‘Er was altijd dat buitenkantje dat niet durfde’
Ans Markus (77) is kunstenares. Ze staat bekend om haar schilderijen van vrouwen in windsels, en ook om haar fantastische outfits.

‘Van top tot teen gewikkeld in windsels, zittend op een schommel in de lucht: zo wilde ik me voelen. Vrij en veilig.
Op mijn dertigste kwam ik uit een tienjarig huwelijk dat gepaard ging met agressiviteit; ik had geen enkel gevoel van eigenwaarde meer. Ik wilde mijn verhaal vertellen, puur voor mezelf, en begon met het schilderen van figuren in windsels. Die windsels vormden een cocon waarin ik me kon terugtrekken, waarin niemand meer kon zeggen wat er niet goed was aan mij. Ik wilde nooit meer gekwetst kunnen worden, mezelf verstoppen. Maar het was niet zozeer de buitenkant die ik wilde verstoppen, maar de binnenkant.
Jaren later had ik een tentoonstelling in de Grote Kerk in Arnhem. Vanaf de entree tot helemaal achter in de kerk staan grote zuilen. Daaraan hing een serie over mode: een hommage aan Chanel, Dior, Balenciaga, dat soort namen. Grote doeken van twee meter hoog. De mode was de buitenkant – als jong meisje vond ik mode al uitermate boeiend – maar als je verder doorliep in de kerk kwam je bij de kern. Want achter die zuilen, in het heiligste stukje van de kerk, hingen onder meer de windsels, de oude handen van mijn moeder en stille interieurs. Daar had ik de binnenkant geschilderd: kwetsbaarheid, gekwetst zijn, het ouder dan oud worden van mijn moeder, stilte.
Recent kreeg ik opnieuw te maken met kwetsbaarheid. Ik heb kanker gehad en veel chemo’s achter de rug. In die periode ging ik vaak buiten wandelen. Ik zag paarse bloemen die ik nog nooit eerder had gezien; door de ziekte keek ik beter naar de wereld. Er ging een klepje open, een gevoelsklepje. Misschien was ik altijd een beetje afgesloten in mijn eigen wereldje met mijn schilderijen. Mijn dochter zei: “Mama, je bent veel vrijer geworden.”
In de windselperiode wilde ik ook vrij zijn. Ik wilde me openstellen, maar was altijd bedremmeld. Er was altijd dat buitenkantje dat niet zoveel durfde. Toen de windsels eraf gingen, dacht ik: ik mag er ook zijn.’
‘Wat voor mij binnen is, is voor andere mensen buiten’
Bozar Ben Zeev (34) is architect. Hij werkt als senior architect bij OMA, het internationale architectuurbureau waarvan Rem Koolhaas mede-oprichter is.

‘Een gebouw heeft altijd een binnen- en een buitenkant, maar die zijn niet voor iedereen hetzelfde. Een van de kernpunten van een gebouw is misschien wel dat het moet communiceren voor wie er hier een “binnen” begint, en voor wie een “buiten”.
Neem je eigen appartement: dat is alleen voor jou binnen. Maar misschien zit het appartement in een wooncomplex, met gemeenschappelijke ruimtes of een gedeelde galerij. Dat is voor een andere groep mensen binnen, met weer een andere fysieke deur die mensen buitenhoudt. En dat wooncomplex staat op zijn beurt in een buurt die bij een bepaalde groep mensen hoort. Zo krijg je een steeds groter wordende cirkel; er ontstaan meerdere schillen of een gelaagdheid waarbinnen je kunt zeggen: dit is voor mij binnen en voor andere mensen buiten.
Als architect ben je met zowel binnen als buiten bezig. Beide zijn heel anders. In het interieur schep je als architect de spelregels; jij schept de kaders waarbinnen iemand anders moet gaan leven. Terwijl de architect in het exterieur de speler is: de context is reeds bepaald door anderen – door regulaties, door de gebouwen eromheen, door normen en wetten. Met het exterieur ga je een dialoog aan met de maatschappij.
Een gebouw is voor mij geslaagd als het normen bevraagt. En als de ruimte de gebruiker ervan stimuleert om actief te reflecteren op hoe ze hun leven willen vormgeven. Zo heb ik een woning ontworpen die bestaat uit één grote circulaire ruimte, die door de dag heen kan transformeren. Rond een vaste kern met keuken en badkamer zijn alle ruimtes flexibel in te delen en met schuifwanden van elkaar gescheiden. Zo kan de hele woning met elkaar verbonden zijn of kunnen er specifieke ruimtes worden afgescheiden. De grens tussen binnen en buiten, privé en publiek, verandert hierdoor continu.
Misschien kun je zeggen dat de buitenkant van het gebouw het einde vormt van de binnenwereld van de bewoner. En de buitenkant van de bewoner komt tot expressie in de binnenwereld van de woning.’
‘De huid is een weerspiegeling van de persoon’
Vincent Bijlo (59) is cabaretier en hij is blind. Hij brak door met zijn voorstelling Made In Braille. Ook is hij schrijver van columns en boeken, en maakt hij podcasts.

