De westerse, abstracte vorm van recht staat lijnrecht tegenover het Afrikaanse ‘Ubuntu’ met de nadruk op historie en gemeenschap. Zijn ze ooit met elkaar te verenigen? De Zuid-Afrikaanse filosoof Mogobe Ramose denkt van wel, maar eerst moet het Westen de fouten uit het verleden onder ogen durven zien. ‘Dat betekent herstelbetalingen.’
Mogobe Ramose is bepaald niet het prototype van de afstandelijke intellectueel. Filosofische vragen zijn voor hem geen gedachte-experimenten: als iets tegen zijn rechtvaardigheidsgevoel ingaat, laat dat hem niet meer los. ‘Plato kon zich er niet bij neerleggen dat Socrates niet wilde ontsnappen, maar er de voorkeur aan gaf om te sterven. Op dat moment is in de westerse filosofie het rechtvaardigheidsvraagstuk geboren’, zegt Ramose. ‘En rechtvaardigheid staat nummer één op mijn agenda.’
Ramose heeft zo’n twintig jaar in Europa gezeten, onder andere in Leuven en Tilburg. Nu is hij terug in Zuid-Afrika. Hij heeft een aanstelling als hoogleraar aan de Universiteit van Zuid-Afrika (UNISA) in Pretoria, een universiteit waar hij in het verleden ook gestudeerd heeft.
Het is nu acht jaar geleden dat Apartheid werd afgeschaft. Is er inmiddels iets veranderd op de Zuid-Afrikaanse universiteiten?
‘Hier en daar komt er iets in beweging, maar het is een strijd. Het is oorlog. Degenen die vroeger bepaalden wat er in de curriculae werd opgenomen – en dus ook wat juist werd weggelaten – hebben een groot deel van hun macht moeten inleveren. Ze staan voor de keuze: moeten ze het onbekende toelaten of niet? Helaas is de traditie erg sterk, en de traditie schrijft voor dat het bestaan van Afrikanen – in de betekenis van zwarte inheemse mensen – wordt genegeerd. Men probeert het overigens wel. Op het moment wordt bijvoorbeeld het onderwijs van zogenaamde ‘inheemse kennissystemen’ gepropageerd. Maar aan die term kleeft een probleem. ‘Inheems’ betekent hier: uitsluitend dat wat zwart en Afrikaans is. Zo biedt de Universiteit van Zuid-Afrika cursussen aan over inheems recht. Dat wil zeggen: het recht van de zwarte Afrikanen. Niet het recht van de blanken uit het Westen, dat recht krijgt geen bijvoeglijk naamwoord om het te beschrijven. Dat is gewoon ‘Het Recht’.
Het probleem is nu dat je na de afschaffing van Apartheid dat zo niet meer kunt zeggen. Ooit hadden blanken simpelweg de macht om ons buiten te sluiten, en dus hun eigen rechtssysteem als ‘Het Recht’ te zien. Maar nu wij ook macht hebben, zeggen we: laat ons er ook bij. We leven niet langer naast elkaar, we leven mét elkaar – met verschillende culturen. Hoe kan je dan nog volhouden dat één cultuur ‘Het Recht’ heeft ontwikkeld?
‘In het verlengde hiervan is er een ander probleem: de verschillende culturen van Zuid-Afrika hebben verschillende kennistheorieën voortgebracht. Deze kennistheorieën zijn niet alleen filosofisch verschillend, ze zijn ook historisch gezien vijandig. We hebben een jarenlange machtsstrijd achter de rug, maar als we in dat machtsspel blijven steken, komen we geen stap verder. We moeten een dialoog tussen deze verschillende kennistheorieën op gang zien te krijgen. En die dialoog zal er niet gebaat zijn bij als we al onze verschillen proberen weg te schuiven. We moeten de verschillen juist op de voorgrond zetten en ze onder ogen zien. Pas dan kunnen we zien waar de echte problemen liggen en op basis daarvan een waardevol gesprek aangaan. Zo’n dialoog betekent dat je pleit voor iets beters dan een voortdurend gevecht. Het is onder andere een pleidooi voor een exact begrip van de term ‘inheems’.’
