Zonder aandacht geen geluk en geen zinvol leven, stelt filosoof Michael Hampe. Helaas ontgaat zelfs ons eigen bestaan ons vaak.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Plotseling keek Michael Hampe met andere ogen naar de zondagse middagmaaltijden bij zijn grootvader. De Duitse filosoof herinnert het zich nog goed: hij moet een jaar of veertien, vijftien geweest zijn en had net Franz Kafka’s Brief aan vader gelezen. ‘Van mijn grootvader mochten we alleen maar spreken als hij ons daartoe uitnodigde. En het was verboden op te staan voor hij klaar was met eten. Ik zie de maaltijden nog voor me: langzaam nam hij een aardappel, deed er saus op en verorberde ’m – dan keek hij of we misschien aanstalten maakten om op te staan, wat we inderdaad graag hadden gedaan. Vervolgens nam hij nog een aardappel, deed er weer saus op et cetera. Ik had graag willen weglopen, maar pas dankzij Kafka kon ik anders naar deze situatie kijken.’
Beter leren kijken, vooral aandachtig zijn, daar gaat het om in de filosofie van Michael Hampe, die afstudeerde in de filosofie, germanistiek, psychologie en biologie. Aandacht is volgens Hampe zelfs een voorwaarde voor geluk, voor een zinvol leven. Hij schreef er een boek over, dat nu in Nederlandse vertaling is verschenen: Het volmaakte leven. Vier bespiegelingen over geluk. Ter gelegenheid daarvan brengt hij een avond in Amsterdam door; de volgende ochtend moet hij weer vroeg terugvliegen naar Zwitserland, waar hij filosofie doceert aan de technische universiteit ETH Zürich.
Aandacht zelf kan al gelukkig maken, zal hij betogen. Maar uiteindelijk stelt een beter inzicht ook in staat het leven, indien nodig, te veranderen. De vraag is dan: welke patronen in mijn leven zijn zinvol, wat zou ik willen voortzetten en waar wil ik mee stoppen? ‘Dat kan soms tot radicale consequenties leiden’, vertelt Hampe. ‘Het gevolg kan zijn dat je moet breken met je oude gewoonten, met een geliefde, met familieleden.’
Hoe hielp Kafka u anders naar de maaltijden bij uw opa te kijken?
‘Ik las bij hem over de vader van wie aan tafel alleen maar gegeten mag worden, terwijl hij zelf wel iets anders doet. Hij knipt zelfs zijn nagels! Toen pas zag ik duidelijk dat gezinnen terreurregimes kunnen zijn. Ook mijn grootvader had zo’n regime ingesteld; hij oefende macht uit over de kinderen en beleefde daar zelfs plezier aan. Nu zeg ik het natuurlijk niet in Kafka’s taal – zo plat was Kafka niet. Wat ik bedoel is dat literatuur lezen mijn hele manier van kijken had veranderd. Daardoor voelde ik me gesteund in mijn verzet.’
Door zijn nieuw verworven inzicht raakte Hampe benieuwd hoe zijn opa als vader was geweest voor zijn moeder. ‘Zij vertelde me dat hij haar had geslagen. Hij beval haar vanachter de boekenkast een Spaans rietje tevoorschijn te halen en aan hem te geven, waarna hij haar daarmee afranselde. Daarna moest ze het rietje weer netjes terugzetten en hem een kusje geven – om hem te bedanken voor de straf! Dankzij Kafka zag ik hoe sadistisch mijn grootvader zich gedroeg tegenover mijn moeder en zijn kleinkinderen. Natuurlijk zouden moderne pedagogische theorieën dit ook als een foute, zelfs als een wrede opvoeding beschouwen. Maar die etiketten, die je van buiten op de situatie plakt, vind ik niet zo belangrijk. Mij gaat het erom dat de situatie zelf anders werd na lezing van Kafka. Daardoor vond ik de gang van zaken tijdens de maaltijden niet meer vanzelfsprekenden wist ik dat ik die niet meer voor lief hoefde te nemen.’
Leert literatuur je wat je in zo’n situatie kunt doen?
‘Ik geloof niet dat literatuur een advies geeft. Romans geven allereerst een beter inzicht, onder meer doordat ze de voortgang van de gebeurtenissen vertragen. Ze belichten dan alle aspecten, onderzoeken alles. Die vertraagde waarneming kun je soms meenemen naar je eigen leven. Dan zie je alles in slowmotion: je hebt al duizend keer gezien hoe het water in een glas loopt, maar nu valt je plotseling op dat het water bruist en er druppels wegspringen.’
Het lijkt alsof alleen al het nieuwe perspectief zelf tot geluk kan leiden.
