Home Michel Serres: ‘Ik wil een leraar zijn’

Michel Serres: ‘Ik wil een leraar zijn’

Door Florentijn van Rootselaar op 28 januari 2013

Cover van 02-2013
02-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Toen Michel Serres werd geboren, bestond de wereldbevolking uit bijna 2 miljard mensen; nu telt die meer dan drie keer zoveel bewoners. Volgens Serres moeten we opnieuw nadenken over wie de mens is.

Filosoof en oud-marineofficier Michel Serres zal het gebaar een paar keer maken: hij slaat met zijn vuist zacht tegen zijn handpalm – een doorbraak, een fundamentele verandering. De afgelopen eeuw vormt volgens hem een breuk met het verleden, en een nieuw begin. Het is een stille revolutie, vindt Serres. We hebben te weinig oog voor het verdwijnen van de landbouw uit het dagelijks leven en het toenemende gebruik van nieuwe technologische hulpmiddelen – om maar een paar ontwikkelingen te noemen.

Een opvallende verandering is ook de enorme toename van de levensverwachting. ‘Aan het begin van de negentiende eeuw werd een vrouw in Frankrijk zo’n 30 jaar, een eeuw later kon ze wel 50 worden en tegenwoordig is de kans groot dat ze de 85 haalt.’

Bij Serres is die levensverwachting niet louter een getal, maar iets wat een fundamentele invloed heeft op het leven. ‘Toen jouw achterachtergrootvader een huwelijk aanging, zwoer hij trouw aan zijn vrouw voor vijf jaar, statistisch gezien. Als jij tegenwoordig trouwt, beloof je dat je zestig jaar bij je vrouw zult blijven. Zelfs met alle scheidingen zijn mensen nog nooit zo lang bij elkaar gebleven; nog nooit hebben ze zo lang een wereld gedeeld.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het idee dat we hebben over de leeftijd waarop we zullen sterven, verandert volgens Serres ook onze verhouding tot ons vaderland. ‘Denk alleen al aan onze voorouders die ten strijde trokken. Zij boden hun land veel minder van hun toekomstige leven dan wij; tegenwoordig zou een jongeman mogelijk zo’n zestig jaar opgeven. Dan wordt het toch moeilijker om je voor je vaderland op te offeren.’
 
Serres oppert zelfs dat de mens door de nieuwe omstandigheden een wedergeboorte meemaakt. Hij introduceerde een neologisme voor die transformatie: hominescence – een woord dat mede door de klank doet denken aan renaissance, maar ook aan adolescentie. Die nieuwe mens is zich nog aan het ontwikkelen; hoe hij er precies uit zal zien is nog onbekend. Het is een onderwerp waar hij over nadenkt, samen met zijn studenten (op 82-jarige leeftijd doceert hij nog steeds aan de Universiteit van Stanford).
 
Hominescence, dat klinkt radicaal. Zijn we door een geleidelijke evolutie niet al zodanig bepaald dat zo’n revolutie is uitgesloten?
‘Maar de mens is geen vastgelegd dier! Neem onze hand. Waar bijvoorbeeld de schaar van de krab één duidelijke functie heeft, is de hand van de mens onbepaald: die kan timmeren of een instrument bespelen, strelen en doden. Die mogelijkheid tot verandering is eigen aan de mens – altijd al. Nieuw onderzoek naar bijvoorbeeld onze hersenen en genen bevestigt dat alleen maar. De werking van hersencellen ligt niet altijd vast. Veel functies van een hersendeel kunnen worden overgenomen door andere delen in de hersenen.’
 
En zijn die veranderingen in onze tijd werkelijk zo groot?

Serres maakt het gebaar alsof hij een foto maakt: ‘Je zou een snapshot willen hebben van de nieuwe tijd, een foto die alles samenvat.’

Zo’n beeld vond hij tijdens zijn werk voor de prestigieuze Académie Française, een cultureel instituut van vooraanstaande Fransen waar hij sinds 1990 deel van uitmaakt.
‘Elke veertig jaar publiceert de Académie Française een woordenboek van de Franse taal, het referentiepunt voor alle andere woordenboeken. Als sinds Richelieu de Académie in de zeventiende eeuw stichtte, toont elke nieuwe editie de staat van Frankrijk.