En wat is die precieze betekenis van inheems?
‘Inheems betekent iemand – of iets – die ontsproten is aan de Zuid-Afrikaanse grond, net zoals een plant groeit in de aarde waar hij toevallig terechtgekomen is. Niet omdat dat voorbeschikt zou zijn; je kiest niet waar je geboren wordt. Maar als je eenmaal op een bepaalde plek ter wereld bent gekomen, ben je daar inheems. Je wezen heeft zijn wortels daar, en dat betekent ook dat je deel uitmaakt van de cultuur en de geschiedenis van die plek. Dit betekent voor mij dat ook de zogenoemde westerse kennissystemen inheems zijn, voor zover ze worden uitgedragen door mensen die hun wortels hebben in Zuid-Afrika. Helaas zien die mensen zichzelf vaak als de dragers en verdedigers van een andere cultuur. Ze associëren zichzelf met de westerse cultuur, terwijl ze met hun voeten op de Zuid-Afrikaanse grond staan. In de huidige, nieuwe situatie is dat een serieuze uitdaging aan iedere filosofie. Waar zijn wij? Niet alleen wij die buitengesloten werden maar iedereen: waar ben jij? Waarom zou je de grond waaruit je bent voortgekomen willen ontkennen?
‘Als je in Zuid-Afrika filosofie studeert, krijg je hoogstwaarschijnlijk ook John Rawls te lezen. Zijn A Theory of Justice behoort tot de standaardwerken. Maar waar is John Rawls? Vanuit welke ervaring en met welke culture bagage bediscussieert hij rechtvaardigheid? Is dat dezelfde bagage als ik met me meedraag? John Rawls gaat ervan uit – het komt niet eens in hem op om zich daar vragen bij te stellen – dat je rechtvaardigheid kunt bediscussiëren vanuit een soort blanco beginpunt. Met andere woorden; je kunt je verleden in de vuilnisbak gooien en daarna over rechtvaardigheid gaan nadenken. Ik bedoel niet per se Rawls persoonlijk, maar de cultuur en geschiedenis die hij vertegenwoordigt. Voor Rawls is rechtvaardigheid een theoretisch en niet een historisch vraagstuk.
‘Hier ligt een groot verschil met het idee van rechtvaardigheid zoals ik dat zie. Een concept als verjaring bijvoorbeeld, is naar mijn idee zeer onrechtvaardig. Je kunt geen tijdslimiet instellen en zeggen: we weten dat deze misdaad is gepleegd in 1910. Als je hem niet hebt opgelost voor 1960 is je kans voorbij gegaan en kun je er niet langer een strafzaak van maken. Wat belangrijk is – cruciaal zelfs – is of we het gedane onrecht kunnen rechtzetten op zo’n manier dat alle betrokken partijen dat kunnen accepteren als een rechtvaardige oplossing. Daarbij maakt de leeftijd van een misdrijf geen enkel verschil. Deze opvatting van rechtvaardigheid staat niet op zichzelf maar maakt deel uit van een bredere filosofische richting. Binnen deze denkrichting wordt de mens opgevat als een wezen dat zich voortdurend ontwikkelt. De mens is niet passief en onveranderlijk, maar blijft zich tijdens zijn bestaan ontplooien. Binnen deze denkrichting is het dus heel belangrijk in welke context dat bestaan zich afspeelt. De historische achtergrond is bijvoorbeeld van groot belang.