‘Ja, dat is iets heel opmerkelijks: dat de opmerkzaamheid vergroten zelf kan troosten of zelfs gelukkiger kan maken.’
Maar het houdt toch niet op bij dat betere begrip?
‘Je moet er ook iets mee doen. Je vraagt je af: met wie heb ik samengeleefd, welk beroep heb ik uitgeoefend, welke beslissingen heb ik genomen? Misschien constateer je wel dat je een heel gelukkig leven leidt. Dan is de vraag: hoe komt dat? Welke patronen in je leven hebben voor dat geluk gezorgd?’
‘Vervolgens bedenk je hoe je die geslaagde patronen kunt voortzetten, hoe je ze kunt vervolmaken. Misschien ontbreekt er hier en daar nog een deel, moet je op sommige plekken nog iets toevoegen om het patroon af te maken – een enkele penseelstreek, net zoals een kunstenaar doet die zijn kunstwerk eens rustig van een afstand heeft bekeken en zag dat het nog niet perfect was.’
En als je niets in je eigen leven vindt dat de moeite van het voortzetten echt waard is?
‘Dan ben je wel heel slecht af! Het zou kunnen dat je helemaal opnieuw moet beginnen. Maar eerst kun je dan verder zoeken. Soms is er iets in een leven waar je nooit aandacht aan heb geschonken, maar wat wel belangrijk voor je kan zijn. Ik zag laatst een film over iemand die economie studeerde om later veel geld te verdienen, daarnaast musiceerde ze – als hobby. Toen haar instrument kapot was, kwam ze in contact met een maker van muziekinstrumenten. Door de gesprekken met hem besloot ze haar studie, en daarmee haar mogelijk rooskleurige financiële toekomst, op te geven en ook instrumenten te gaan repareren en bouwen. Hier zie dat je iets wat eerst klein en onbeduidend lijkt – een hobby – door een andere blik op je leven tot je nieuwe levensinhoud kan worden.’
‘Nu wordt ook duidelijk dat je soms ook iets moet prijsgeven om gelukkig te worden: denk aan een beroep of een bepaalde manier om je tot anderen te verhouden. Zo kan het veel kracht kosten om te stoppen met dromen over een leven in rijkdom, zoals in de film. Niet veel mensen zijn tot zo’n verandering in staat. Het is vaak al heel moeilijk om de aandacht op te brengen om goed naar je eigen leven te kijken, laat staan dat je het verandert.’
Wat voor mensen slagen er wél in om goed te kijken?
‘Opmerkzaamheid heeft ook met leeftijd te maken. Als je jong bent, beschouw je het leven als een boom van mogelijkheden: er zijn veel mogelijkheden waarlangs je de boom in kunt klimmen en het kan lang duren voor je het gevoel krijgt dat andere mogelijkheden worden uitgesloten. Je kunt, denk je, altijd weer terugklauteren en beginnen aan een andere mogelijkheid. Je hebt een beroep gekozen; dat bevalt je na enige tijd niet meer, waarna je terugklimt en met een ander beroep begint. Of je hebt met iemand samengeleefd. Als dat niet meer functioneert, kun je weer afdalen en voor iemand anders kiezen.’
‘Dan bereik je een leeftijd waarop je merkt dat je niet meer terug kunt. Die is bij ons allemaal verschillend, meestal ligt die rond de dertig – volgens Aristoteles na je vijfendertigste, ik weet niet hoe hij daarachter gekomen is. De terugweg is te lang; vermoedelijk kom je helemaal niet meer aan bij het begin. Misschien is de persoon met wie je eigenlijk wilde samenleven verhuisd naar een ander land, samen met een ander. Misschien bestaat de mogelijkheid niet meer om met een bepaalde baan te beginnen. Daardoor kun je een druk voelen: het is nu of nooit.’
Wat doe je dan?
‘Je hebt twee mogelijkheden. De eerste is dat je je probeert te onttrekken aan die druk. Je vraagt je niet meer af of je wel een goed leven leidt. Je dempt de opmerkzaamheid…’
Zijn er mensen die dat doen?
‘Hebt u nog nooit cognac gedronken?’
Ik begrijp waar u heen wilt…
‘Ah, zie je. Dat doen we toch allemaal, dat we besluiten: daar denk ik nu liever niet over na. De tweede mogelijkheid is dat we ons afvragen: hoe ben ik op dit punt beland? Op deze plek van de mogelijkheidsboom? Hoe moet ik nu bewegen, gelet op het feit dat ik nog weinig mogelijkheden heb? Je opmerkzaamheid ten aanzien van je eigen leven wordt dan veel groter, de vraag wat je waardevol vindt en wat niet veel urgenter. Nu kun je niet meer zo lichtvaardig een beslissing nemen, je kunt je keuzes niet meer als voorlopig beschouwen. Nu zijn ze definitief.’
