Home Onderwijs moet ruimte laten voor verwondering

Onderwijs moet ruimte laten voor verwondering

Door Onderwijs moet ruimte laten voor verwondering, Hester IJsseling en Joop Berding op 04 juni 2021

Onderwijs moet ruimte laten voor verwondering
Cover van 06-2021
06-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Het instrumentele denken dat het onderwijs domineert, vermorzelt kinderen en leraren. De filosofie van Cornelis Verhoeven, die deze maand twintig jaar geleden overleed, helpt om weerstand te bieden.

Beeld Jean Counet

Yunuscan is een opgewekt, lief joch met een pientere blik in zijn ogen. Hij is een van de kinderen uit de veelbesproken serie Klassen die omroep Human vorig jaar uitzond. Daarin wordt een aantal kinderen en hun leraren in Amsterdam-Noord gevolgd. Als Yunuscan een woord niet kent, zoekt hij het op of vraagt het zijn juf. Op een avond is de familie naar een bruiloft, maar hij blijft thuis om te oefenen met de taal die thuis zelden wordt gesproken. Wat er ook ter sprake komt in de lessen, als een spons zuigt hij alles op, stralend van interesse. Zijn juf ziet wel dat hij iets in zijn mars heeft. Na een lesjesdag op de middelbare school danst hij met gespreide armen de school uit, de wereld in. Zijn moeder geniet van zijn enthousiasme.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tegenover de volheid van dit leven staat Yunuscans schooladvies: vmbo-T/havo-kansklas. Als zijn juf de grafieken bekijkt, brengen de harde data haar gevoel aan het wankelen. Welke toekomst ziet zij voor hem? De toets lijkt een neutraal instrument dat haar meer grip geeft op een complex verhaal, maar het is andersom: het instrument heeft háár in de greep en verandert de manier waarop ze Yunuscan ziet en met hem omgaat.

Het instrumentele denken dat het onderwijs domineert, vermorzelt kinderen en leraren. De filosofie kan helpen daartegen weerstand te bieden. Wij raadplegen daarvoor de Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven (1928-2001), die 27 jaar docent klassieke talen was voordat hij in 1982 hoogleraar filosofie werd aan de Universiteit van Amsterdam.

Verhoeven omschrijft filosofie onder meer als ‘de kunst het zekere weten te voorkomen’. In Inleiding tot de verwondering (1967), Tegen het geweld (1967), Tractaat over het spieken (1980) en elders komt die kunst tot uitdrukking in Verhoevens essayistische stijl en thematiek. Het geweld van de haast en de stelligheid vormt daarin een rode draad. De illusie dat de werkelijkheid in eenduidige termen te vangen is en dat we dan weten hoe het zit en wat ons te doen staat, is hem een doorn in het oog. Essayerend verzet hij zich tegen het uitdijende systeem van structuren en instrumenten dat de speelruimte van leraren en kinderen – en van wie niet? – overwoekert en alles wat wezenlijk is verstikt.

Vorming

In Tractaat over het spieken verwoordt Verhoeven een filosofie van het onderwijs in ‘een systematische en hardnekkige poging om het zicht op essentiële zaken vrij te houden tegen de corruptie van de praktijk in’. Met name de vormingskwestie houdt hem bezig: ‘datgene wat er gebeurt met iemand die opgeleid wordt.’ Onderwijs blijft niet beperkt tot kennis en vaardigheden bijbrengen, maar grijpt diep in het bestaan van leerlingen in. Op een ongrijpbare manier die je niet eigenmachtig kunt bewerkstelligen vindt vorming plaats, als ‘een gezegend neveneffect van de opleiding’.

Wie zich laat onderbreken door wat hem raakt en verwondering toelaat, vertraagt zijn pas. Het is precies die verlangzaming die ruimte schept voor vorming. Pas in die ruimte kan een kind het verband gaan zien waarin het is opgenomen en zich daarover verwonderen. Als we geen ruimte open­houden om regelmatig stil te staan bij de vormingskwestie, raakt het onderwijs overwoekerd door een wildgroei aan cijfers, labels en structuren.