Het aantal woorden dat verdwijnt en het aantal nieuwe woorden is samen per keer 3000 tot 5000. Dit aantal is sinds drie eeuwen niet veranderd. In de editie die nu verschijnt, is dat voor het eerst anders: nu gaat het om maar liefst 37.000 woorden.

Je zou kunnen denken dat dit het gevolg is van de opname van Engelse woorden, maar dat is niet het geval. Het komt door het verdwijnen van beroepen, vooral in de landbouw, en ook door de opkomst van nieuwe.’
 
En hoe ziet landbouw er op die foto uit?
‘De landbouw is verdwenen uit het dagelijks leven, in het Westen tenminste. Aan het begin van de twintigste eeuw was het aantal landbouwers ruim meer dan de helft van de beroepsbevolking. Ook als je zelf geen boer was, oefende je waarschijnlijk een beroep uit dat direct met de boerenwereld verbonden was. Dat gold net zo goed voor Nederland als voor Frankrijk. Tegenwoordig is nog slechts 0,9 procent van de Fransen boer; voor Nederland zal het cijfer niet heel anders zijn.

Die verandering is redelijk onopgemerkt voorbijgegaan. We zijn begonnen met de landbouw in het Neolithicum toen enkele voorouders de flora en fauna gingen domesticeren. Van jager-verzamelaar werd de mens landbouwer. Die periode is nu afgelopen. Maar ik heb nog nooit in een krant zien staan: het eind van het Neolithicum is aangebroken.’
 
En welke gevolgen heeft die verandering voor de mens?
‘Die plotselinge daling van het aantal boeren heeft onze verhouding tot de wereld beïnvloed. Landbouw verschafte het model voor menselijke activiteit, voor de verhouding van de mens tot de wereld. Cultuur, wetenschap, het sociale leven, religie en zelfs onze lichamen – ze getuigden allemaal van de grote invloed van het leven tussen gewassen en dieren. Die is verdwenen.’
 
Serres is opgegroeid op een traditionele boerderij, waar hij nog samen met de dieren leefde. Elk dier kende hij, ieder met een eigen karakter. ‘Het ene varken moest anders behandeld worden dan het andere, je kende hun grillen. Elk varken, elke koe had een naam die bij zijn karakter paste. Op hun beurt kenden de beesten ook het gedrag van ons mensen, zodat we samen een gemeenschap vormden.’

Kenmerkend voor die boerderij is dat mens en dier er zij aan zij leefden, waarbij de hiërarchie tussen mens en dier niet altijd duidelijk was. ‘De domesticatie is wederzijds: de mens kan geen eisen aan de dieren stellen zonder dat de dieren hem iets vragen. Je kunt de dieren niet dwingen; je moet hun gevoeligheden en hun karakter kennen om er rekening mee te kunnen houden. Lichaam aan lichaam worden dier en mens zo langzaam geculturaliseerd.’

De aanpassing van de mens aan het dier gaat dan volgens Serres heel ver. ‘Je wilde namelijk niet alleen zaken als voortplanting en voeding begrijpen; minstens zo belangrijk was een uitgebreid systeem van tekens en representaties: je leerde de kleinste gebaren kennen, de arrogantie van een varken, de nobelheid van een ander dier. En hoe kun je die beter leren dan door ze na te bootsen? Door die nabootsing ontstond een lokale gemeenschap, het theater van mens en dier waarin de boer knecht kon worden en het dier heer.’
 
En toen verlieten we de boerderij…
‘Daardoor is onze wereld groter geworden – veel groter. Tegenwoordig bewonen we de Aarde, met een hoofdletter, zoals die werd gefotografeerd vanuit de ruimte en niet de lokale aarde die we dagelijks bewerkten. Via internet hebben we contact met de hele wereld. Onze handelingen hebben invloed op die wereld, bijvoorbeeld op de opwarming van de aarde.’ 
 
Verkiest u de oude of de nieuwe wereld? Het lokale of het globale leven?
‘Ik beschrijf vooral wat er gebeurt. Als je toch mijn mening wilt: ik behoor in elk geval niet tot de mensen die met nostalgie denken aan vroeger tijden. Alsof we toen zo gelukkig waren, in ons hutje, onze boerderij! We hebben nu genoeg te eten – in ons deel van de wereld althans. We kunnen infectieziekten genezen en onze kinderen sterven niet meer door hongersnood. En onze wereld is een stuk minder klein geworden; we spreken nu ook de mensen die aan de andere kant van de rivier wonen.’
 
