niet. Maar ik ben er in ieder geval van overtuigd dat die tegenstelling tussen seculier en religieus onjuist is, en dat we dit onder ogen moeten zien om niet zelf onverdraagzaam te worden. Volgens mij is de religieuze grondslag onder onze samenleving niet verdwenen, alleen het religieuze register is veranderd.’
‘Een samenleving is altijd gebaseerd op het geloof, op zaken die we als heilig beschouwen. Dat geloof hoeft niet christelijk, Joods of islamitisch te zijn. Er is ook zoiets als een ‘burgerlijk geloof’, bijvoorbeeld geloof in democratie en mensenrechten. In onze cultuur worden gelijkheid en vrijheid van meningsuiting heilig verklaard. Deze waarden zijn niet alleen belangrijk, zij zijn boven iedere twijfel verheven en kunnen niet ter discussie worden gesteld. Wie dat probeert wordt beschouwd als een vijand, of erger, als een verrader. De taal die wordt gebruikt om de bedreigingen voor onze maatschappij te beschrijven is de taal van een heilige oorlog.’
Wilders
Die taal maakt het bijvoorbeeld lastig om weerwoord te bieden aan populisten. Bijvoorbeeld als Wilders een ‘kopvoddentax’ bepleit en over een ‘tsunami van islamisering’ spreekt. Ach ja, misschien drukt Wilders zich sterk uit, zo klinkt het dan, maar ‘hij heeft een punt’. Zijn we immers vóór een symbool van vrouwenonderdrukking? Vinden we dat de westerse verworvenheden aan een stel fanatici mogen worden overgeleverd? Op die manier is ruimte voor nuancering onmogelijk, je ziet zelfs hoe de politieke onwil afneemt om in zee te gaan met een partij met uitgangspunten die haaks staan op de rechtsstaat.
Het is dan ook niet toevallig dat Wilders zich zo vaak op vrijheid van meningsuiting beroept om zijn uitspraken te legitimeren. De vrijheid van meningsuiting is voor ons allemaal heilig, we willen er niet aan komen. Daarbij weten populisten een diepgewortelde angst aan te spreken die altijd in een maatschappij op de achtergrond sluimert. Voor Critchley is dit inspelen op angst geen uitwas, maar een onderdeel van een veel breder fenomeen: ‘Natuurlijk buiten de populistische partijen die angst uit, en Wilders doet dat op een nogal obscene manier. Maar het is een grote misvatting dat de politiek van angst zich beperkt tot de rechter vleugel in de politiek. In Denemarken, bijvoorbeeld, is een soort sociaal-democratisch conservatisme ontstaan. Credo is dat verworvenheden als de liberale seksuele moraal, het homohuwelijk of het liberale drugsbeleid, moeten worden verdedigd tegen degenen die ze bedreigen. Vervolgens is dit een reden om een rigide migratiebeleid op te zetten, want migranten zouden immers de instituties bedreigen die wij zo zorgvuldig hebben opgebouwd. Bij voorbaat worden migranten dus weggezet als een bedreiging voor liberale vrijheden; dat is een soort links racisme. Deze sentimenten zijn over het hele politieke spectrum verspreid. Wat de populistische partijen uitspelen is slechts de opgevoerde versie van de tendensen die bij alle partijen aanwezig zijn.’
Achter elk heilig huisje schuilt angst, aldus Critchley, want we dekken een fundamentele onzekerheid over ons bestaan af met zaken die wij absoluut verklaren. Neem nu vrijheid van meningsuiting: deze waarde drukt nu juist uit dat een samenleving nooit ‘af’ is, dat er een zekere ruimte moet zijn voor meningen en opvattingen die onwelgevallig zijn, omdat een totale blauwdruk van een samenleving doorgaans verschrikkelijk uitpakt. Maar die onwelgevallige opvattingen maken ook onzeker, en zijn moeilijk te verdragen. De vrijheid van meningsuiting is daarom een gebod geworden, waarmee dat wat onwelgevallig is – islam, maar ook mensen die ageren tegen islamfobie – wordt bestreden. In feite is die vrijheid van meningsuiting een nieuwe religie geworden, om daarmee de angst voor het onwelgevallige te bezweren; we geloven weliswaar niet meer in God, maar zijn te bang om zonder goden door het leven te gaan.
Iedereen wordt bevangen door een vlaag van onbehagen wanneer hij zich afvraagt of hij de juiste keuzes in zijn leven heeft gemaakt of wat de toekomst zal brengen. Iets wat heilig is biedt dan houvast om met die onzekerheid om te gaan. Critchley put in zijn analyse uit een filosofische traditie van denkers die over existentiële angst hebben geschreven, zoals Kierkegaard en Heidegger. Die angst treedt steeds meer op de voorgrond nu onze wereld steeds complexer wordt. Mensen zien hun buurt veranderen, weten niet of ze hun baan over een jaar nog zullen hebben. De oorzaken van die veranderingen zijn, onder andere door globalisering, steeds moeilijker te vatten.
