Onlangs berichtte NRC Handelsblad over twee kinderen van een jihadiste, die uit voormalig IS-gebied zijn teruggebracht naar Nederland. De Raad voor de Kinderbescherming plaatste de peuters bij hun grootouders, ofschoon hun opa er IS-sympathieën op nahoudt, zo stelt de krant na onderzoek. Een omstreden beslissing, met een morele vraag in het verlengde: hoever gaat eigenlijk de ideologische vrijheid van opvoeding?
Sommige opvoedkundige verplichtingen zijn bij wet vastgelegd. Ouders hebben een financiële onderhoudsplicht jegens hun kinderen, en moeten zorgdragen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn. Maar over de denkbeelden die zij hun kinderen meegeven, bestaan geen wettelijke bepalingen. Als ouders hun kinderen fysiek verwaarlozen, kan de overheid besluiten de kinderen uit huis te plaatsen. Zou dat ook moeten gelden als ouders hun kinderen indoctrineren met een fout ideologie?
Tegen
Er zijn echter grenzen aan de vrijheid van opvoeding. Kinderen behoren niet alleen tot een gezin, maar ook tot de maatschappij. Ouders kunnen de maatschappelijke ontwikkeling van hun kinderen schaden, door hen te indoctrineren met denkbeelden die op sterke maatschappelijke weerstand stuiten. Niet voor niets hebben kinderen een leerplicht, en wordt thuisonderwijs ontmoedigd. Door naar school te gaan worden kinderen deelgenoot van maatschappelijke normen, geconfronteerd met nieuwe opvattingen, en krijgen ze de ruimte zich te ontwikkelen buiten de beperkingen van de huiselijke sfeer.
Ook levert de indoctrinatie van kinderen potentieel een gevaar op voor de maatschappij. Dat is de grote zorg als het gaat om terugkerende IS-kinderen: welke maatschappelijke risico’s brengt die terugkeer met zich mee? Sommige kinderen die in IS-gebied zijn opgegroeid hebben een shariaopleiding gevolgd, militaire training gekregen, wapens gedragen, of zelfs executies uitgevoerd. Er is een aanzienlijke kans dat IS-kinderen psychisch getroebleerd zullen zijn, gewelddadig gedrag vertonen, en vatbaar zijn voor extremistische opvattingen in hun omgeving. Ook al is het in het belang van het kind om op te groeien bij de eigen (groot)ouders, in sommige gevallen weegt dat belang niet op tegen het maatschappelijke risico dat gezinshereniging met zich meebrengt.
Voor
Twee overwegingen pleiten voor minimale overheidsbemoeienis. De eerste is respect voor ouderlijke autonomie. Welke idealen ouders hun kinderen meegeven, vloeit voort uit de idealen die de ouders zelf aanhangen, en raakt aan de kern van hun identiteit. Tornen aan ouderlijk gezag is een zeer indringende vorm van bemoeienis; een inbreuk in de privésfeer, die de integriteit van ouders aantast. Autonomie en integriteit zijn belangrijke waarden, waar we niet lichtzinnig mee moeten omspringen. Ook al is er een grens aan wat ouders met hun kinderen mogen doen, die grens ligt ver weg.
Ten tweede is het de vraag of het belang van het kind wel gediend is bij bemoeienis van buitenaf. Enkele jaren geleden was er veel media-aandacht voor tiener Tom Watkins, die door zijn moeder – in de ban van een alternatieve geloofsovertuiging – slechts met rauw voedsel werd grootgebracht. Er gingen stemmen op om Tom uit huis te plaatsen. Dat is overigens niet gebeurd. Inmiddels is Tom een gezonde twintiger; terugkijkend op alle media-aandacht heeft het hem vooral beangstigd hoe de wereld zich van de ene op de andere dag met zijn leven ging bemoeien. Bescherming van het kind mag dan het doel zijn, soms werken pogingen daartoe eerder averechts.
IS-kinderen
Het geval van terugkerende IS-kinderen is uitzonderlijk. Bij die kinderen is er vaak sowieso al sprake van een ontwrichte gezinssituatie. Bovendien is de dreiging die ideologische indoctrinatie met zich meebrengt een stuk reëler dan in andere gevallen. Aan die dreiging wordt sinds kort gehoor gegeven: potentieel gevaarlijke kinderen van jihadisten krijgen speciale opvang bij terugkeer naar Nederland, waar hun ontwikkeling nauwlettend wordt gevolgd en hulpverlening op maat wordt geboden. Allicht brengt de terugkeer van een peuter minder gevaar mee dan die van een puberende jongen. Per geval moet worden bekeken welke ervaringen deze kinderen hebben gehad, of ze nog steeds aan ideologische invloeden blootstaan, en welke risico’s daarmee gepaard gaan.