Wanneer we Verhoevens filosofie ter harte nemen, kunnen kinderen en leraren misschien weer tevoorschijn komen in de volheid van hun bestaan. Misschien kunnen ze dan weer in het onderwijs ‘wonen’ – een woord dat Verhoeven aan Heidegger ontleent, die in zijn werk duidelijke sporen heeft nagelaten. Verhoeven kan onze gids zijn als we aandacht willen schenken aan het gebeuren dat onderwijs is, als tegenwicht tegen het instrumentele geweld waaraan leraren en kinderen meer dan ooit zijn blootgesteld.

Vertragen

Om te beginnen is het goed te vertragen. Verhoeven noemt dat in Inleiding tot de verwondering met een term uit de muziek ritardando. Het ritardando is ‘een eiland van langzaamheid in een wereld van snelheid’. Het is een aarzeling toelaten, in plaats van je maar voort te laten jagen van doel naar doel, van toets naar toets. Vertraging maakt van de lijn tussen twee punten een ruimte waarin ‘een wereld aan betekenissen zich kan openen’.

Voor Verhoeven is filosofie ‘de kunst het zekere weten te voorkomen’

Snelheid wordt vaak geassocieerd met daadkracht en vitaliteit, maar is eerder een vlucht ‘in de spichtige rechtlijnigheid van het nuttigheidsstreven’, een vlucht voor de confrontatie met wat het begrip te boven gaat, uit angst voor ‘de nabijheid van de dingen en voor de verplichtingen die deze dreigende nabijheid oplegt’. Het vergt moed om te luisteren naar wat de dingen van je vragen. Je kunt dat alleen horen als je stilvalt.

Het ritardando is ‘een plotseling opkomende onzekerheid over de te volgen weg’. Je kunt je door die onzekerheid laten onderbreken of je kunt je ervoor afsluiten met een snelle actie, ‘mechanisch en met trefzekere eigenmachtigheid uitgevoerd’. Het verzet tegen deze ‘ideologie van de activiteit’ is verlangzaming, gekenmerkt door ‘omzichtigheid’ en een ‘naar alle kanten omzien’. In het ritardando opent zich een speelruimte waar wat je met elkaar doet ‘niet meer een doel hééft maar een doel ís’, een spel waar je samen in opgaat. De aanhoudende jachtigheid die leraren gevangenhoudt, verhindert dat de dingen rijpen tot de volheid van hun betekenis en belemmert de vorming van jonge mensen. In het ritardando komt de zorg om hun heelheid tot uitdrukking.

Yunuscans juf heeft onmiskenbaar gevoel voor het ritardando. Waar ze kan, houdt ze een ruimte open waarin haar kinderen tevoorschijn kunnen komen – maar het toetsapparaat doet die ruimte alras verschrompelen.

Verbinden

De snelheidscultus gaat gepaard met een tendens om de onderlinge verbondenheid van alles los te maken en op te splitsen in data. Het volle leven van een kind wordt met het oog op efficiëntie in cijfers vertaald. Moeilijkheden worden gereduceerd tot eenduidige problemen die met een minimum aan middelen kunnen worden opgelost. Dat de nadruk op efficiëntie een vorm van geweld is, komt aan het licht in het verhaal van de zwijgzame Esma, die ook in de serie Klassen wordt gevolgd. Jaar in jaar uit lijkt niemand op school haar nieuwsgierigheid te hebben geprikkeld of haar te hebben uitgenodigd een vraag te stellen. Aan het einde van groep 7 rolt uit de entreetoets een voorlopig advies: vmbo-basis. De kersverse directeur die op school schoon schip komt maken, heeft haar twijfels: ‘Ik keek haar in de ogen en dacht: dat advies klopt niet.’ Die aarzeling zou haar ertoe kunnen brengen om nog eens heel goed te kijken naar Esma en de context waarin zij heeft schoolgegaan. Maar de tijd dringt en ze wantrouwt
haar gevoel.

Om zekerheid te hebben wordt met een test vastgesteld wat Esma mankeert. De test zegt ‘dat jij het lastig vindt om door te zetten en om vragen te stellen. En als je iets lastig vindt en je vraagt geen hulp, dan kom je niet verder. Dat is uit dit onderzoek gekomen.’ Met de zekerheid van een kunstmatige keuze wordt het schooladvies gemeld: vmbo basis/kader met leerwegondersteuning. Om efficiënt tot een objectief oordeel te komen over wat haar kan worden toevertrouwd, is Esma opgedeeld in geïsoleerde kenmerken, eigenschappen en vaardigheden die in het leerlingvolgsysteem terstond ter beschikking staan.

