Hij kan deuren openen, de vuile was oppikken, slechtzienden begeleiden, kopjes geven, dansen, touwtjespringen en – de voornaamste gebruiksapplicatie – ontoegankelijke ruimtes verkennen, gewapend met sensors en wat al niet meer. De robothond Spot, een maaksel van de ingenieurs van het Amerikaanse bedrijf Boston Dynamics, heeft wereldwijd grote bekendheid verworven. Zoek op YouTube en je ziet onmiddellijk waarom: de souplesse waarmee de robot beweegt is indrukwekkend, haast beangstigend. Deze robothond kan dingen die andere honden niet zomaar lukken. Maar behalve angst wekt de robothond ook empathie op. Toen Boston Dynamics een filmpje publiceerde waarin ingenieurs Spot een trap gaven, om te tonen hoe goed hij balans kon houden, reageerden kijkers met afschuw en mededogen: ‘Arme Spot!’ En: ‘Een hond schoppen, ook al is het een robothond, is verkeerd.’ Robot of niet, Spot moet voor misbruik worden behoed, zo lijkt de suggestie. We mogen autonome robots niet naar eigen goeddunken schoppen of aan groot gevaar blootstellen. Snijdt die gedachte hout?
Ja
De notie ‘robotrechten’ klinkt misschien futuristisch en vergezocht, maar bedenk dat ook ondernemingen de status van rechtspersoon hebben, en dat aan sommige rivieren evengoed rechten worden toegekend. Dierenactivisten hebben zich er decennialang voor ingezet om onze morele cirkel niet tot de mens te beperken. Verdienen robots in die cirkel niet ook een plaats? In 2017 verleende Saudi-Arabië reeds burgerschap aan de antropomorfe robot Sophia. Publiciteitsstunt of niet, het zou een voorbode kunnen zijn van een nabije toekomst waarin autonome robots steeds meer met intelligente dieren – en mensen – gemeen hebben. Daarmee rijst ook de vraag of we hen niet voor misbruik moeten behoeden, wanneer we ze gebruiken voor gevaarlijk werk of als seksrobots. Misschien nog belangrijker: met de toenemende intelligentie van robots verandert hun relatie tot de mens. Het kernidee van de zorgethiek is dat morele rechten en plichten voortkomen uit onderlinge relaties en afhankelijkheden, bijvoorbeeld tussen ouder en kind of tussen mens en huisdier. Zulke relaties zien we ook ontstaan tussen mens en robot. Neem Spot: menigeen blijkt geneigd om met afgrijzen te reageren als Spot wordt geschopt. Een wezen dat intelligent op zijn omgeving reageert zomaar een schop geven? Dat doe je niet. Of het nu een wezen is van vlees en bloed of van plastic en siliconen.
Empathie met robots getuigt van onze overgevoeligheid voor alles wat beweegt
Nee
Stofzuigers, grasmaaiers, stoelen, keukenmessen – er zijn tal van voorwerpen die instrumentele waarde hebben voor de mens en die we niet zomaar beschadigen. Maar die voorwerpen hebben op zichzelf geen morele status. Een morele status kennen we toe op basis van een aantal basale kenmerken waarover een entiteit al dan niet beschikt: bewustzijn, emoties, een ervaringswereld. Robots zoals Sophia en Spot zijn in dat opzicht net zoals andere voorwerpen: ze hebben geen innerlijk gevoelsleven, geen ervaringen als plezier en pijn, geen dromen die al dan niet in vervulling gaan, en geen belangen die daarmee gepaard gaan. Bovendien duidt niets erop dat intelligente machines in de nabije toekomst wél over deze eigenschappen zullen beschikken. Robots worden steeds geavanceerder, maar van de ontwikkeling van bewustzijn is vooralsnog geen sprake. Empathie met Spot getuigt vooral van menselijke overgevoeligheid voor alles wat beweegt, poten heeft en kunstjes kan doen. Levensechte robots bespelen onze intuïties, maar die intuïties zijn niet op hun plaats: van echt leven, met de speciale behandeling en het respect dat levende wezens toekomt, is geen sprake. Daarom komen robots geen rechten toe. Integendeel, als iemand extra bescherming moet krijgen in het licht van de ontwikkeling van zelfhandelende robots, dan zijn wij mensen dat vooral zelf.
Zelfkennis
De vraag naar robotrechten leert ons niet alleen iets over robots, maar ook over de mens. Ethici stellen basale mensenrechten vaak voor als onvervreemdbaar. Ieder mens maakt er aanspraak op bij gratie van zijn of haar mens-zijn. Maar waarom eigenlijk? Wat maakt mensen nu zo bijzonder, en waarom zou die bijzondere status niet aan andere entiteiten – dieren, planten, intelligente robots – worden toegekend? Is het verlenen van rechten aan robots een subjectieve keuze of een objectieve erkenning van hun wezenlijke vermogens, gevoelens en belangen? Door robotrechten goed te overdenken leren wij onze eigen moraal beter te begrijpen.