Home Sally Haslanger: ‘Ik geloof in het succes van sociale bewegingen’

Sally Haslanger: ‘Ik geloof in het succes van sociale bewegingen’

Door Jeroen Hopster op 18 augustus 2015

Sally Haslanger: ‘Ik geloof in het succes van sociale bewegingen’
Cover van 09-2015
09-2015 Filosofie magazine Lees het magazine
Spinozahoogleraar Sally Haslanger is filosoof en activist. Bevlogen spreekt ze over misstanden in de  Amerikaanse samenleving als racisme en seksisme. ‘Je kunt als individu een kleine bijdrage leveren, maar grote problemen kun je in je eentje niet verhelpen.’

Ik twijfel er niet aan dat sommige rechters, medici en politieagenten in de Verenigde Staten seksisten en racisten zijn.’ Sally Haslanger imiteert het accent van een sheriff uit een zuidelijke staat. Onmiddellijk verontschuldigt ze zich voor het feit dat ze een stereotype neerzet. ‘Maar het hart van het probleem ligt dieper: niet bij de denkbeelden van deze individuen, maar bij de sociale verbanden waar zij deel van uitmaken.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In de Amsterdamse Agnietenkapel geeft Haslanger een lezing over ideologie en onrechtvaardigheid. De zaal zit vol, voornamelijk met academische toehoorders. Het is Haslangers tweede lezing als Spinozahoogleraar, een titel die zij dit jaar op uitnodiging van de Universiteit van Amsterdam mag dragen. Onder meer Richard Rorty, Judith Butler en Bruno Latour gingen haar voor.
Haslanger (1955) is feminist, activist en een van de meest vooraanstaande vrouwelijke filosofen van dit moment. Tijdens haar Spinozalezing spreekt ze over misstanden in de Amerikaanse samenleving. Haar bevlogen verteltrant – ‘Why do women matter, why do black lives matter?’ – wekt soms een theatrale indruk. Maar Haslanger speelt geen rol: haar bevlogenheid is oprecht. Met ingetogen stem: ‘It actually touches me.’
 

Sociaal onrecht

Een week later ontmoet ik haar in het filosofiedepartement van de Universiteit van Amsterdam. Een Nederlandse ochtendkrant bericht over hervormingen bij de Cleveland Police: politieagenten krijgen voortaan antiracismetraining. Ik vraag Haslanger of de vormen van discriminatie die zij in de Agnietenkapel aankaartte – seksisme en racisme – niet vooral Amerikaanse problemen zijn. ‘Ik koos die voorbeelden omdat het urgente problemen zijn in de VS – en problemen die mij persoonlijk raken. Maar de onderliggende kwestie – hoe het kan dat zelfs in een land met goede wetten onrecht bestaat – is veel algemener. Rechtvaardigheid is niet alleen een kwestie van wetten, maar ook van sociale normen en verwachtingen. Die kunnen per samenleving verschillen.’
 
Wat is onze grootste blinde vlek als het om sociaal onrecht gaat?
‘Onder andere genderverhoudingen, juist omdat die zo diep verweven zijn met ons dagelijks leven. Dit is wat vrouwen doen, dit is wat mannen doen. Dit is hoe vrouwen zich kleden, dit is hoe mannen zich kleden. Die rolverdeling wordt voor lief genomen, maar kan ook bevraagd worden. Volgens mij is dat volkomen onzichtbaar voor de meeste mensen. Je kunt blind zijn voor datgene waar je het dichtstbij staat. En dan zijn er ook de problemen rond ras, etniciteit en klasse. Daarvan is men zich wel bewust dat het problemen zijn, maar veel mensen weten niet goed hoe ze ermee moeten omgaan. Dus vermijden ze het liever helemaal. Veel mensen discrimineren zonder dat ze het doorhebben. Ze denken: ik ben geen racist, maar ondertussen handelen ze wel op een racistische manier.’
 
Welke vorm van sociaal onrecht is u tijdens uw verblijf in Nederland opgevallen?
‘Mijn man is minder valide – hij heeft MS. Hij kan een beetje met krukken lopen; soms gebruikt hij een scooter. Volgende week komt hij naar Amsterdam, en dat wordt heel moeilijk voor hem vanwege de straten met klinkers en de trappenhuizen die niet zijn ingericht op mensen met een lichamelijke handicap. In de VS is toegankelijkheid voor minder valide mensen ontzettend belangrijk; wettelijk is dat heel strikt vastgelegd. In Nederland ligt dat anders.’
 
