Home ‘Niets is slechter voor de wijsheid dan overdreven scherpzinnigheid’

‘Niets is slechter voor de wijsheid dan overdreven scherpzinnigheid’

Door Annette van der Elst op 29 november 2012

07-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

De gestolen brief ligt open en bloot in de kamer, maar er is een analyticus voor nodig om het verfrommelde document te ontdekken. Psychoanalyticus Jacques Lacan over Poe’s detective The Purloined Letter.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat er in de brief aan de Koningin staat, komen we niet te weten. Wel dat het bekend worden ervan desastreuze gevolgen zal hebben voor haar relatie met de Koning. The Purloined Letter (1845) van Edgar Allan Poe is het verhaal van de dubbele diefstal van een compromitterende brief. Allereerst wordt de brief gestolen door minister D. terwijl de Koningin machteloos toekijkt. Ze durft niets te zeggen omdat ook de Koning op dat moment in de salon aanwezig is en hij niets over de brief mag weten.

De Koningin valt vervolgens ten prooi aan D.’s chantage en na een aantal maanden vraagt ze ten einde raad de Prefect van Parijs – waar het verhaal zich afspeelt – de brief terug te ‘stelen’. Hij kamt de kamers van D. grondig uit, snuffelt achter het behang, sluit zelfs de mogelijkheid niet uit dat de brief in de poten van het bed is verstopt en onderzoekt dat op lassporen maar vindt de brief niet. Dan roept hij de hulp in van Auguste Dupin, de analyticus zoals Poe hem noemt (een amateur-detective die via logische deductie tot een oplossing komt). Een maand later brengt de Prefect de detective een tweede bezoek en zegt een beloning uit te loven aan een ieder die hem kan helpen de brief terug te krijgen. Dupin vraagt hem die cheque meteen uit te schrijven. De politieman doet wat hem wordt gevraagd, waarna Dupin onmiddellijk het bezwarende document tevoorschijn haalt.

Dupin vertelt later aan een vriend hoe hij de brief heeft ontvreemd. Hij ging bij D. op bezoek, getooid met een bril met groene glazen zodat hij onopgemerkt de kamer kon rondkijken. In een kaartenrekje ziet hij een halfverscheurde, verfrommelde brief (met een andere enveloppe, geadresseerd aan D. zelf) en weet dat het de brief is. Min of meer open en bloot, dus niet verstopt – precies zoals hij vermoedde (vertelt hij trots aan zijn vriend). Hij verruilt de brief voor een andere. Daarin heeft hij geschreven (en volgens Dupin zal D. zijn handschrift direct herkennen): ‘Un dessein si funeste, s’il n’est digne d’Atrée, est digne de Thyeste’, vrij vertaald: wat goed is voor de één, is goed voor de ander. En een verwijzing naar de Griekse mythologie: Atreus en Thyestes zijn verwikkeld in een listige strijd om leven en dood die ook de generaties na hen voort zal duren, net zoals de protagonisten van Poe’s verhaal een strijd voeren om de brief.

Ontrafelen

De Franse psychoanalyticus Jacques Lacan geeft een allegorische lezing van Poe’s verhaal waarin een belangrijke rol is weggelegd voor Dupin als (psycho)analyticus. Wat is de waarheid van La lettre volée (de titel van Baudelaire’s vertaling van Poe’s verhaal) vraagt Lacan tijdens een séminaire, een college, dat hij in de jaren ’50 geeft. Die waarheid schuilt in ieder geval niet in de inhoud van de brief, die in het verhaal niet wordt onthuld. De inhoud doet er volgens Lacan zelfs niet toe. Daarmee verschilt hij sterk van het klassieke idee van psychoanalyse, waarin het psychoanalytische werk een speurtocht is naar verborgen betekenissen die achter de uitingen, de woorden, van een patiënt schuilgaan. Als de gestolen brief een teken van het onbewuste is, is het volgens die opvatting de taak van de analyticus om de inhoud van de brief te ontrafelen, die – net zoals de Prefect denkt – in een biografische diepte verborgen moet zijn. Volgens Lacan is het echter niet de taak van de analyticus om de verborgen inhoud van de brief – de woorden en symptomen van de patiënt, de analysant – te lezen, maar juist om de oppervlakkige bewegingen van zijn verschuivingen te volgen die de brief in het verhaal ondergaat: de Koningin die niet wil dat de Koning de inhoud van de brief kent, de Koning die van niets weet, D.’s diefstal van de brief. ‘Je kunt ook te diep gaan’, zegt Dupin in het verhaal. ‘De waarheid is niet altijd in een put. Eigenlijk denk ik dat ze net als de meeste belangrijke kennis onveranderlijk oppervlakkig is.’ ‘Nil sapientiae odiosius acumine nimio’ is  dan ook het motto dat Poe aan het verhaal meegeeft (en dat hij aan Seneca toeschrijft, terwijl het in diens werk nooit terug is gevonden): ‘Niets is slechter voor de wijsheid dan overdreven scherpzinnigheid.’