De nadruk op efficiëntie is een vorm van geweld

Dit reductieproces zet haar mysterieuze zwijgen, vol van mogelijke betekenissen, op veilige afstand. Haar menselijkheid, met al haar verlangens en mogelijkheden en haar hele geschiedenis, is weggesneden – alleen de harde data blijven over. Het protest hiertegen is het ritardando, dat de dingen verzamelt en het verband herstelt.

Verwondering

Leraren hebben de verantwoordelijkheid voor een klas vol kinderen die allemaal onderwijs verdienen dat hun ruimte geeft om hun eigen weg in de wereld te vinden. Daartoe moeten leraren dagelijks allerlei keuzes maken, zonder ooit zeker te weten of ze het goede doen. Het vergt moed om die kwetsbaarheid te erkennen en toch besluitvaardig te zijn. Wat zekerheid geeft is aanlokkelijk. In Tractaat over het spieken schrijft Verhoeven: ‘Vanuit een activistische instelling zullen mensen eerder bereid zijn een realiteit door hanteerbare schijn te vervangen dan te erkennen dat zij die realiteit niet naar hun hand kunnen zetten.’ De intern begeleider van Esma’s school zegt: ‘Een advies moet gebaseerd zijn op de feiten, op wat we nú zien, en niet op wat we denken dat iemand aan zou kunnen.’ Met ‘wat we nu zien’ verwijst ze naar wat ‘uit het onderzoek is gekomen’ – de hanteerbare schijn van de data, zonder de onbeheersbare betekenis­samenhang van Esma’s leven.

Een dergelijk sciëntisme, waarin data worden gezien als de werkelijkheid zelf, is in onderwijsland wijdverbreid. Veelvuldig wordt onderwijs benaderd als een mechanisch proces waarvan de effecten eenduidig te verklaren en te voorspellen zijn. Het bericht dat de filosofie de aanspraak op een objectieve waarheid als onhoudbaar heeft ontmaskerd lijkt het onderwijs niet te hebben bereikt. Hoe Esma in de wereld van betekenis kan zijn is niet uit te rekenen door haar te onderwerpen aan tests en interventies. ‘Er zijn doelen die alleen bereikt kunnen worden door passiviteit. En deze doelen zijn niet de minst belangrijke,’ schrijft Verhoeven in Tegen het geweld.

Vorming kan enkel plaatsvinden te midden van opvoeders en leraren die verwondering toelaten en die proberen te verstaan wat het zou kunnen betekenen wat er gebeurt. Midden in de hectiek die roept om beheersing en efficiëntie is het de kunst je te laten onderbreken, de tijd te nemen, je met echte interesse in het leven van een kind te verdiepen en het voor mogelijk te houden dat er altijd nog meer over haar te zeggen is dan alles wat je over haar te weten kunt komen.

Verwondering vraagt tijd. Het is de kunst om in een wereld vol stelligheid ‘het uitstel te verduren’, stelt Verhoeven in Inleiding tot de verwondering, en ‘te verwijlen in het ongewisse’.

Filosofie houdt de boel op, is inefficiënt en maakt onzeker, want ze laat zien dat de werkelijkheid altijd verwonderlijker is dan je denkt. Toch mag, als tegenwicht tegen het instrumentele denken, een filosofisch perspectief op onderwijs niet ontbreken, want verwondering betekent volgens Verhoeven in Tractaat over het spieken niet alleen ‘een tijdelijke rem op de hanteerbaarheid van de wereld, maar ook een verruiming van het uitzicht’. En komt de vorming van jonge mensen niet ook juist tot uitdrukking in hún vermogen te vertragen, zich te verbinden en te verwonderen? In de verruiming van hún uitzicht? Filosofie leert je ‘hetzelfde anders te zien’, aldus Verhoeven in Inleiding tot de verwondering. Dat is wat het onderwijs van Verhoeven kan opsteken.