Home Lodewijk XIV, Bossuet en Fénelon

Lodewijk XIV, Bossuet en Fénelon

Door Pieter Hoexum op 28 november 2012

05-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Op 9 maart 1661 overlijdt Mazarin, Frankrijks eerste minister. Een van zijn laatste adviezen aan de koning, Lodewijk XIV, was geen nieuwe eerste minister te benoemen. Lodewijk volgt dat advies en begint zijn zogenoemde ‘persoonlijke regering’. Sinds Lodewijk op zijn vijfde koning werd, had hij onder de hoede van Mazarin gestaan en geleerd te streven naar absolute macht. Als tiener zou Lodewijk al gezegd hebben ‘L’état, c’est moi.’ Zijn verschijning als zon op een gekostumeerd bal is al net zo legendarisch en veelzeggend. Alles draait om de Zonnekoning in Versailles, waarnaar hij zijn hof heeft verhuisd en waar een fijnzinnige en streng georganiseerde hofcultuur is ontstaan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bisschop Bossuet is een van de meest uitgesproken en welbespraakte verdedigers van de absolute macht. Een koning is volgens hem door de Almachtige zelf aangesteld. Behalve de Bijbel is vreemd genoeg ook Hobbes, wiens reputatie van atheïst toch niet onverdiend is, voor de bisschop een belangrijke inspiratiebron: de mensen zijn slecht en dienen door een soeverein in toom te worden gehouden.

Bossuets tegenvoeter, de jonge priester Fénelon, begint zijn loopbaan als hoofd van een meisjesschool voor ‘nieuwe katholieken’, bekeerde hugenoten. Met zijn respectvolle benadering oogst hij veel succes. Ook zijn pedagogische kwaliteiten blijven niet onopgemerkt: hij wordt gouverneur van Lodewijks oudste kleinzoon, de zevenjarige hertog van Bourgondië. Fénelon transformeert het verwende, onhandelbare ventje in een serieus en plichtsgetrouw troonpretendent.

Ter lering en vermaak schrijft Fénelon voor hem Telemachus, over de zoektocht van Telemachus naar zijn vader Odysseus: een avonturenroman,  ‘vorstenspiegel’ en Bildunsgroman ineen. Voor de goede verstaander bevat het geschrift vernietigende kritiek op het absolutisme van grootvader Lodewijk. Lodewijk acht zich door zijn verheven positie alwetend en daardoor almachtig – volgens Fénelon wordt hij omgeven door vleiers en jaknikkers en raakt hij juist geïsoleerd. Als een voorloper van Rousseau veracht Fénelon het overgecultiveerde hofleven en meent hij dat absolute macht van onderdanen slaven maakt, terwijl de machthebber eigenlijk de slaaf zou moeten zijn van de wil van het volk.

Lodewijk regeert ondertussen als een god in Frankrijk, met als devies: ‘Eén koning, één land, één religie’ – in die volgorde. In 1685 herroept hij het Edict van Nantes, dat de hugenoten (beperkte) godsdienstvrijheid gaf. Op advies van Bossuet wordt Fénelon op missie gestuurd naar de gebieden van de hugenoten. Hij kwijt zich plichtsgetrouw van deze ondankbare taak. Maar Lodewijk probeert ook hardhandig de eenheid binnen de (Franse) katholieke Kerk te handhaven door het jansenisme en quiëtisme te bestrijden, terwijl Fénelon juist onder de indruk is van het mystieke quiëtisme, waarin nadruk ligt op verstilling en verinnerlijking. Ook Bossuet keert zich nu tegen Fénelon, die uiteindelijk van Versailles wordt verbannen.

In 1711 overlijdt de kroonprins en lijken de kansen van Fénelon te keren; ‘zijn hertog’ is nu immers eerste in de lijn van opvolging. Hij schrijft hervormingsplannen voor hem –maar het volgende jaar sterven de hertog en zijn gezin aan pokken, op de jongste zoon na. Fénelon zelf overlijdt in 1715, hetzelfde jaar waarin ook de Zonnekoning overlijdt. Diens vijfjarige achterkleinzoon volgt hem op als Lodewijk XV. Als díéns kleinzoon, de latere Lodewijk XVI, als tiener een drukpers cadeau krijgt, is het eerste wat hij drukt een uittreksel van Fénelons Telemachus.