U stelt: rechtvaardigheid is niet alleen een kwestie van de wet. Waarom niet?
‘Neem de gezinssfeer. Hoe voed je je kinderen op? Welke rol speelt religie daarbij? Welke eetgewoonten geef je je kinderen mee? Sinds mijn jeugd ben ik vegetarisch; volgens mij zijn veel van onze gebruiken rond het produceren van voedsel hoogst problematisch. Maar het zou verkeerd zijn als de overheid zei: “Jullie moeten allemaal vegetariër worden.” Zo werkt het niet. Anderzijds is voedselconsumptie niet een puur individuele, maar vooral een sociale kwestie: er is een menukaart vol met culturele verwachtingen. In de VS wordt Thanksgiving gevierd, een avond waarop alle families bij elkaar komen en kalkoen eten. Van jongs af aan werd mij als vegetariër gevraagd: “Maar wat eet je dan tijdens Thanksgiving?” Welnu, je kunt ontzettend veel maaltijden bedenken zonder kalkoen. Maar die kalkoen is zo cultureel betekenisvol, zo diep ingesleten in de traditie… Wat ik probeer over te brengen is dat deze culturele gebruiken rechtvaardigheidskwesties zijn. Net zoals koffie drinken of chocola eten, producten die zijn geproduceerd onder omstandigheden waarin mensen worden uitgebuit.’
 
Maar het is niet zo gemakkelijk om daar iets tegen te doen. In je eentje verbeter je de wereld niet.
‘Ik geloof in het succes van sociale bewegingen. De vrouwenbeweging heeft heel hard gewerkt om de rolverdeling binnen het gezin op de kaart te zetten. In de VS heeft de marriage equality-beweging met succes aandacht gevestigd op ongelijkheid tussen hetero’s en homo’s in het huwelijk. Er zijn milieubewegingen, de fairtradebeweging… Je kunt als individu een kleine bijdrage leveren, maar grote problemen kun je in je eentje niet verhelpen. Maar als je met anderen samenwerkt om het maatschappelijk bewustzijn te vergroten, dan denk ik dat je wel degelijk verschil kunt maken. Daarbij is het belangrijk om goed na te denken over alternatieven. Niet alleen roepen: “Geen koffie drinken!”, maar ook een fairtradeproduct aanbieden, met dezelfde prijs en kwaliteit. En nadenken over nieuwe tradities, nieuwe manieren om iets te vieren. Neem het homohuwelijk: dat is een instituut dat bijdraagt aan het normaliseren van homoseksualiteit. Het normaliseert homo-stellen, geeft hun dezelfde status als heteroseksuele koppels. En geleidelijk verandert ons denken over homoseksualiteit.’

 

Waarderen

Een belangrijk thema voor Haslanger is het veronderstelde onderscheid tussen dat wat ‘natuurlijk bepaald’ en dat wat ‘sociaal geconstrueerd’ is. Volgens Haslanger zijn natuurlijke categorieën flexibeler dan wij vaak denken, en kunnen sociale categorieën meer gefixeerd raken dan wij hadden gedacht. ‘Neem de gezinsstructuur. De norm is de biologische familie; in de VS worden adoptiegezinnen nog steeds bekeken als second best. Dat is misschien niet verrassend: er is een “natuurlijke” standaard, zo lijkt het, van wat een normaal gezin behoort te zijn. Maar als je je daar verder in verdiept, dan ontdek je dat onze westerse norm – twee ouders die samenleven met pakweg 2,7 kinderen – historisch gezien lang niet altijd het dominante model is geweest. Vaak woonden grootouders, ooms, tantes, ouders en kinderen allemaal samen. En er zijn ook andere modellen, bijvoorbeeld alle mannen in het ene huis en alle vrouwen in het andere. Mensen worden verleid door het idee: dit is nu eenmaal wat een gezin is. Maar dat idee is problematisch.’
 
U hebt zelf twee kinderen geadopteerd.
‘Ja. Dat zijn open adopties: ik ken de biologische familie van mijn zoon en dochter. Die families komen bij ons over de vloer, en mijn man en ik bij hen.’
 
