Elias Canetti schreef in de jaren dertig van de vorige eeuw de schitterende roman Die Blendung (in het Nederlands vertaald als Het martyrium). De hoofdpersoon van het verhaal heet Peter Kien, een beroemde geleerde die leeft te midden van zijn boeken. Die boeken zijn alles voor hem, maar door de manier waarop hij probeert zijn leven in zijn bibliotheek te beschermen, verliest hij uiteindelijk niet alleen zijn boeken, maar ook zijn verstand.
Door allerlei noodlottige ontwikkelingen vervalt hij steeds meer in een ernstige paranoia. Die brengt hem er op een gegeven moment toe zijn boeken omgekeerd in de kast te zetten: met de rug naar de achterkant van de kast. Hij doet dat om te voorkomen dat de vijanden die op zijn bibliotheek azen de titels kunnen lezen. Zelf heeft hij de titels niet meer nodig om de boeken te herkennen. Hij kent ze en zij kennen hem; ze spreken met elkaar.
Op mijn werkkamer zit ook ik tussen wanden en stapels met boeken, al zijn het er niet zoveel als de 25.000 van Peter Kien. Vooral mensen die zelf niet lezen, vragen me soms of ik die boeken ook allemaal gelezen heb. Dat is niet het geval – ik hou me aan het advies van wijlen Sam IJsseling, die vond dat je altijd genoeg nog niet gelezen boeken in huis moest hebben om er de rest van je leven door te kunnen brengen.
Hoewel het een enkele keer voorkomt dat ik een boek koop waarvan ik niet alleen vergeten was dat ik het al had, maar zelfs dat ik het al gelezen had, weet ik doorgaans toch goed het boek te vinden dat ik zoek. Maar anders dan voor de hoofdpersoon van de roman zou dat mij niet lukken als ze achterstevoren in de kast zouden staan. Toch herken ik wel iets van de verstandhouding die Kien met zijn boeken heeft, al zijn het in mijn geval juist die titels en auteursnamen op de rug die mij elke dag weer aanspreken.
Soms vragen ze beschuldigend of ik eindelijk eens tijd voor ze heb, of ze herinneren me aan mooie uren die ik met ze doorbracht. Regelmatig maken ze me onrustig omdat er nog zoveel is dat ik zou willen lezen of herlezen. Maar meestal geven ze het troostrijke gevoel dat ik niet veel meer nodig heb dan die kamer met boeken, waarin ik me thuis voel.