Miljoenen mensen gingen na de aanslagen de straat op uit naam van de vrijheid. ‘De verbondenheid met die idealen is oprecht’, reageert Bert van den Brink. Helaas ‘zijn ze weerloos tegen terreurdaden.’
‘De aanslag op Charlie Hebdo was een gerichte aanval op de vrijheid van meningsuiting. Niet alleen gemunt op een controversieel tijdschrift, maar ook op vrijheid in symbolische zin. En wat dat betreft was de aanslag vreselijk succesvol. Het was iets heel anders dan het opblazen van een metrowagon: dat is een tamelijk ongerichte aanslag, hier gingen de terroristen preciezer te werk. Charlie Hebdo is een blad waar de meeste mensen in Europa nog nooit van hadden gehoord, maar de symbolische functie was meteen duidelijk. Je laat het plaatje zien van Mohammed met een bom in zijn tulband en iedereen begrijpt: “Ok, dit zijn ze. Dit is die vrijheid die zij symboliseren.”’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dit waren niet zomaar een paar gekken, maar mensen die de wapens opnamen voor hun ideologie?
‘Dat lijkt me zonneklaar. Het ís een ideologiestrijd, en de vrijheid van meningsuiting is één van de kernpunten waarover die strijd wordt uitgevochten. Je kunt proberen het uit die ideologische context weg te halen en zeggen: “Als die jongens goed werk en inkomen hadden gehad, dan was dit niet gebeurd.” Maar volgens mij ga je dan volledig aan de kern van de problematiek voorbij. Dit zijn twee ideologieën, die heel hard op elkaar botsen.’
Welke twee ideologieën?
‘Aan de ene kant de Verlichtingsideologie: de vrijheid van meningsuiting als kernwaarde van publiek debat. De burgerlijke vrijheid om meningen te ventileren over de politiek, waarbij burgers – zoals de tekenaars en redacteurs van Charlie Hebdo – met hun verbeelding, intellect en creativiteit controle uitoefenen op politieke machthebbers. Aan de andere kant de radicale islam, die niet met deze Verlichtingsideologie gecombineerd kan worden. Dat geldt voor meer ideologieën, maar op dit moment zijn radicale moslims heel duidelijk de Ander, mijlenver verwijderd van het Westen. Terwijl zij zich wel in het hart van de westerse wereld bevinden, er vaak zijn geboren en getogen.’
Kunnen wij begrijpen wat er omgaat in het hoofd van de aanslagplegers?
‘Ik niet. Ik weet inhoudelijk te weinig af van de ideologie, maar ook de emoties die daarin omgaan, de wil om dat enorme geweld te gebruiken, kan ik niet begrijpen. Wat ik heel interessant vond waren de massale protesten in Frankrijk en de rest Europa, daags na de aanslagen. Die riepen bij mij het beeld op dat Kant schetste van de Franse Revolutie. Radicaal idealen willen implementeren, daar was Kant sceptisch over, want hij was bang dat radicalisme veel kapotmaakte. Tegelijkertijd was hij gefascineerd door het enorme enthousiasme over abstracte idealen. Nu zag je hetzelfde: miljoenen mensen gingen in Frankrijk de straat op, om zich te scharen achter abstracte vrijheden. Ik denk dat de verbondenheid met die idealen oprecht is. Tegelijkertijd zijn de idealen van dien aard, dat de aanhangers zich nooit kunnen verzetten tegen deze terreurdaden. Ze zijn weerloos.’
Omdat ze abstract zijn?
‘Omdat de ideologie wezenlijk verschilt van de radicale islam. Iemand die is gesocialiseerd met idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap, en ze omarmt, die kan per definitie niet begrijpen wat er omgaat in de mensen die deze aanslag hebben gepleegd. De geest van de daders: daar zit je in, of daar zit je niet in. Vanuit het westerse perspectief is die geest ons volledig vreemd. Wij zijn tamelijk weerloos, in de open samenleving die we hebben, tegen dit soort aanslagen. En evengoed zijn de jongens die dit gedaan hebben, als individuen, weerloos tegenover het systeem waartegen ze zich verzetten. Als je het zo bekijkt, dan ontstaat een heel ander plaatje. Het plaatje van een ideologie, die in de westerse wereld politiek onmachtig is, en juist daarom naar een gewelddadige vorm van handelen grijpt om zichzelf zichtbaar te maken.’
Radicale islam is onverenigbaar met onze liberaal-democratische waarden?
‘Een democratisch, liberaal systeem heeft grenzen. En die grenzen zijn ideologisch gegeven met de Verlichtingsidealen. Je moet je in de westerse politiek op de een of andere manier aan die idealen binden. De middenpartijen doen dat vrij gemakkelijk, iemand als Geert Wilders of Marine Le Pen doet het door de randen ervan op te zoeken. Maar dat gebeurt nog steeds in naam van diezelfde idealen. Wie daarbuiten staat, kan geen stem hebben. Je speelt een spel en daarbinnen mag iedereen andere posities innemen, maar je moet wel hetzelfde spel spelen. Dat geldt voor elk ideologisch systeem: er zijn grenzen – regels, als je de metafoor van het spel wilt aanhouden – en als je je daar niet aan houdt, dan kan je niet meespelen. Wil je in dat spel dan toch een opvallende rol hebben, ja, dan moet je het bord opblazen, of een speler doodschieten. Dat valt buiten de regels, maar het is wel een heel sterk statement, dat het spel direct beïnvloedt.’
