Home Robbert Dijkgraaf: ‘Het lijkt alsof de wereld begrepen wíl worden’

Robbert Dijkgraaf: ‘Het lijkt alsof de wereld begrepen wíl worden’

Door Jeroen Hopster op 24 april 2012

Cover van 05-2012
05-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Ik zou nog weleens deel willen uitmaken van een wetenschappelijke revolutie.’ Natuurkundige Robbert Dijkgraaf wordt per 1 juli 2012 directeur van het vermaarde Institute for Advanced Study in Princeton.

Wat kan ik weten?
‘Wetenschappers zijn als cartografen die onontgonnen stukjes land in beeld brengen. Er is geen enkele garantie dat wij daarin slagen, dat de wereld die buiten het directe menselijke blikveld ligt door ons begrepen kan worden. Maar telkens weer lukt het ons om die kaart uit te breiden, zowel in de richting van de allerkleinste structuren als in die van de grote kosmos. Nergens zien we een bordje staan “verboden voor mensen”. Het is een wonder dat de wereld zo begrijpbaar is: het lijkt alsof zij begrepen wíl worden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In de natuurkunde is dat begrijpen veelal van wiskundige, technische aard. Vaak ontbreekt het filosofische kader om dit begrip te duiden. Die scheiding tussen wetenschap en filosofie is een serieus probleem. Ik deed eens mee aan een debat waarin gefilosofeerd werd over tijd. Voor een natuurkundige is tijd iets waarmee hij dagelijks werkt, zoals een timmerman werkt met hout: je kunt het buigen en bewerken. Terwijl de aanwezige filosofen verzonken in bespiegelingen over het wezen van tijd, zat ik daar als timmerman bij en dacht: wacht even, tijd is ook gewoon iets waarmee je kunt werken! Hoe kun je daar nu over praten zonder mijn werkplaats te bezoeken om te zien wat ik allemaal aan het timmeren ben? Omgekeerd denken filosofen: in die werkplaats wordt weliswaar getimmerd, maar weten ze daar eigenlijk wel wat hout is?’

Wat moet ik doen?
‘De echte doorbraken in onze kennis komen voort uit menselijke nieuwsgierigheid. Er zit blijkbaar een snaar in ons die geraakt wordt zodra we iets begrijpen. Om die te vinden moeten we de confrontatie aangaan met het onbekende, een sprong in het diepe wagen. Soms vind ik het heel ontroerend om te zien dat een wetenschapper zo’n donker pad inslaat, wetend dat het hem tien of twintig jaar zal kosten en dat hij misschien nooit meer terugkomt. Wat drijft een ontdekkingsreiziger om met een gammel bootje de oceaan op te gaan? Waarom gaat een astronaut in een raket zitten? Omdat hij gehoor wil geven aan die drang om contact te leggen met het onbekende.

Wetenschap vertelt ons iets over de wereld om ons heen, en die kennis maakt ons ook verantwoordelijk. Machteloos aan de zijlijn staan kan eigenlijk niet meer. Wat wij bijvoorbeeld ontdekken over onze planeet, waar onze eigen technologieën verwoestend en misschien onomkeerbaar ingrijpen, geeft een verplichting om na te denken over oplossingen. Wetenschappers gaan op zoek naar de donkere vlekken op de kaart, maar ze hebben ook de nadrukkelijke taak om zich te engageren met de bekende wereld.’

Wat mag ik hopen?
‘Zelf zou ik nog eens deel willen uitmaken van een revolutie. Het moment waarop er in de wetenschap zo’n omslag plaatsvindt, is enorm spannend: je moet je oude ideeën loslaten en een heleboel kennis vergeten voordat je kunt aanvaarden dat daar iets nieuws voor in de plaats komt. Mensen die veel reizen weten dat je enorm kunt genieten van een bepaalde plaats, maar dat het soms ook aangenaam is om weer uit die plaats te vertrekken. Wetenschappelijke verandering is ook zo’n proces van loslaten. Er zijn momenten dat je met z’n allen in een kamer zit en denkt: nu hebben we het allemaal wel gezien. Maar dan vind je plotseling toch nog een verscholen deurtje, en daarachter blijkt een heel nieuwe kamer verscholen te liggen.’

Wat is de mens?
‘De mens bevindt zich op een redelijk non-descript, middelmatig plekje in het heelal. In allerlei opzichten merken we dat de kosmos niet voor ons is gebouwd. Maar tegelijkertijd hebben wij een enorm sterke positie. Naarmate we meer over de wereld te weten komen, beginnen we steeds meer te waarderen hoe bijzonder het is wat wij mensen doen. Wij zijn de schrijvers van de kosmos, wij beschrijven dit geheel en dragen die kennis van generatie op generatie over.

Ongetwijfeld zijn we gebrekkig in de manier waarop we die voorstelling analyseren, maar we dienen te beseffen dat het een fantastische prestatie is dat wij, vanaf dat kleine blauwe spotje dat onze Aarde is, dit alles binnen een paar honderd jaar en met toenemende versnelling in kaart hebben gebracht. Ik denk weleens: de echte oerknal en expansie van het heelal begonnen niet 13,7 miljard jaar geleden, maar hebben betrekking op de periode van de laatste paar honderd jaar waarin wij dat geheel hebben gereconstrueerd. Wij hebben de geschiedenis veel sneller geschreven dan die zelf nodig had om zich te ontvouwen.

We begaan een grote zonde door klein te denken. Natuurlijk kunnen er technische begrenzingen zijn aan ons begrip, maar die grenzen liggen vooral in ons eigen hoofd. De grote filosofische vragen zijn onvoorstelbaar groot, maar toch moeten we naar antwoorden toe proberen te werken, door stellages te bouwen en die richting op te klimmen. Eerlijk gezegd denk ik dat we op dit moment de rol van de mens nog te veel onderschatten. Wij bekleden een bijzondere positie, en met die positie gaat ook een verantwoordelijkheid gepaard: een verantwoordelijkheid voor onszelf en voor de Aarde, maar ook om aandachtig te blijven kijken naar de machtige voorstelling die hier gaande is.’

Blikwisselingen
Robbert Dijkgraaf
(Bert Bakker)
308 blz. / € 19,95