Home Politiek Plato’s ideale staat
Politiek

Plato’s ideale staat

‘Tenzij filosofen koningen worden, zullen steden nooit van hun kwellingen bevrijd worden’, schrijft de Griekse filosoof Plato in Politeia.

Door Plato op 07 augustus 2015

Buste van Plato in de Vaticaanse musea Politeia ideale staat

‘Tenzij filosofen koningen worden, zullen steden nooit van hun kwellingen bevrijd worden’, schrijft de Griekse filosoof Plato in Politeia.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Bedenk dan verder, Glauco, dat er ook geen sprake is van een onrechtvaardige behandeling ten opzichte van de bij ons opgroeiende filosofen. We kunnen in tegendeel rechtvaardige redenen laten gelden, wanneer we hen dwingen zich het lot van anderen aan te trekken en over hen te waken’ we zullen hun namelijk zeggen: ‘In de andere staten spreekt het vanzelf dat zij, die zich tot wijsgeren opwerken, niet deelnemen aan het zware werk van de politiek: zij groeien er vanzelf op,  ondanks het politieke regime ter plaatse. Als nu iets vanzelf opgroeit zonder dat het door wie dan ook onderhouden wordt is het toch ook terecht dat dit er niet erg op gesteld is voor iemand anders te betalen.

Jullie echter hebben wij ter wereld gebracht met oog op je eigen welzijn en dat van de staat: om te zijn wat leiders en koningen zijn in een bijenzwerm. Een betere en volmaaktere opvoeding hebben jullie gekregen dan die wijsgeren van zopas, en jullie zijn beter dan zij in staat om aan wijsbegeerte en politiek samen deel te nemen. Dus moeten jullie dan ook, ieder op je beurt, afdalen in het gemeenschappelijke verblijf en je er aan wennen in de duisternis te kijken. Want als jullie eraan gewend zijn, zullen jullie duizendmaal beter zien dan de mensen daar, en zullen jullie bij elk van die afbeeldingen herkennen wat ze is en waarvan ze de afbeelding is: jullie hebben immers de echte originelen gezien van aI wat mooi en rechtvaardig en goed is. Zo zullen we ook – wij zowel als jullie – een reëel staatsbestel krijgen, niet een droomtoestand zoals dat nu in de meeste staten het geval is die bestuurd worden door leiders, die met elkaar vechten over ijdele schimmen en ruzie maken om aan de macht te komen, alsof deze een belangrijk goed zou zijn.’ De nuchtere waarheid, veronderstel ik, is echter deze: hoe minder toekomstige gezagsdragers erop uit zijn het bewind in handen te krijgen, des te beter wordt de staat ook ongetwijfeld bestuurd, en des te minder wordt hij door partijtwisten verscheurd. En het tegenovergestelde zal zich voordoen in een staat waar de leiders de tegenovergestelde instelling hebben.

– Absoluut.
– Zullen onze leerlingen dan, volgens jou, wanneer ze dat horen, ons ongehoorzaam zijn? Zullen ze weigeren hun deel van de politieke last op zich te nemen wanneer hun beurt gekomen is, terwijl ze anderzijds toch nog altijd het grootste deel van hun tijd onder elkaar kunnen doorbrengen in de zuivere wereld van de Ideeën?
– Uitgesloten, zei hij. De eisen die we hun, de rechtvaardigen, stellen zijn immers rechtvaardig. AJ moeten we toegeven dat ieder van hen het bewind alleen zd aanvaarden als een noodzakelijk kwaad, geheel anders dan de huidige leiders in de verschillende staten.
– Zo is het inderdaad, goede vriend, zei ik. Zoek – en vind voor je toekomstige leiden een levenswijze die te verkiezen is boven het simpele uitoefenen van macht, en je zult tevens de mogelijkheid gevonden hebben een staat goed re doen besturen.

‘Want in die staat, en in die staat alleen, zullen zij regeren die werkelijk rijk zijn, niet aan geld en goed, maar aan datgene wat men moet hebben om gelukkig te zijn, namelijk aan een goede en bezonnen levenswijze. Als echter bedelaars zich op de politiek werpen, mensen die hongeren naar persoonlijk bezit en die menen dat ze daar hun goed moeten halen, dan is die mogelijkheid uitgesloten. Want als politieke macht tot voorwerp van strijd wordt, dan leidt zo’n familietwist, zo’n inwendige verdeeldheid, tot de algemene ondergang, zowel voor henzelf als voor heel de rest van de staat.

– Dat is waar, gaf hij toe.
– Maar ken jij, buiten de echte wijsbegeerte, één enkele andere levenswijze die neerziet op politieke leidersposten?
– Absoluut niet.
– En toch is het noodzakelijk dat zij die zich in de politiek begeven, dat niet doen uit begeerte naar macht: anders wordt het een gevecht tussen jaloerse rivalen.
– Natuurlijk.
– Wie zul je er nu anders toe dwingen de bewaking van de staat op zich te nemen dan hen die er het meeste verstand van hebben de middelen te vinden om een goed staatsbestuur te vormen, en die tevens andere eervolle bezigheden en een betere levenswijze hebben dan die van een Politicus?
– Niemand anders.