Kende u de families al vóór de adoptie?
‘Niet bij de familie van mijn zoon, wel bij mijn dochter. Ik was bij haar geboorte; mijn man en ik namen haar vervolgens mee uit het ziekenhuis. En we onderhouden contact met haar biologische familie. Mijn dochter noemt haar biologische moeder “mam” en ze noemt mij ook “mam”. Ze heeft twee moeders. We hebben een heel uitgebreide familie, een enorme mix. Mijn man is Joods, dus er is een Joodse tak, en onze kinderen komen uit twee zwarte families, die heel verschillend zijn. Maar we werken allemaal samen voor het welzijn van de kinderen. Het zijn niet de kinderen van de een of van de ander: het zijn ónze kinderen.’
 
Uw onderwerp – welke verhoudingen zijn natuurlijk, welke zijn sociale constructies – is nauw verweven met voorbeelden uit uw eigen leven.
‘Ja, ik gebruik mijn leven en ervaring als reservoir om helder over filosofische en maatschappelijke vragen na te denken. Toen mijn zoon vijf jaar oud was, gingen we eens spelen in het park. Een jongen fietste op ons af en vroeg aan mij: “Is dat uw zoon?” “Ja”, zei ik. Hij keek me aan en vroeg: “You mixed?” Dat wil zeggen: bent u zowel donker als blank, van gemengde afkomst? Ik antwoordde: “Nee, ik ben niet gemengd, maar mijn familie is gemengd.” En hij antwoordde: “O, cool!”, en reed weer weg. Dat was gewoon een korte ontmoeting met een kind in een park, maar later heb ik daar een filosofisch artikel over geschreven. Wat je meemaakt als ouder geeft veel stof voor filosofische reflectie.’
 
Persoonlijke ervaringen zijn een bron van filosofisch inzicht?
‘Ja. In de jaren zestig, toen de VS nog heel gesegregeerd waren, verhuisde ik van een noordelijke naar een zuidelijke staat. Ik ging naar een boarding school en mijn kamergenoot was donker. Ik kende wel donkere mensen, maar nu deelde ik ineens een kamer met een donkere scholier. Dat was toch wat anders. Die ervaring heeft mij zeker gevormd. Ik vermoed dat ik, als ik die ervaring niet had gehad, ook iemand zou zijn geweest die vriendschap tussen mensen met een andere huidskleur belangrijk zou vinden. Maar deze specifieke ervaring heeft dat belang voor mij veel urgenter gemaakt.’
 
Je een voorstelling maken van hoe het is om een bepaalde ervaring te hebben is toch iets anders dan die ervaring zelf hebben?
‘Absoluut. Mij werd geleerd, als klein meisje in het Zuiden, dat het vreemd was om donkere mensen aan te raken, of dicht bij hen te komen. Ik denk dat veel blanken die opgegroeid zijn in een blank milieu, te nerveus en onzeker zijn om in de omgeving van donkere mensen te komen. Mijn eigen kinderen zijn donker, mijn vrienden zijn donker, dus die nervositeit heb ik niet. Hetzelfde geldt voor onze omgang met minder valide mensen: velen worden nerveus in hun omgeving, weten niet goed wanneer ze hulp moeten aanbieden en wanneer juist niet. We begeven ons het liefste in gemeenschappen van mensen die er precies uitzien zoals wij. Ik denk dat het belangrijk is om dat te doorbreken. En dat is wat persoonlijke ervaring kan doen. Ik kan met je redeneren over het feit dat de ervaring van elk mensenleven ertoe doet, maar zodra je fysiek met mensen uit andere gemeenschappen in aanraking komt, maakt dat een veel grotere indruk.’
 
In Nederland wordt weleens gesproken over het idee van een ‘sociale dienstplicht’: aan het einde van je middelbareschooltijd moet je een tijdje werken in de sociale sector. Dat zou een mooie gelegenheid zijn om zulke ervaringen op te doen.
‘Dat denk ik zeker. En reizen kan dat ook doen: mensen aanmoedigen om naar andere landen te gaan, waar ze zelf kunnen meemaken hoe de dingen anders worden aangepakt. Je ziet dat er alternatieven zijn en daardoor ervaar je de eigen aanpak niet langer als vanzelfsprekend. Mijn indruk is dat de Nederlanders redelijk bereisd zijn. Maar op dat contact blijven hameren – mensen laten omgaan met immigranten, hen ouderen laten helpen, hun leren hoe je met gehandicapten omgaat – is heel belangrijk. Het leert je de veelheid van menselijke levens en ervaringen te waarderen.’