‘Ik maak vaak imaginaire buitenkanten. Als ik mij iemand voorstel, dan stel ik me voor dat ik zijn of haar kleren voel, het haar, het gezicht. Die hebben verschillende texturen en warmtes. Ik ben sinds mijn geboorte volledig blind, dus ik heb van niemand die ik niet goed ken een beeld. Dat is niet erg, want ze zijn dan gewoon wat ze zijn: een stem, een lach, de geur van een bepaald parfum. Als ik terugdenk aan een persoon denk ik aan iets inhoudelijks, iets wat die persoon gezegd heeft bijvoorbeeld. Ik stel mij mensen voor aan de hand van sferen, van inhoud.
Wat schoonheid dan is? Dat is voor mij altijd gekoppeld aan iets in mij. Er bestaan heel veel gemeenschappelijke schoonheidservaringen. Als jij nu naar een bos gaat, dan zie je al die bruine en gouden bladeren. Iedereen vindt dat mooi. Voor mij wordt het pas mooi als we erdoorheen gaan lopen. Als ik de bladeren hoor ritselen, of als ik een lichte geur van rotting ruik.
Toch ervaar ik wel buitenkanten – door te voelen of die me voor te stellen, maar ik kan de buitenkant ook horen. Als ik over straat loop, hoor ik of er een busje of een auto naast me staat. Dat onderscheid kun je maken dankzij de echo, de stroomlijn, je kunt horen of de buitenkant veel geluid opneemt of niet.
Je moet als blinde goed in de ruimte zijn. Je moet gespitst zijn op de omgeving: waar jij bent en waar de ander is. Dat kun je doen door te voelen met je huid – met je buitenkant. Ik voel het bijvoorbeeld als ik dichtbij iemand sta, door de lichaamswarmte van die persoon. Of ik voel de lucht van de airco op mijn huid.
De huid is ook een weerspiegeling van de persoon. Als ik mijn moeder aanraak voel ik een ruwere, oude huid. Als ik mijn vrouw aanraak voel ik een veerkrachtige, mooie, leuke huid. Huid is waanzinnig belangrijk, omdat er zoveel warmte zit. Huid maakt je levend.’
‘Bij modellenwerk maakt de binnenkant ook uit’
Winny Nzeyimana (24) is model. Ze werkte onder andere voor de merken Daily Paper, Yume Yume en Les Coyotes de Paris.

