Home Maxim Februari: ‘Ik was al een man’

Maxim Februari: ‘Ik was al een man’

Door Annette van der Elst op 26 februari 2013

03-2013 Filosofie Magazine Lees het magazine

Schrijver en filosoof Maxim Februari kondigde eind vorig jaar aan als man verder te leven. ‘Ik ben tegelijkertijd wel en niet veranderd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Maxim Februari oogt als een jonge man, met relatief brede schouders en smalle heupen. ‘Het effect van testosteron, ook die opvallende verjonging’, zegt hij. ‘Maar een enorme macho zal ik nooit worden. Ik was als vrouw androgyn en nu als man nog steeds.’

Hermafroditisme – tweeslachtigheid – heeft hem altijd geboeid; het was al het thema van zijn debuutroman Zonen van het uitzicht (1989). Dat we mensen zonder meer kunnen opdelen in mannen en vrouwen is een illusie, zegt schrijver, filosoof en jurist Februari. ‘De scheidslijn is niet hard. We zijn allemaal een mix van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen.’

Toch was het voor hem wezenlijk – na er 35 jaar over nagedacht en naar verlangd te hebben – om de stap naar ‘de andere kant’ te maken en fysiek man te worden. Over de allerintiemste details – hoe urineert hij, bijvoorbeeld, zittend of staand? – zullen we niets van hem horen. Dat gaat buitenstaanders niets aan, schrijft hij in zijn recent verschenen De maakbare man. Notities over transseksualiteit. ‘Deze vraag stellen we doorgaans toch ook niet aan andere mannen?’ Desondanks spreekt hij openhartig over zijn ervaringen. Zoals over de onverwachte effecten van de hormoonbehandeling. ‘Ik ben wat vaker geïrriteerd. Als iets me niet bevalt, zeg ik het eerder, maar het is ook sneller over.’ Of over de heterowereld waarin hij plotseling is beland. ‘Dan merk ik dat een caissière met me flirt.’
 
Waarom wilde u man worden?
‘Het is moeilijk om deze ervaring meteen te verheffen tot theorie. Het is de ervaring van een basisidentiteit. Mijn gevoel man te zijn is nog het best te omschrijven met het Duitse woord Geschlechtszugehörigkeitsgefühl – een term die seksuoloog en pionier op het gebied van transseksualiteit Magnus Hirschfeld in het begin van de twintigste eeuw gebruikte. Het gaat daarbij om het mentale aspect van je geslachtelijkheid, de manier waarop je jezelf ziet en hoe je wordt waargenomen. Ik kan het ook anders zeggen: ik heb altijd tot het mannelijk domein behoord, een domein waar je als man functioneert. De rol van vrouw past me niet. Niet omdat ik zo mannelijk ben, maar omdat ik een man ben. Ik noemde me daarom ook niet graag lesbisch; ik was immers een man.’
 
De rol van vrouw paste u niet. Komt dat ook doordat er steeds minder ruimte is – zoals u al eerder schreef – om die rol op verschillende manieren in te vullen?
‘De samenleving legt de indeling vrouw-man steeds strenger op.Dat stoort me inderdaad enorm. Daarnaast word je steeds meer primair op je geslacht aangesproken.

Er zijn tijden geweest waarin geslachtsverandering gemakkelijker was, niet officieel, juridisch of medisch, maar in de praktijk. Mensen konden een nieuwe identiteit aannemen; een vrouw kon lichtmatroos worden als ze zich voor man uitgaf. Deze vrijheid van transformatie is verdwenen. Ik dacht dat schrijven een ontsnapping kon bieden, maar ik werd steevast ingedeeld in de groep vrouwelijke schrijvers.

Maar deze ontwikkeling heeft mijn besluit niet bespoedigd. Ik denk ook niet dat de inrichting van de samenleving beslissend is voor je identiteit, je gevoel vrouw of man te zijn. Cijfers over transseksualiteit – één tot twee transseksuelen op de 2000 mannen, één tot twee op de 4000 vrouwen – zijn door de geschiedenis en verschillende samenlevingsvormen heen tamelijk stabiel.’
 
De blik van anderen, erkenning, lijkt wezenlijk voor uw keuze. In De maakbare man schrijft u dat u vooral ontevreden was over uw ‘lichaam als interface voor sociale contacten’. En dat ‘het gevoel van belachelijkheid en mislukking is verdwenen nu u eruitziet als man’.
‘Vrijwel niemand heeft een lichaam dat volkomen aansluit bij zijn of haar identiteit. Mijn lichaam paste niet bij wie ik was. En het zond niet de juiste signalen uit. Mensen zagen mij op een manier waarop ik niet gezien wilde worden.

Door de aanpassing zien mensen wie ik ben. Ik hoef mezelf niet meer te verloochenen. Ik kan opnieuw beginnen. Omdat ik de afgelopen maanden hard aan dit boek heb gewerkt, ben ik er trouwens nog nauwelijks aan toegekomen om als man in de buitenwereld te leven. Wel in de dagelijkse sfeer, natuurlijk. En dan blijken er rare, onverwachte verschijnselen aan te zitten. Bijvoorbeeld mijn lengte. Ik ben 1,80 meter. Als vrouw was ik lang, maar nu voel ik me vaak klein, hoewel ik dat ook als man niet ben – ik heb de lengte van de gemiddelde man in Nederland. Maar een groot aantal mannen is groter. Daar ben ik me nu voortdurend van bewust.’
 
Door de lichamelijke aanpassing bent u geworden wie u altijd al was: een man. Toch leidt het ook tot een ander zelfbesef.
‘Dat is het paradoxale van transseksualiteit: je identiteit is wel en niet gefundeerd in je lichaam. Doe je iets met je lichaam, verander je het op een kunstmatige manier, dan heeft dat weer effect op je zelfbesef en je sociale leven. Ik ben geworden wie ik ben, heb mezelf teruggevonden door mijn lichaam aan te passen. Tegelijkertijd heeft het me tot meer man gemaakt dan ik was; ik ben masculiener . Dat is een heel merkwaardige, ongrijpbare ervaring. Daarom waarschuw ik jonge mensen om niet luchthartig zo’n besluit te nemen. Met identiteit moet je niet sollen.’
 
De maakbare man. Notities over transseksualiteit
Maxim Februari
(Prometheus)
120 blz. / € 12,50