Home Nicholas Fearn: ‘Wie ben ik? Wat kan ik weten? Hoe moet ik handelen?’

Nicholas Fearn: ‘Wie ben ik? Wat kan ik weten? Hoe moet ik handelen?’

Door Anton de Wit op 23 mei 2006

05-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Nicholas Fearn werd bekend door zijn bestseller Zeno en de schildpad, een toegankelijke inleiding in het werk van een aantal grote filosofen. In zijn nieuwste werk ontpopt hij zich steeds meer zelf als een filosoof.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Toen ik zeventien was wilde ik graag weten of er een leven na de dood was. Dus ik ging allerlei geleerde boeken van filosofen lezen om vervolgens tot de schokkende conclusie te komen dat niemand een antwoord had op die vraag. Maar ik kwam wel allerlei andere interessante vragen tegen. Wie ben ik? Wat kan ik weten? Hoe moet ik handelen? Ik ben filosofie gaan studeren omdat ik de antwoorden wilde vinden, maar ik heb nooit echt bevredigende antwoorden gevonden. Daar wilde ik me niet bij neerleggen.’

Aldus sprak Nicholas Fearn. Journalist en auteur, meldt zijn visitekaartje. Geen woord van gelogen, natuurlijk. Hij schrijft immers voor onder meer The Observer en The Economist. En schreef de internationale bestseller Zeno en de schildpad, waarin hij op speelse wijze een heel aantal grote filosofen besprak. Steeds meer laat Fearn echter zien dat hij niet alleen een min of meer objectieve verslaggever is, maar ook zélf iets te vertellen heeft. Als filosoof.

Zeno en de schildpad was vooral een bevlogen hervertelling van wat de grote historische denkers te vertellen hadden. Zijn nieuwe boek Filosofen van nu. Nieuwe antwoorden op oude vragen lijkt op het eerste gezicht een soortgelijke vlot geschreven inleiding, maar dan op de hedendaagse filosofie. Hij behandelt actuele filosofische thema’s en interviewde een dertigtal prominente filosofen, onder wie Martha Nussbaum, Peter Singer, Richard Rorty en Daniel Dennett.

Toch is Fearn vooral zelf aan het woord. De ‘oude vragen’ uit de ondertitel blijken precies die vragen te zijn die Fearns studiekeuze bepaalden. Vragen naar respectievelijk identiteit, kennis en moraal, vertaald naar aansprekende filosofische problemen. Bestaat er zoiets als vrije wil? Kunnen computers zelf denken? Kun je bewustzijn simuleren? Zelfs de vraag naar het leven na de dood, waarmee hij zich als 17-jarige bezig hield, heeft een bescheiden plekje gekregen in het laatste hoofdstuk. Zijn ‘nieuwe antwoorden’ zijn even prikkelend: zo leren we dat de kans dat we in een schijnwerkelijkheid á la The Matrix leven ongeveer één op vijf is en dat computers in het jaar 2019 even slim zijn als mensen. O ja, en er is geen leven na de dood, maar het leven krijgt daar des te meer zin door.

Hoewel hij in zijn voorwoord schrijft ‘een dwarsdoorsnede’ van toonaangevende filosofen aan het woord te laten, ligt de nadruk ontegenzeggelijk op Angelsaksische denkers, en dan met name uit de Verenigde Staten. Europese filosofen komen amper aan bod. ‘Ik zou niet durven beweren dat mijn eigen opvattingen en voorkeuren er niet in doorklinken’, erkent Fearn. ‘Maar voor het grootste deel is dit toch een redelijk neutrale schets van wat er op speelt op het gebied van de filosofie. Ik wilde laten zien wat interessant is. Het boek schetst een beeld van alle velden van de filosofie, behalve de politieke filosofie.’

Dat is geen toeval, zegt hij. ‘Wat mij stoort aan de hedendaagse filosofie is dat het zo doordrongen is van politiek. Vooral in Europa. Neem nou de discussie over de vrije wil. Als je daarover spreekt met filosofen uit de VS of Australië, zullen ze argumenten oplepelen voor of tegen het determinisme, het compatibilisme, enzovoort. Europese denkers beginnen meteen over wil tot macht of over politieke belangen. Zij richten zich op motieven, niet op argumenten, en wantrouwen iedere andere benadering. Alles wordt zo een politieke vraag, en irritant genoeg komt men steeds weer met Karl Marx aanzetten om het antwoord te geven. Maar filosofie gaat niet over politieke motieven. Filosofie gaat over wat het geval is. Over de waarheid.’

Precies daarom ligt zijn nadruk op Angelsaksische filosofen en blijft de continentale filosofie op enkele uitzondering na buiten beschouwing: die is hem te politiek en te vaag. Al speelde ook domme pech een rol: Gadamer ging dood voor Fearn hem kon interviewen en Derrida wilde niet met hem praten. ‘Hij belde me midden in de nacht op en zei: “Hallo meneer Fearn, u spreekt met professor Derrida. Ik bel u om te zeggen dat ik niet met u kan spreken.’ Nadat ik de hoorn had opgelegd ging ik weer slapen. Toen ik enkele uren later wakker werd, dacht ik: goh, ik heb nou toch maf gedroomd. Dus ik heb hem toen geschreven om het te checken. Ik kreeg een antwoord van één zin: “U droomde niet.”’

De filosofen die hij wel te spreken kreeg maakten het hem ook niet altijd makkelijk. ‘Wanneer ik zei dat ik een boek ging schrijven over de nieuwste antwoorden op de oudste vragen, antwoordden ze allemaal: “Nou, dat wordt dan een erg dun boek, want we hebben helemaal niets bereikt.” Maar binnen vijf minuten waren ze vol enthousiasme aan het vertellen over wat er allemaal niet bereikt is in de afgelopen paar jaren. Het lukt filosofen klaarblijkelijk niet om eerlijk te zijn. Valse bescheidenheid speelt daarbij natuurlijk een rol. Maar het heeft ook wel iets te maken met de opleidingen. Je wordt de eerste paar jaar van je filosofiestudie om de oren geslagen met allerlei geweldige denkers, die feitelijk zeggen dat alles wat jij zelf denkt complete nonsens is. Als je dat overleeft, word je filosoof.’

Die vlieger gaat ook op voor Nicholas Fearn: hij heeft de grote denkers uit het verleden en het heden overleeft door er twee vlotte, humoristische boeken over te schrijven. Nu is het tijd voor zijn definitieve ‘coming out’ als filosoof. Hij is al een eind op weg met het schrijven van een boek waarin hij onomwonden zijn eigen filosofie ontvouwt. De werktitel: Manifesto for the meek (‘manifest voor de zachtmoedigen’). Fearn: ‘Het gaat over zelfvertrouwen. Wat het precies is en waarom we er zo belachelijk hoge pet van op hebben. Filosofen van nu is al veel meer “van mezelf” dan Zeno en de schildpad, en mijn nieuwe boek wordt helemaal van mezelf. Dus ik zal daarin niet meer via andere filosofen spreken.’

Door Anton de Wit