Wat heeft dat met ons als mens gedaan?
‘Met die Aarde correspondeert voor het eerst zoiets als humaniteit. Dat is geen abstract idee meer, maar werkelijkheid. Vaak wordt gezegd dat zo’n gedeelde menselijkheid niet mogelijk is omdat het tijdperk van de grote verhalen voorbij is. We zouden louter verscheurd worden door religieuze en andere verschillen. Maar dat is niet zo. Voor het eerst delen we een visie op de wereld die coherenter is dan ooit: die van de wetenschap.’
 
Een nieuwe wereld?
‘Dat is een grote verandering, maar tegelijkertijd zijn de overeenkomsten groter dan we denken. Techniek gaat een steeds grotere rol spelen in ons leven, maar we vergeten vaak dat het beroep van de eerste boeren ook al veel techniek vereiste – meer dan we nu denken. Zo is de manipulatie van gewassen al heel vroeg begonnen! Verder denken we dat met de globalisering het leven verloren gaat; we hebben niet meer het directe contact met de natuur, maar met een technologische wereld op afstand. Maar is dat wel zo? Net als op de boerderij creëren we een nieuw gemeenschappelijk huis, al is dat nu globaal. We leren nieuwe objecten kennen.
Net als bij het leven op de boerderij worden wij gedomesticeerd door die nieuwe objecten. We hebben ze zelf gecreëerd, maar we zijn vervolgens in de ban ervan geraakt. Neem internet, sociale media. Die vormen de toegang tot een nieuwe wereld, maar ze vormen ons ook – ons levensritme, de manier waarop we contact onderhouden, en zelfs het idee dat we over onszelf als mens hebben.’
 
En?
‘Het is het onderwerp van mijn nieuwst boek: Petite Poucette, Klein Duimpje, de scholiere of de studente die haar smartphone razendsnel met haar vingers kan bedienen en zo de wereld in haar handen heeft. Wie kan haar dat nazeggen? Zelfs Augustus, de keizer van het Romeinse Rijk, hield niet de hele wereld in zijn hand!’
 
Maar Klein Duimpje leeft alleen maar in een virtuele wereld. Die Romeinse keizer leefde misschien in een kleinere wereld, maar hij had daarin wel bijna alles voor het zeggen.
‘Hoe virtueel ook, deze nieuwe wereld definieert ons als mens. Dat ze virtueel is, maakt haar niet abstract en betekenisloos. Je moet ook bedenken dat we in verhouding tot dieren altijd al virtuele wezens zijn – ook de boerderijbewoner was dat al. We bevinden ons in de toekomst, in allerlei projecten – in het verleden, in herinneringen. Op dit moment voer je een gesprek met mij, maar een deel van je geest is er misschien mee bezig dat je morgen een afspraak hebt, dat er gisteren iets vreugdevols of naars is gebeurd et cetera.
Voor dat virtuele leven hadden we eerder ook al hulpmiddelen. Als je een roman las, dan leefde je al het leven van madame Bovary, van Anna Karenina. Je kon je gevoelens op hen projecteren, zelfs verliefd op hen worden. Deze virtualisering is dus niet nieuw, al is die wel vergroot door de nieuwe media. Die ontwikkeling zal nog veel verdergaan. Petite Poucette is onze toekomst.’
 
U lijkt eerder optimistisch dan pessimistisch over die toekomst…
‘Dat is moeilijk, ik ben geen profeet. Ik zeg met genoegen dat ik een strijdbaar optimisme verdedig, ook omdat ik kinderen en kleinkinderen heb, en omdat ik hoogleraar ben en jongeren en studenten om me heen heb. Ik wil hen als leraar helpen om een nieuwe wereld te construeren. Daarbij is het belangrijkste voor de filosoof om een heldere kijk te hebben op de wereld waarin we nu leven. De vraag is wel of je dan echt optimistisch bent; we zijn bezig, dat is alles. En dan heb je weinig aan pessimisme.’
 
Muziek
Michel Serres
(Boom)
200 blz. / € 24,50