Jan Bor moet zijn korte geschiedenis van de filosofie met veel plezier hebben geschreven. Hij schrijft enthousiast en lardeert zijn boek met speelse beelden.
‘Filosofie is een gepassioneerd verlangen naar en – er eenmaal door aangeraakt als door een liefdespijl – een houden van de wijsheid, sofia. Daarmee is de filosofie een zaak van het verstand én van het hart’, meent filosoof Jan Bor.
Met deze omschrijving van de wijsbegeerte opent Bor zijn nieuwste boek Filosofie in een notendop. In dit compacte overzichtswerk bespreekt hij behalve het westerse denken ook de filosofie van India en China. Hoewel Bor nauwelijks tweehonderd pagina’s tot zijn beschikking had, werd zijn Notendop geen aaneenschakeling van weetjes. In plaats daarvan presenteert hij een eigen interpretatie van de filosofiegeschiedenis.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Bor bespeurt in de ontwikkeling van de wijsbegeerte een belangrijke paradigmaswitch, namelijk van substantiedenken naar procesfilosofie. De antiek-Griekse en middeleeuwse filosofiestromingen zijn voorbeelden van substantiedenken: de wijsgeren zochten naar een hogere, overgankelijke werkelijkheid achter de wereld van de vergankelijke verschijnselen. Deze hogere werkelijkheid kreeg verschillende namen, zoals het Ene, God of de platoonse Ideeën. In de moderne tijd wijkt deze preoccupatie met metafysica voor het procesdenken. Onder invloed van denkers als Whitehead en Bergson gelooft men niet meer in statische en onvergankelijke substanties, maar beschouwt men de werkelijkheid als iets dat voortdurend aan verandering onderhevig is.
Voordat het procesdenken zijn intrede in het Westen deed, bestond het echter al in de klassieke Chinese en de boeddhistische filosofie uit India. Bovendien wijzen deze tradities op het principieel onkenbare karakter van de werkelijkheid. Volgens Bor leidt de moderne westerse aandacht voor het procesdenken en het onder andere door Levinas geïnitieerde je openstellen voor de ‘ander’ als vanzelf tot een dialoog met andere filosofische tradities. Op die manier opent de wijsbegeerte voor zichzelf nieuwe perspectieven.
Deze optimistische visie op de toekomstige wijsbegeerte is de grote verdienste van Filosofie in een notendop. Daarnaast valt het boek op door de creatieve vondsten. Zo herschept Bor, de zoon van een kunstschilder, een bekend schilderij van Thomas van Aquino. In de oude versie troont de middeleeuwse wijsgeer pontificaal in het midden, terwijl de antiek-Griekse denkers aan zijn voeten liggen. Bors versie is totaal anders: in een circustent laat hij Plato, Aristoteles en enkele andere wijsgeren een menselijke piramide vormen. Boven hun hoofden zwaait Thomas aan een trapeze; hij zal dadelijk de piramide afmaken. In plaats van een droge theoretische uiteenzetting te geven, maakt Bor zo op aanschouwelijke wijze duidelijk hoe Thomas schatplichtig is aan zijn wijsgerige voorgangers. Bovendien toont deze literaire vondst het belang dat Bor hecht aan het plezier in denken. Telkens laat hij deze passie in het leven en werk van de grote wijsgeren zien.
Het duidelijkst komt Bors passie naar voren als hij spreekt over de principiële eindeloosheid van de filosofische denkweg: ‘Ja, de weg bestaat in het begaan ervan. De horizon wijkt, daarachter opent zich de wereld van het denken over de grenzen van het paradigma heen. Het put uit een ontvankelijkheid die onbegrensd is en zich zo laat leiden door het hart.’