Familievete
We moeten niet proberen die angst helemaal uit te bannen, zegt Critchley, want dat leidt tot onverdraagzaamheid. Als we proberen alle onzekerheden uit te sluiten, zien we juist van alle kanten gevaar. We verabsoluteren het eigen gelijk, en degraderen andere meningen, die ons wereldbeeld tegenspreken, tot iets immoreels. Critchley: ‘Politieke gemeenschappen bestaan alleen dankzij hun capaciteit om de angst te reguleren. Je vindt dat uitgangspunt al in de Griekse tragedie Oresteia van Aischylos. Daar bemiddelt de godin Athene in een familievete, in een poging om de cyclus van gewelddadige bloedwraak te doorbreken. De beëindiging van het conflict staat voor de stichting van de Atheense democratie. Athene houdt op het einde een beroemd pleidooi over rechtvaardigheid, maar ze zegt ook dat we angst nooit uit het politieke domein moeten verbannen. De rechtvaardigheid heeft angst als instrument nodig. Rechtvaardigheid betekent de mogelijkheid open houden dat je het verkeerd ziet, of dat andere visies het ook waard zijn te worden gehoord – hoe bedreigend dat ook is. Rigide overtuigd zijn van je eigen rechtvaardigheid leidt tot onverdraagzaamheid jegens anderen. Dan doe je aan een extreme variant van angstmanagement; namelijk het bezweren van die angst door een duidelijke vijand aan te wijzen.’
Wat zou ertegenover geplaatst moeten worden – een meer onbevreesde kijk op de werkelijkheid? Critchley: ‘Ik waak ervoor om te snel te zeggen dat er aan de ene kant weldenkend, liberaal kosmopolitisch denken staat, open minded, en aan de andere kant racistische of nationalistische sentimenten, en dat de eerste manier om met de angst om te gaan goed is, en de tweede slecht.’ Liberalisme lijkt op het eerste gezicht geen angst voor de wereld te kennen: de wereld is één globale markt geworden, we horen niet langer alleen bij onze ‘lokale’ gemeenschap, maar zijn door toenemende mobiliteit en internet leden geworden van diverse global communities. Maar in een kosmopolitische wereld staan al gauw minder aangename confrontaties te wachten, en we voelen een groot ongemak bij de vraag hoe daarmee om te gaan: de nieuwe Nikes blijken gemaakt in een sweatshop in China, naast dat tropische vakantieparadijs ligt een slum. Het liberale model biedt ons geen goede leidraad om daarmee om te gaan.
Het gevaar ligt op de loer dat we onze ogen sluiten voor ellende op de wereld en ons terugtrekken in een leven dat comfortabel, aangenaam en huiselijk is. Critchley: ‘Dan trekken we ons terug op een eiland, en werken liever aan onze persoonlijke perfectionering dan dat we ons engageren met de wereld. Misschien kunnen sommige geprivilegieerde westerse burgers zichzelf wijsmaken dat ze in een fantastische wereld leven, en dat alles goed is. Maar dat is niet waar: het is niet goed, en door de geschiedenis heen hebben we er vaak genoeg voor gezorgd dat het niet goed is in de wereld. We moeten beseffen dat wij zelf de oorzaak zijn van zoveel ellende. De luxe waarin wij leven heeft een prijs. Die prijs wordt betaald door mensen die ergens ver weg wonen, die wij niet zien, en wanneer zij in ons land komen opdagen, willen we ze niet hebben.’
Zoektocht naar waarheid
Zowel de fantasie van de vijand als de fantasie van een geglobaliseerde wereld die alleen winnaars kent komt voort uit een poging om de échte confrontatie met de angst te vermijden. Volgens Critchley ligt daar een taak voor de filosofie. Filosofie is een zoektocht naar de waarheid die ons wel met de angst confronteert: ‘Filosofie zet vraagtekens bij de illusies waarin wij leven. Filosofie begint met Plato’s grot, waarin mensen geketend zijn en alleen naar beelden kunnen kijken die zij voor werkelijkheid aanzien. En dan lukt het eindelijk iemand om zich te bevrijden, uit de grot te klimmen en dingen te zien zoals ze echt zijn. Maar dat is geen aangename ervaring. De waarheid is doorgaans hard.’
Passie voor waarheid klinkt heel lovenswaardig, maar waarom denkt Critchley dat mensen waarheid boven de veiligheid van de eigen comfortabele levens zouden verkiezen? ‘O, je kunt iemand niet overtuigen dat de waarheid belangrijker is. Maar ik denk wel dat mensen worden geconfronteerd met de waarheid door het lijden, dat ons allemaal op elk moment kan treffen, waardoor we worden gedwongen op een andere manier over onszelf te denken. Dat is bijvoorbeeld de moraal van Sophocles’ Oedipus. Oedipus had een goed leven; hij was koning, had een mooie vrouw en kinderen en was gelukkig. En dan realiseert hij zich dat hij de oorzaak is van het gif dat de maatschappij verteert. Dat ontketent een zoektocht naar de waarheid die tot inzicht leidt, maar die uiteindelijk tot zijn ondergang leidt. Dat is wat filosofie van je vraagt: om de waarheid na te streven ongeacht de prijs. Filosofie is er niet om mensen een hart onder de riem te steken zodat zij zich beter over zichzelf voelen. Filosofie confronteert ons met zaken die ongemakkelijk en onbehaaglijk zijn .’