‘Door de druk slagen sommigen er ook beter in de rijkdom van hun leven te zien. Toen ze jong waren, zagen ze misschien alleen maar een paar eenvoudige keuzes die zich aandienden – een mooie carrière bijvoorbeeld. Nu ze iets ouder geworden zijn, zien ze, net als in de film over de economiestudente, kleine en voorheen verborgen patronen. Daar zouden ze zich in de toekomst meer op kunnen richten.’
Wat moet je dan kiezen? Zijn daar criteria voor?
‘U vraag voert naar een theorie, terwijl ik denk dat het hier gaat om een persoonlijke evidentie. Er bestaan geen criteria die voor iedereen gelden. Laat ik het voorbeeld geven van Nora, de hoofdrolspeelster in Een poppenhuis van Henrik Ibsen. In dit toneelstuk verlaat Nora haar man en kinderen. Ze constateert dat ze tot nu toe alleen maar conventioneel voor haar man heeft gezorgd. Nooit heeft ze besloten wat ze met haar leven wil doen, afgezien van één beslissing: ze had een wissel vervalst, zodat haar man – die aan een longziekte leed – een voor zijn gezondheid noodzakelijke reis naar Italië kon maken. En precies die ene beslissing die ze zelf genomen heeft, wijst haar man af omdat die fout zou zijn. Daarop zegt zij: eerst heb ik gedaan wat mijn vader van me vroeg, toen heb ik gedaan wat jij wilde – ik weet eigenlijk helemaal niet hoe ík wil leven en ik moet nu weg om daarover te kunnen nadenken. Waarop haar man haar voor de voeten gooit: als goede echtgenote, als goede moeder kun je dat niet doen. Je veroorzaakt toch leed?’
En, wie heeft er gelijk?
‘Je kunt proberen die vraag te beantwoorden met de klassieke filosofische theorieën, maar dan blijken die hier niet te gelden. Welke theorie je ook toepast op haar besluit, je moet constateren dat haar besluit fout is. Desondanks voel je, als je naar het stuk kijkt, dat Nora het goede doet, dat Nora gelijk heeft als ze niet meer als een marionet door haar vader of man bespeeld wil worden en haar man verlaat. We krijgen die indruk omdat we het, ondanks alle ethische theorieën, belangrijk vinden dat iemand een eigen leven leidt. Iemand die dat niet doet, kan helemaal niet gelukkig worden! Een slaaf kan niet gelukkig zijn. En je hoeft zelfs geen slaaf te zijn om toch geen eigen leven te leiden. En daarom, zo voelt de kijker, heeft Nora het recht om haar gezin te verlaten. Pas door weg te gaan is ze überhaupt in staat een eigen leven te leiden. De zoektocht naar geluk, zo zie je hier, zou je ook kunnen zien als een zoektocht naar een eigen stem.’
In uw opvatting van het geluk lijkt het individu centraal te staan: Nora kiest in haar streven naar geluk radicaal voor zichzelf. Ze laat haar kinderen achter. Is die zoektocht naar geluk niet een soort narcisme? Is het niet juist door de relatie met een ander, hoe moeilijk ook, dat we gelukkig kunnen worden?
‘Maar Nora kiest niet noodzakelijk voor een leven waarin ze zichzelf centraal stelt. Ze zegt: misschien kom ik later wel weer terug, en leef dan als echtgenote en moeder zoals ik vroeger deed, maar dan doe ik dat tenminste omdat ik zelf die beslissing heb genomen. Geluk hoeft dus niet te betekenen dat alles om jou draait en je je niet verbonden voelt met anderen. Ik wil iets heel anders zeggen: de evidentie van het goede is individueel. Jij als individu hebt de ervaring: ja, dat is het goede! Er is geen theorie, geen ander die dat voor je kan beslissen, je kunt op niemand terugvallen. Uiteindelijk sta je er alleen voor om te bepalen wat jij een goed leven vindt.’
Tot slot: wanneer bent u gelukkig?
‘Niet meer nadenken over mijzelf of de wereld, maar toch sterk ervaren dat de wereld er is, dat ik er ben – zo zou ik de toestand omschrijven waarin ik gelukkig ben. Dat gevoel heb ik vaak als ik iets met mijn zoon onderneem. Je zou kunnen zeggen dat ik dan geen afstand meer voel ten opzichte van de wereld, maar er deel van uitmaak. Daarom heb ik het boek ook aan mijn zoon opgedragen.’
Michael Hampe. Het volmaakte leven, Wereldbibliotheek, 306 blz., € 24,90