Niet alleen blijft de speurtocht aan de oppervlakte, ook is het een duiding naar de letter (lees: letter/lettre). Lacan verwijst in het college over The Purloined Letter herhaaldelijk naar Freuds opvatting van de droomduiding: de droom is een soort rebus, een woordpuzzel waarin figuren gebruikt worden om woorden of letters voor te stellen, vervolgens moeten letters worden toegevoegd, verwijderd of vervangen. De uiteindelijke betekenis van het raadsel ligt in de aaneenschakeling van de verschillende letters. Net als de droom moet ook de tekst van de patiënt worden ontrafeld alsof het een rebus is. De psychoanalyticus moet dus niet op zoek gaan naar de zogenaamde symbolische betekenis van wat er gezegd of gedroomd wordt. De betekenis ligt immers niet in de objecten waarnaar de namen verwijzen, maar in het (woord)spel van het verschuiven en vervangen van letters.

Dupin lijkt van hetzelfde beginsel uit te gaan. Anders dan de prefect van D. denkt hij niet dat er achter de situatie een andere, echte waarheid schuilt. Hij gaat niet achter het behang zoeken naar een diepere betekenis. Hij blijft aan de oppervlakte, die hij heel letterlijk neemt. Hij overziet de kamer van D. en bekijkt die in detail, tot zijn blik valt op de verfrommelde brief die ogenschijnlijk niets met de gezochte brief te maken heeft.
 
D. heeft de brief open en bloot neergelegd – zodat die gevonden kan worden – maar rekent er tegelijkertijd op dat die door die openbaarheid onzichtbaar zal blijven. Als de brief gevonden wordt, zou dat ook een opluchting zijn voor D., die door de brief weliswaar macht heeft over de Koningin, maar die evenzeer lijdt onder het bezit ervan. D. gedraagt zich hier niet anders dan de analysant van de psychoanalyticus, wiens dromen volgens Lacan geen verhulde uitingen van het onbewuste zijn, maar boodschappen aan de ander – tijdens de psychoanalyse meer in het bijzonder aan de psychoanalyticus.

Dupin schuift de betekenis van het bedrieglijke tafereel niet terzijde; hij drijft het naar het punt waarop het naar zichzelf verwijst. Dan wordt duidelijk dat D. zegt: ik bedrieg jou. De analyticus Dupin stuurt die boodschap terug naar de afzender. Dat doet hij door in de brief die hij achterlaat de bedriegers Atreus en Thyestes te noemen. De boodschap van Dupin is: ‘Ik bedrieg jou, wat jij als boodschap verstuurt is wat ik jou laat zien en daarmee vertel jij de waarheid’. Dupin, de analyticus, wordt psychoanalyticus.
 
Slavoj Zizek (1949), Schuins beziend, Jacques Lacan geïntroduceerd vanuit de populaire cultuur (1996) – ‘De koning in The Purloined Letter personifieert de onschuldige onwetendheid van de grote Ander […] waarvoor we onze ware bedoelingen moeten verbergen […] Dit niet-weten van de Ander legt een bepaalde afstand bloot die ons bewegingsvrijheid verleent […] De ander moet niet van alles op de hoogte zijn: dit is een goede definitie van het niet-totalitaire sociale domein.’
 
Jacques Derrida (1930-2004), Le facteur de la vérité (1975) – Dupin weet dat de brief moet terugkeren naar de juiste plek, ‘de plek van de castratie: de vrouw als de ongesluierde plek van het missen van de penis, als de waarheid van de fallus, dat wil zeggen van castratie’.
 
Jean-Claude Milner (1941), Détections fictives (1985) – Dupin en D. zijn broers. Want hun achternamen beginnen met dezelfde letter; er staat een verwijzing in het verhaal naar Atreus en zijn broer Thyestes, en Dupin gaat met zoveel gemak op bezoek bij D.