‘De filosofie waar ik het over heb, staat bekend onder de naam ‘ubuntu’. Ubuntu is een woord dat wordt gebruikt in verschillende Bantu-talen, zoals Zulu, Xhosa en Ndebele. Ubuntu bestaat, in filosofische en in taalkundige zin, uit twee woorden: ubu- en -ntu. Ubu- staat voor het ‘zijn’ in zijn meest algemene, abstracte vorm. ‘Zijn’ is in deze opvatting niet een statisch gegeven, maar iets dat zich onophoudelijk ontwikkelt. Dit ‘zijn’ is echter nog omhuld. -Ntu staat voor het ontvouwen van dit omhulde ‘zijn’, waarbij het ‘zijn’ een concrete vorm aanneemt. Dit betekent niet dat het ‘zijn’ tot stilstand komt; het blijft zich ontwikkelen in een onafgebroken proces. Tijdens dit proces van ontvouwen ontstaat de sprekende en kennende mens. Deze mens, umuntu genaamd, is dus in staat zaken als het bestaan en de waarheid te onderzoeken en zo kennis te vergaren. –Ntu belichaamt daarom het kennistheoretische aspect van het menselijke bestaan. Ubu- daarentegen vertegenwoordigt de pure zijnsleer. Aangezien zijnsleer en kennisleer twee fundamentele richtingen binnen de filosofie zijn, heeft de Afrikaanse filosofie al langgeleden zijn uitdrukking gevonden in het begrip ubuntu. Ubuntu, als product van verschillende Zuid-Afrikaanse talen en culturen, is bij uitstek een inheems begrip.
‘Ubuntu kent een specifiek rechtvaardigheidsbegrip. Recht is leeg zonder historie en geschillen moeten altijd worden bijgelegd. Dat is waar het ons om gaat. Als je iemand schade hebt berokkend, moet je daar vroeger of later een zekere genoegdoening tegenover zetten. Deze opvatting zie je terug in bijvoorbeeld het idee – een idee dat tegenwoordig flink wat aanhang heeft verworven in Afrika – dat er herstelbetalingen moeten worden uitgekeerd voor de misdaden begaan tijdens het kolonialisme.’
Hoe moet dat gebeuren?
‘Uit de historie springen twee zaken naar voren. Ten eerste: landhervormingen. De koloniale overheerser heeft het land indertijd gewapenderhand afgenomen van de oorspronkelijke bewoners. Wie heeft nu het recht op dat land? Wat Zuid-Afrika betreft is dit probleem nog steeds levensgroot. Mandela heeft het niet kunnen oplossen; hij heeft het alleen uitgesteld. Ten tweede: de schuldenlast. Moeten wij nu de leningen aflossen die het apartheidsregime heeft afgesloten? Herstelbetalingen aan de voormalige kolonies betekent onder andere: een oplossing vinden voor de scheve verdeling van het landeigendom en het kwijtschelden van de schuldenlast.
‘Als we naar de geschiedenis kijken, denk ik niet dat we ideeën tekort komen over hoe dit probleem opgelost zou kunnen worden. Kijk bijvoorbeeld eens naar de ervaringen van Israël. De regering van Conrad Adenaur [de toenmalige bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland, CC] kwam overeen – niet op rechtsgeldige maar op morele gronden – om herstelbetalingen uit te keren aan Israël. Op het moment dat die beslissing werd genomen, moest Israël in feite nog geboren worden. Toch was de regering van Adenaur bereid om een bepaalde som geld te betalen aan de staat Israël als genoegdoening voor het onrecht van de holocaust. Niet dat de geschiedenis van Israël in alle opzichten zo’n lichtend voorbeeld is, integendeel. Maar de Duitse beslissing om herstelbetalingen te doen was een rechtvaardig besluit. Helaas hebben de West-Europese landen besloten dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de schade die de vroegere kolonies hebben geleden en willen ze dus niet horen van herstelbetalingen. Dat betekent niet dat daarmee het idee verdwenen is. Het sterkt ons alleen in onze overtuiging dat we te maken hebben met mensen die de mond vol hebben over rechtvaardigheid in theorie, maar die allerminst bereid zijn om na te denken over wat rechtvaardigheid zou kunnen betekenen in de praktijk.
‘En hier komt een tweede groot verschil in oriëntatie naar voren tussen de westerse filosofie en de ubuntu-filosofie. In het westen wordt de mens vooral voorgesteld als een rational animal. Ubuntu ziet daarentegen de mens vooral als een ethisch wezen. Een mens wordt pas mens door de verhoudingen die hij heeft met andere mensen en zijn natuurlijke omgeving. Daarbij betekent ethiek niet alleen gedachten ontwikkelen over wat goed is om te doen; je moet er ook naar handelen. Als er iets schort aan die verhoudingen die je hebt met anderen of met je omgeving, dan moet je daar in de praktijk verandering in proberen te brengen. Ethiek is niet alleen theorie, maar juist ook praktijk.