‘Drie mensen moesten achter me aan lopen om mijn haar vast te houden. Ik had wel twintig meter haar op mijn hoofd: het zat in een knot, en daarna was het in grote cirkels gevlochten die in elkaar staken als een soort ketting. Ik vind het een van de mooiste foto’s die van mij is gemaakt. Waar dat ’m in zit? Door de hoek die de fotograaf heeft gekozen, valt het licht op de helft van mijn gezicht, waardoor mijn gezicht helemaal opleeft. Mijn blik is heel sterk, het is alsof ik een verhaal vertel met mijn ogen. Modellenwerk gaat veel over uiterlijk, maar de binnenkant maakt ook uit: je ziet aan de ogen hoe het model zich voelt.
Het mooiste vind ik dat ik mezelf elke keer in zulke andere vormen zie. Je kunt zoveel dingen creëren met één gezicht en één lichaam. Als beginnend model vond ik poseren heel moeilijk: wat moet ik met mijn armen, waar laat ik mijn handen? Hoe vaker je poseert, hoe beter je leert hoe je vormen maakt met je lichaam, hoe je bijvoorbeeld een driehoek krijgt. Het ligt ook aan wat je draagt: in een kaarsrechte jurk moet je echt iets met je lichaam doen om de jurk tot leven te brengen. Er moet beweging in komen, je moet spelen met de kleding. Als ik bezig ben op de set, stap ik als het ware uit mezelf om naar mezelf te kijken. Ik zie dan mijn gezicht en mijn lichaam voor me, en probeer me af te vragen welke vorm er nodig is, welke blik op mijn gezicht, welke emotie, hoe ik in de camera moet kijken.
Vroeger waren er in de modewereld beperkte standaarden voor schoonheid: ze waren heel strikt met maten, en iedereen op de runway was blond met blauwe ogen. Je zag alleen maar dezelfde modellen. Als je dat als jong meisje ziet, en je ziet er zelf anders uit, denk je: ben ik dan wel mooi? Nu zijn modellen steeds diverser. Zo divers dat je je kunt afvragen: wat is schoonheid eigenlijk?’
‘Reclames kunnen meer zijn dan een aantrekkelijke buitenkant’
Kiona de Vries (49) is reclamemaker. Ze is mede-oprichter en creative director van reclamebureau Calamity Jane in Amsterdam.

‘Veel reclames zitten enkel op buitenkant: wij zijn de beste, de mooiste, de grootste, de goedkoopste. Alles om jou zo snel mogelijk binnen te halen. Pure borstklopperij, en erg gericht op de male gaze: kijk mij de beste zijn.
Reclames zitten bomvol stereotypen. Dan heb je weer een commercial met een gepensioneerde man en een vrouw die hem een broodje geeft. Maar ook wat betreft diversiteit zie je veel campagnes doorslaan. Je ziet dat er bij veel reclames wordt gedacht: oh ja, we moeten ook nog een Marokkaanse vrouw en een zwarte man hebben. Dat is ook enkel gericht op de buitenkant: laten zien dat je het hebt begrepen, dat je weet wat er speelt in de wereld. Maar intern? Daar blijft alles hetzelfde.
Bij Calamity Jane zetten we het vrouwelijk perspectief centraal. Dat gaat verder dan enkel een spotje maken waarin een vrouw thuiskomt van werk en de man in de keuken staat. Met de female gaze vertel je andere verhalen. Mijn compagnon en ik hebben bijvoorbeeld ooit een campagne ontwikkeld voor een bedrijf dat meer vrouwelijke managers wilde aantrekken. Na een onderzoek bleek dat deze organisatie een glazen plafond had, en er te weinig vrouwen doorstroomden naar de top. Ons plan? Een grote terugroepactie. We wilden alle vrouwen die ooit bij dat bedrijf hadden gewerkt en vrijwillig waren opgestapt terughalen, zodat het bedrijf met hen in gesprek kon over hoe het anders moest. Want als er intern niets verandert, rennen die vrouwen later alsnog weg. Deze campagne heeft uiteindelijk het licht niet gezien. Het bedrijf vond het te heftig. Ze wilden gouden bergen beloven, een goed salaris, kom bij ons – toch weer de male gaze.
Wij willen eerlijk zijn. Het gaat om de balans tussen een aantrekkelijke buitenkant en een inhoud die klopt.’