Op een verlaten strand graven pasgeboren schildpadden zich uit het zand een weg omhoog. Meeuwen cirkelen boven de branding en duiken omlaag zodra de jonge schilpadjes naar zee schuifelen. Met dodelijke precisie klemmen ze de baby’s tussen hun snavels. Een voor een worden de schildpadjes weggepikt. Ik toon de dramatische scène uit een natuurdocumentaire van David Attenborough aan studenten dier- en milieu-ethiek. Van de meeuw valt weinig moraal te verwachten. Maar hoe zit het met de filmploeg: had die niet tussenbeide moeten komen?
Mensen stellen zich doorgaans op als toeschouwer van de wilde natuur. Roof- en prooidier vechten het zelf wel uit. De Britse ethica Clare Palmer noemt dit onze ‘laisser-faire-intuïtie’: laat de wilde natuur maar begaan. Maar je kunt je afvragen of die intuïtie wel op zijn plaats is. Zouden mensen niet actiever moeten ingrijpen om leed in de natuur te verzachten?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Nee
De vanzelfsprekendheid waarmee mensen roof- en prooidier aan hun lot overlaten staat in schril contrast met onze intuïties ten aanzien van dieren in de huis-, tuin- en keukensfeer. De documentaire ‘Naya: Der Wald hat tausend Augen’ (2020) toont een indringende scène – vastgelegd door een beveiligingscamera – van een wolf die ’s nachts het erf van een Belgische boerderij op sluipt en meerdere schapen doodbijt. De doodsangst staat in hun ogen. Intuïtief kies ik bij deze scène de kant van de arme schapen: was er een cameraploeg aanwezig geweest, dan had die de schapen moeten beschermen. Maar als dat voor boerderijschapen opgaat, geldt dat dan niet evenzogoed voor wilde schildpadden? Volgens Palmer hoeft dat niet zo te zijn, want onze morele verplichtingen tegenover gedomesticeerde dieren en wilde dieren verschillen. Gedomesticeerde dieren hebben een nauwe band met de mens. Door generaties van selectie hebben wij schapen mak en kwetsbaar gemaakt. Doordat ze op een omheinde wei grazen, kunnen ze onmogelijk aan een roofdier ontsnappen. Schapen zijn op ons aangewezen, zoals kinderen zijn aangewezen op hun ouders. Die afhankelijkheid schept verplichtingen. Diezelfde verplichtingen hebben we niet tegenover wilde dieren; die kunnen veel beter voor zichzelf zorgen. Daaruit volgt natuurlijk niet dat het verkeerd is om wilde dieren in nood te hulp te schieten. Maar, stelt Palmer, we hebben geen verplichting om ze bescherming te bieden, terwijl we die jegens gedomesticeerde dieren wel hebben.
Schapen zijn op ons aangewezen, zoals kinderen zijn aangewezen op hun ouders
Ja
Bestaat er nog wel zoiets als ‘wilde natuur’? Zeker in een dichtbevolkt land als Nederland valt dat te betwijfelen. Menselijke invloed is alomtegenwoordig, niet alleen in de habitats die we versnipperen, maar ook in de nieuwe natuurgebieden die we creëren, zoals de ‘nieuwe wildernis’ rond de Oostvaardersplassen. Ook dat is een omheind gebied, waar grote grazers door de mens zijn uitgezet. Je zou de redenering van Palmer kunnen doortrekken: hoe ‘wild’ ze ook lijken, we hebben deze dieren eveneens in een kwetsbare positie gebracht, en daarom verdienen ze onze bescherming. Ook de rechter heeft dat ingezien: het plan om in de Oostvaardersplassen de natuur geheel haar eigen weg te laten volgen heeft gefaald. Over de manier waarop moet worden ingegrepen bestaan echter verschillende denkrichtingen. De ene groep kijkt exclusief naar het welzijn van individuele dieren die op dit moment in leven zijn: in plaats van herten bij de Oostvaarderplassen te laten verhongeren, moeten we ze bijvoeren. Daartegenover staan aanhangers van een meer holistische milieu-ethiek, die het behoud van een gezond en toekomstbestendig ecosysteem als uitgangspunt nemen. Daaraan is het leven van individuele dieren ondergeschikt: als de hertenpopulatie uit haar voegen barst, dan kan afschot gerechtvaardigd zijn. Niet alleen brengt dat het ecosysteem beter in balans, maar het zal ook het welzijn van toekomstige herten ten goede komen.
Waardenconflict
De ‘laisser faire-intuïtie’ kan ons op een dwaalspoor zetten. De natuur heeft geen goed gekalibreerd moreel kompas. Als wij dat kompas door menselijk ingrijpen kunnen bijstellen, dan valt dat in principe toe te juichen. Toch zijn er flinke beperkingen aan de mate waarin we leed bij wilde dieren kunnen verzachten, zonder dat andere ecologische waarden daarbij in het gedrang komen. In de natuur is de een zijn dood de ander zijn brood. Een geredde schildpad betekent een hongerige meeuw. De natuur is rijk aan diversiteit, inclusief een verscheidenheid aan roofdieren, alsook prooidieren met de strategie om zo veel mogelijk nakomelingen te krijgen, die vervolgens aan hun lot worden overgelaten. Dat de wilde natuur ook het nodige leed voortbrengt, is de prijs die voor die rijkdom betaald wordt.