Nietzsche selecteerde zijn lezers door zijn dubbelzinnige taalgebruik. Het Nietzsche Wörterbuch moet diens werk toegankelijker maken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Iedereen die aan dit woordenboek meewerkt, wordt een keer door radeloosheid overvallen: je ziet steeds nieuwe betekenisnuances’, zegt Paul van Tongeren. Hij geeft leiding aan een onderzoeksgroep die het Nietzsche Wörterbuch samenstelt. Zeggen dat het een ambitieus project is, is te zwak uitgedrukt. Deel 1 van het woordenboek, 763 bladzijden dik, is net verschenen, en er zullen nog vijf delen volgen.
Van Tongeren is hoogleraar wijsgerige ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen en buitengewoon hoogleraar ethiek aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven. Hij is gepromoveerd op Nietzsche. Een woordenboek dat Nietzsches vocabulaire beschrijft, zal helpen de negentiende-eeuwse filosoof beter te lezen, zegt hij. ‘Nietzsche schrijft op een bedrieglijk toegankelijke manier. Daarom wordt hij zeer veel gelezen, ook buiten de filosofie. Daar is niets op tegen, maar als je grondig kennis wilt nemen van het werk, moet je door die toegankelijke oppervlakte heen. In het woordenboek proberen we te peilen naar de diepte die onder de verschillende woorden zit.’ Daartoe hebben Van Tongeren en zijn medewerkers Nietzsches totale vocabulaire, dat op dertigduizend woorden wordt geschat, teruggebracht tot vijfhonderd woorden die om een of andere reden (filosofisch, literair, receptiehistorisch) extra aandacht verdienen. Elk woord wordt uitputtend beschreven: hoeveel keer komt het woord voor, en in welke van Nietzsches werken? Wat is de etymologie ervan in de Duitse taal, en wat de begripsgeschiedenis? Welke verschillende betekenissen – in alle mogelijke nuances – geeft Nietzsche eraan,? Wat is de receptiegeschiedenis van de woorden? (‘Vooral relevant waar de termen door de fascistische Nietzsche-receptie zijn belast.’) Welke interpretatie is er in de secundaire literatuur aan gegeven? Van de vijfhonderd sleutelwoorden worden er 67 behandeld in dit eerste deel; daar hebben tien mensen – in deeltijd – zeven jaar aan gewerkt.
Is dit eigenlijk geen twijfelachtige eer voor Nietzsche? Als een filosoof zich helder zou uitdrukken, zou zo’n woordenboek niet nodig zijn.
Van Tongeren: ‘Dat is een ideaal van een bepaald soort filosofie, maar zeker niet het ideaal van Nietzsches filosofie. Tot op zekere hoogte realiseert Nietzsche het overigens wel, zijn werk heeft een soort transparantie, maar die is zoals ik al zei bedrieglijk. Ik denk dat het niet Nietzsches bedoeling was zo duidelijk mogelijk te zeggen wat hij te zeggen had. Hij zegt ergens: “Ich thue eben Alles, um selbst schwer verstanden zu werden.” Ik denk dat hij niet zozeer een mededeling wil doen, die de lezer klip en klaar zou kunnen begrijpen en waartegenover hij of zij een standpunt zou kunnen innemen, nee, hij wil iets bij de lezer teweegbrengen. De lezer moet gewekt worden, verontrust worden – wat je ook bij Kierkegaard ziet, en bij de latere existentialisten. Om dat tot stand te brengen moet hij voorkomen dat de lezer denkt: ik begrijp wat daar staat en ik ben het er wel of niet mee eens.’
Woorden hebben bij Nietzsche bijna altijd meerdere betekenissen, en zelfs conflicterende betekenissen. Een bekend voorbeeld daarvan is ‘deemoed’. Van Tongeren: ‘Dat woord heeft bij hem een positieve en een negatieve lading, en je kunt dat niet haarscherp uit elkaar halen. Je kunt niet zeggen: dit is de positieve betekenis van “deemoed”, en dit de negatieve. Er is een gevecht tussen die betekenissen gaande, en dat wordt op de lezer overgebracht. Wat Nietzsche wil doen met zijn veelzinnige taalgebruik, dat zo rijk is aan spanning, is het conflict van betekenissen in de lezer enten, opdat de lezer in zichzelf verward raakt en vraagt: maar wat betekent dat nu? Zijn teksten hebben een performatieve kracht, en het is evident dat het ook zijn bedoeling was die daarin aan te brengen.’
Elitair
‘Er is nog een tweede reden voor Nietzsche om niet zo toegankelijk mogelijk te schrijven: hij is in zekere zin een zeer elitair denker. Hij is ervan overtuigd dat alles wat van waarde is, maar voor weinigen is. De ondertitel van Also sprach Zarathustra luidt: “Ein Buch für Alle und Keinen”. Het is alsof hij wil zeggen: ik maak mijn werk dan wel openbaar, maar jij, lezer, moet eerst nog maar bewijzen dat je erbij hoort. In zijn hele werk zie je dat hij de lezer op de proef stelt, zijn publiek selecteert.’
Deel 1 van het woordenboek – met lemma’s als ‘Adel’, ‘Aristokratie’, ‘Christentum’ en ‘Demokratie’ – toont Nietzsche als antidemocraat die de gelijkheid van de mensen verwerpt en het volk als gepeupel ziet…
Van Tongeren: ‘En de volgende delen zullen geen ander beeld geven. Maar je kunt hem niet zonder meer antidemocratisch noemen, op dat punt moet je genuanceerd zijn. Nietzsche is een felle criticus van de democratie, maar als je het desbetreffende artikel in het woordenboek leest, dan zie je dat ‘Demokratie’ vaak iets anders betekent dan datgene wat wij er tegenwoordig mee bedoelen. Nietzsche duidt hiermee bijvoorbeeld dikwijls op de staatsvorm die nog vóór de hoogtijdagen van de Griekse democratie kwam. Die historische kennis moet je dus hebben. Bovendien is de ongelijkheid die Nietzsche verkondigt, een andere ongelijkheid dan die waartegen onze democratie zich verzet. Het is geen ongelijkheid door klasse of stand, intelligentie of geloofsovertuiging. Nietzsche doet een beroep op de mensen om te zoeken naar iets wat hoger is dan hun hedonistische bestaanswijze van het moment – of verder reikt dan de nihilistische desillusie die daarbij hoort. Dat beroep wordt in principe op iedereen gedaan. Vervolgens zal blijken, aldus Nietzsche, dat sommigen dat aankunnen en anderen niet – en daar komt de ongelijkheid vandaan. Ja, Nietzsche was in zekere zin antidemocratisch, maar niet zoals bijvoorbeeld extreem-rechtse partijen dat zijn. Het is van belang heel precies na te gaan wat de betekenis van die woorden is; juist daarvoor is het woordenboek bedoeld.