‘Bij intellectuelen uit de voormalige kolonies staat het engagement voorop. Als filosofie bedrijven hetzelfde is als Discussieren over de precieze betekenis van le différent in het werk van Derrida tot je scheel ziet, dan is dat wat mij betreft een verspilling van tijd. De theoloog Sobrino heeft ooit bedacht waarom de dialoog tussen westerse intellectuelen en intellectuelen uit andere delen van de wereld zo moeizaam is. Hij zei dat de ene kant spreekt vanuit wat hij noemde het ‘standpunt van een gevulde maag’ terwijl de andere kant dat doet vanuit het standpunt van een lege maag. Sobrino had het over theologie, maar ik denk dat je hetzelfde argument kunt gebruiken voor alle mogelijke disciplines. Je ervaringen, je vocabulaire, alles is gekleurd door het gezichtspunt van waaruit je spreekt. Maar dan blijkt er nog een heel ander vocabulaire te zijn, en die twee moeten elkaar ergens tegenkomen. We moeten een gemeenschappelijke grond zien te vinden op basis waarvan we met elkaar in gesprek kunnen komen.
‘Wat we nodig hebben is een dialoog, maar daarvoor moeten we eerst de werkelijkheid onder ogen durven zien. We moeten als het ware voor de spiegel gaan staan en onszelf recht in de ogen kijken. Helaas gaan mensen alleen graag voor de spiegel staan als het beeld hun zal bevallen; als ze denken dat ze er goed uitzien. Voor de spiegel doffen we ons op, zodat we op ons allermooist zijn. Maar als ik denk dat ik lelijk ben, dan zal ik niet voor de spiegel willen gaan staan. In de praktijk betekent dat dat we ons gedragen zoals de West-Europese landen doen. Als mensen zeggen: alsjeblieft, kijk naar jezelf, hier is de spiegel. Het is kolonisatie en kolonisatie staat gelijk aan onrecht en onrecht moet worden rechtgezet en dat betekent herstelbetalingen. Maar ze beseffen dat ze, als ze in de spiegel kijken, lelijk zullen zijn. Dus kijken ze niet.’
U zegt de dialoog te zoeken, maar die spiegel benadrukt eerder dat twee partijen tegenover elkaar staan. Door voortdurend te wijzen op datgene wat het Westen fout heeft gedaan en nu nalaat te doen, ontstaat er een tegenstelling tussen ‘wij’ en ‘zij’. Als de verschillende kampen zo weinig met elkaar gemeen hebben, hoe moeten ze dan ooit met elkaar in gesprek komen?
‘Door werkelijk te doorzien wat het probleem is en wat het mechanisme is dat eraan ten grondslag ligt. Ik hamer fel op die tweedeling, omdat zo de ware aard van het beestje pas goed aan het licht komt. Ik wil eerst zo duidelijk mogelijk maken waar het om gaat – pas dan kunnen we gaan nadenken over een oplossing. Laat mensen eerlijk zijn, laat ze voor de spiegel gaan staan – vooral op die momenten dat we weten dat we lelijk zullen zijn. Daar is moed voor nodig. Maar als we alleen naar onszelf kijken terwijl we mooi en aardig zijn, dan is dat een daad van oneerlijkheid tegenover onszelf en tegenover anderen.
De spiegel is een passieve reflectie van wat en wie we zijn. Maar je moet een stap verder gaan – naar wat ik de ‘actieve spiegel’ noem. Dat is een gesprek tussen twee mensen. Een ander mens reflecteert niet alleen je eigen beeld, maar praat ook nog eens terug. Als je je eigen tekortkomingen onder ogen hebt kunnen zien, heb je daadwerkelijk leren luisteren naar de ander. En als je kunt luisteren, als de ander kan luisteren, ontstaat er ruimte voor een werkelijk gesprek. Vanuit dat gesprek kan iets nieuws ontstaan en ik denk dat daar heel veel uit voort kan komen.’