Volgens Immanuel Kant (1724-1804) past elke filosofie in 4 vragen: Wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? Wat is de mens?
01 Wat kan ik weten?
‘We kunnen veel te weten komen, maar daarmee raken we niet aan de grenzen van de kennis, want ik geloof niet dat die er zijn. Wel stuiten we op de limieten van onze eigen apparatuur: bijvoorbeeld de grenzen van ons brein, en het feit dat we een eigen positie innemen in allerlei sociale verbanden en ordeningen. In die zin zijn we altijd deelnemers aan het spel: we kunnen niet van het speelbord afstappen en het geheel van een afstandje bekijken.’
02 Wat moet ik doen?
‘Veel van mijn personages staan nogal passief in het leven. Het zijn allemaal versies van mij zonder het schrijven. Lange tijd zweefde ik door het leven heen, en wat ik ondernam leidde nooit ergens toe. Schrijven heeft me in het leven doen landen; in feite is het mijn redding geweest. Ik zou daarom willen zeggen: doe datgene waarin je je hart wil leggen. Als je dat doet, wordt het leven vanzelfsprekender. De kans dat je zielsverwanten zult vinden, is dan een stuk groter dan wanneer je biertjes blijft tappen voor studenten en toeristen in een jeugdherberg, iets wat ik ook lang heb gedaan.’
‘Zonder de ander ben je zelfs geen individu’
03 Wat mag ik hopen?
‘Dat je de omstandigheden waarmee je je geconfronteerd ziet goed aankunt. Dat je waardig zult reageren. Op de gebeurtenissen zelf hebben we immers weinig invloed. In de Zweedse film Turist (2014) wordt een gezin tijdens een skivakantie overvallen door een lawine. De vader duwt zijn kinderen opzij en rent hard weg. Die gebeurtenis werkt ontwrichtend, en tegelijkertijd is die voorstelbaar. Uiteindelijk weet je niet hoe je zult reageren. In mijn roman Ik kom hier nog op terug ziet de hoofdpersoon de journalist G.B.J. Hiltermann in zijn ochtendjas op de Amstelbrug staan, enigszins verloren, maar hij loopt hem voorbij. In werkelijkheid is mij dat zelf gebeurd: ik heb Hiltermann op de brug laten staan.’
04 Wat is de mens?
‘De vorm waarin wij gegoten zijn. Zodra je er meer over zegt dan dat krijgt het iets prekerigs. Voor een schrijver is de mens zowel zijn materiaal als datgene waarmee hij een verbinding aangaat. Een roman of een verhaal kan alleen aanslaan bij een lezer als diegene ook een mens is, en hij er dingen in kan herkennen. We verhouden ons altijd tot andere mensen, ook als je ervoor kiest je van de wereld af te keren. Elk van ons is een individu, maar zonder de ander ben je zelfs dat niet. Robinson Crusoë op het onbewoonde eiland is pas weer een mens zodra Vrijdag opduikt.’

Ik kom hier nog op terug
Rob van Essen
Atlas Contact
400 blz.
€ 24,99