Home Persoonlijk, al te persoonlijk

Persoonlijk, al te persoonlijk

Door Sebastien Valkenberg op 28 maart 2012

Cover van 04-2012
04-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

In een biografie die uitzonderlijk diep op Karl Marx’ privéleven ingaat, groeit zijn echtgenote zo ongeveer uit tot de oermoeder van het communisme.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wie de titel zonder achtergrondkennis aanhoort, zou gemakkelijk kunnen denken dat hij een romannetje uit de Bouquetreeks in handen heeft. Liefde en kapitaal valt nauwelijks uit de toon tussen Huwelijk als voorwaarde en Bitterzoet aanbod. In werkelijkheid prijkt de eerste titel op een recent in het Nederlands vertaalde biografie van Karl Marx.
Enerzijds een zwaar gedocumenteerde biografie van ruim negenhonderd pagina’s, anderzijds de vederlichte boekjes om bij weg te zwijmelen. Verder kunnen twee boekengenres amper uit elkaar liggen. Een ongelukkige titelkeuze dus van journaliste Mary Gabriel, die het levensverhaal van Marx optekende? Dat is te snel geredeneerd. Ook inhoudelijk bestaat er namelijk verwantschap, en dat heeft te maken met de specifieke invalshoek van de biografe.
Over de grondlegger van het marxisme waren natuurlijk al vele biografieën verschenen. Wat dat betreft is Gabriel verre van origineel. Maar de bestaande richtten zich vooral op de publieke kanten van de hoofdpersoon. Of, zoals Gabriel schrijft: ‘Elk aspect van de filosofie van Marx bleek te zijn ontleed, elk woord van hem was gewikt en gewogen.’ Kortom, ruim baan voor de auteur van Das Manifest der Kommunistischen Partei (1848) en natuurlijk Das Kapital (1867-1894).
Als het accent komt te liggen op iemands historische betekenis, groeit hij al snel uit tot een krachtpatser die eigenhandig de loop van de geschiedenis verlegde. Was Marx inderdaad een ‘communistische heilige’ (of juist een ‘dolende zondaar’, zoals zijn tegenstanders beweerden’)? Aan deze kwestie werd zijn privéleven ondergeschikt gemaakt; berichtgeving hierover moest bijdragen aan een gunstige beeldvorming (of hem in een kwaad daglicht stellen). Derhalve was er in het Engels ‘niet één boek dat het verhaal van Marx’ gezinsleven volledig vertelde’, aldus Gabriel.
Vandaar dus de Bouquetachtige titel van haar biografie, die refereert aan de hechte band tussen Marx en zijn vrouw Jenny, die het huishouden draaiende hield terwijl haar man de revolutie voorbereidde. Maar ook richt Gabriel zich op ‘hun kinderen, plus het gezin in de ruimste betekenis, dus met Friedrich Engels en Helen Demuth’. De eerste was Marx’ hondstrouwe compagnon; bij de tweede verwekte hij een buitenechtelijke zoon.
Deze nadruk op het persoonlijke leven van Marx heeft zijn voordelen. Hij wordt teruggebracht tot een mens van vlees en bloed. Beschouw hem niet als studeerkamergeleerde die louter interesse had voor het werk van G.W.F. Hegel en Ludwig Feuerbach. Hoewel hij deze denkers verslond, viel hij ook als een blok voor la vie bohème. Uren kon hij blijven hangen in de kroeg met vrienden en bondgenoten – zijn gezin thuis in armoe – om plannen te smeden. Ongeduldig, aldus Gabriel, zette hij uiteen welke glorieuze toekomst er mogelijk was.
 

Stockholmsyndroom

Deze beschrijvingen behoren tot de boeiendste van de biografie. Marx als kroegtijger legt namelijk meteen een stukje ideeëngeschiedenis bloot. Halverwege de negentiende eeuw gistte het overal in Europa. De een wilde meer democratie, de ander grotere persvrijheid, en een derde keerde zich tegen het kapitalisme. Maar gemeenschappelijk was de diepe onvrede over de status-quo, zeker onder jongeren. Ze verzamelden zich in cafés en koffiehuizen, die uitgroeiden tot broedplaatsen van de revolutie. In 1848 zou deze op verschillende plaatsen tot uitbarsting komen.
De broeierige samenzweringen en utopische mijmeringen – soms is het net alsof je Duivels (1873) leest van Dostojewski. Vooral Michail Bakoenin en Marx bleven een leven lang botsen. Maar qua radicalisme deden ze nauwelijks voor elkaar onder. De anarchist (Bakoenin) was voor de afschaffing van de staat en de communist (Marx) voor afschaffing van het privébezit.Desnoods moest de geschiedenis een duw in de goede richting krijgen. Er was namelijk een manier om ‘de doodsstrijd van de oude samenleving en de bloedige barensweeën van de nieuwe te bekorten, te vereenvoudigen en te concentreren – en dat is door revolutionaire terreur’.
Dus ja, het is zinvol om uitgebreid in te zoomen op Marx in gezelschap van zijn familie, vrienden én vijanden. Toch kleeft ook aan deze benadering een risico, demonstreert Gabriel. ‘Zonder hen was er geen Karl Marx geweest,’ stelt ze, ‘en zonder Karl Marx had de wereld die wij kennen er heel anders uitgezien.’ Volgens deze redenering groeit vooral zijn echtgenote zo ongeveer uit tot de oermoeder van het communisme. Je moet iemands intimi niet wegduwen uit de geschiedenis, maar overschatting van hun rol is een andere valkuil.
Zodoende dreigt iets wat lijkt op het Stockholmsyndroom. Dit treedt soms op tijdens een gijzeling: langdurig in de nabijheid verkeren van de gijzelnemer kan gek genoeg leiden tot sympathie bij de gegijzelde.
Heeft Gabriel misschien ook Marx iets te dicht op de huid gezeten? Die indruk wordt nog eens versterkt als ze de racistische en antisemitische opmerkingen in de correspondentie tussen de gezinsleden overslaat. Zulke passages heeft ze geschrapt, deelt ze de lezer mee in de inleiding, want: ‘Het is glashelder dat Karl en Jenny Marx geen racisten waren.’ Andere overweging: zulke opmerkingen weerspiegelden nauwelijks hun eigen opvattingen, maar die van de samenleving waarin ze leefden. Dat wil de lezer dan graag zelf beoordelen. Iets meer kritische distantie had de biografie goedgedaan.