Doet het ertoe of je het bestaan van God kunt bewijzen? Filosoof van de maand Søren Kierkegaard vindt van niet. Hij ziet het onvermogen om Zijn aanwezigheid aan te tonen zelfs als iets positiefs. Omdat God niet een objectieve waarheid is, vereist geloof de hoogste mate van innerlijke hartstocht.
In hedendaagse debatten over het bestaan van God wordt het christendom vaak opgevat als een verzameling stellingen over de objectieve werkelijkheid en probeert men de logische en/of empirische geldigheid van die stellingen te testen.
‘Kierkegaards visie op geloven staat hier haaks op. Volgens hem is het niet mogelijk centrale geloofsstellingen te bewijzen en al is het wel mogelijk allerlei objectieve feiten te verzamelen, beide ondernemingen leiden uiteindelijk alleen maar af van de vragen waar het om draait: Wat betekent het om te geloven? Wat houdt dit in voor de manier waarop een gelovig individu in het leven staat? Hij introduceert de term ‘subjectieve waarheid’ om hierover te spreken.’
Subjectieve waarheid is volgens Climacus (Kierkegaards pseudoniem) de hoogste waarheid met betrekking tot de menselijke existentie. Het gaat altijd om thema’s waar geen objectieve zekerheid over te verkrijgen is.
‘Bij geloven draait het om de subjectiviteit. Het gaat dus niet om de objectieve geldigheid van ‘God bestaat’, maar om hoe iemand zich tot Gods bestaan verhoudt: hoe dat haar levenshouding beïnvloedt, de keuzes die ze maakt, hoe ze haar leven ervaart, enzovoorts. Subjectiviteit betekent hier dus iets anders dan in het dagelijks taalgebruik, waar ‘subjectief’ vaak gebruikt wordt om te zeggen dat iets slechts een mening is of een persoonlijke voorkeur waarover niet te twisten valt. Subjectiviteit zoals Climacus dat bespreekt, draait om hoe je je tot jezelf en je eigen leven verhoudt en is daarmee van een veel fundamenteler orde.’
Maar als geloof subjectief is, is het dan alleen een kwestie van emoties en de wil of komt de ratio er ook nog aan te pas?
Dit artikel is exclusief voor abonnees