Wie buiten de ideologie staat, heeft geweld nodig om zich politiek te manifesteren?
‘Ja, wat dat betreft mogen we pessimistisch zijn. Het zou heel goed kunnen dat dit soort dingen vaker gaan gebeuren. Je ziet hetzelfde in het Midden-Oosten met IS, of in Afrika met Boko Haram. Tijdens de constante nieuwsuitzendingen na de aanslagen in Parijs sijpelden langs de zijlijn berichten door over de aanslagen in Nigeria, Libanon… Die gingen gewoon door, terwijl wij ons unieke Europese leed meemaakten. Hier zijn we er niet aan gewend, maar daar gebeurt het voortdurend. Hoe meer die ideologische strijd zich naar Europa verplaatst, des te vaker gaan wij dat ook meemaken. Dat is een nieuwe realiteit, waarmee we moeten leven.’
Bert van den Brink (1964) is hoogleraar politieke filosofie aan de Universiteit Utrecht.
‘Kritiek op de cartoons is een taboe geworden’
‘Vrijheid zit heel diep in de collectieve herinnering en zelfuitleg van de Fransen’, zegt Frank Ankersmit. Hij geeft de voorkeur aan de Angelsaksische benadering: prima die vrijheid van meningsuiting, maar laten we die niet als deugd omarmen.
‘Ik ben verbaasd over de commotie die de aanslag op Charlie Hebdo in Europa heeft bewerkstelligd. En in tweede instantie heb ik er gemengde gevoelens over. Hoe verschrikkelijk deze moordpartij ook is, bij de aanslagen in Madrid en Londen vielen meer slachtoffers. Het is opvallend dat deze aanslag, veel meer dan toen, een gedeelde Europese reactie heeft opgeroepen. De vrijheid van meningsuiting wordt neergezet als een typisch Europees gedachtegoed, waar de Europese burgerbevolking zich heel sterk mee identificeert.’
Is die vrijheid typisch Europees?
‘Zij is in Europa voor het eerst op de agenda gezet, in de achttiende eeuw. Het klinkt wat pompeus, maar om vrijheid van meningsuiting te zien als een Europese bijdrage aan de wereldbeschaving, daar valt best wat voor te zeggen. Maar binnen Europa zijn er verschillen: in Frankrijk ligt vrijheid van meningsuiting gevoeliger dan in de Angelsaksische wereld. Frankrijk brak in 1789 radicaal met het Ancien Régime: vrijheid zit daar heel diep in de collectieve herinnering en zelfuitleg. In de Angelsaksische traditie gaat men er wat prudenter mee om. Een blad als Charlie Hebdo zal je in Engeland niet snel vinden: daar bestaat niet zo’n behoefte om te etaleren dat je alles moet kunnen zeggen.’
Vanwaar uw gemengde gevoelens?
‘Dat we ons massaal achter de vrijheid van meningsuiting scharen, is op zich niet verkeerd. Maar het lijkt alsof we zo van streek zijn, dat de manier waarop Charlie Hebdo die vrijheid inzette nu als deugd wordt gedragen. Alsof we aan de vrijheid van meningsuiting vooral in zijn meest extreme vormen uitdrukking moeten geven. Dat Charlie Hebdo voortdurend mensen tegen de schenen schopte – en vaak op een weinig appetijtelijke manier – dat mag je nauwelijks nog zeggen: daar is een taboe op gekomen. Dat vind ik het interessante: het bestrijden van een taboe – je moet alles kunnen zeggen – leidt tot een nieuw taboe, namelijk dat je niet kunt zeggen dat de cartoons van Charlie Hebdo eigenlijk niet zo smaakvol waren. Door Charlie Hebdo af te vallen heul je met de vijand.’
U vindt de benadering van Charlie Hebdo te radicaal?
‘Er zou geen premie op moeten staan om de grenzen van meningsvrijheid op te zoeken. Ik zou de minder dogmatische, Angelsaksische benadering prefereren: we hebben vrijheid van meningsuiting, maar dat betekent nog niet dat we die vrijheid als deugd moeten omarmen. Het feit dat je alles moet kúnnen zeggen, betekent nog niet dat je dat ook moet proberen.’
Wordt de betekenis van de aanslagen in Parijs overschat?
‘Dat denk ik wel. Er lopen nu eenmaal gekken rond, maar daar hoeven niet zulke verreikende conclusies aan te worden verbonden. Elke samenleving heeft een bepaald promillage volstrekte halve garen, die onder rare omstandigheden rare dingen kunnen doen.’
Frank Ankersmit (1945) is emeritus hoogleraar intellectuele en theoretische geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen.