Intuïties over voorstelbaarheid en mogelijkheid zijn bijzonder fragiel. De teletijdmachine van professor Barrabas is het product van de voorstelbaarheid van reizen in de tijd. In Die Verwandlung creëert Franz Kafka ene Gregor Samsa, die op een ochtend verbijsterd vaststelt dat hij in een kever is veranderd. (Zijn familie maakt zich minder zorgen en vraagt zich alleen maar af hoe ze van die vervelende Gregor, met zes poten en voelsprieten, verlost kan geraken.) En David Chalmers, Australisch filosoof, stelt dat zombies logisch mogelijk zijn. Zombies zijn wezens die fysisch identiek zijn met ons (mensen, met ervaringen) maar niets voelen – geen pijn, geen schuldgevoel na een leugen, of geen orgasme wanneer ze vrijen. Via ingewikkelde redeneringen komt Chalmers tot de conclusie dat dergelijke wezens kunnen bestaan. En daarom zijn ervaringen volgens hem niet identiek met hersentoestanden, of toestanden van ons centraal zenuwstelsel, want wat mogelijk is, is noodzakelijk mogelijk, en dus ook feitelijk het geval (ik bespaar u de technische details).
Dit artikel is exclusief voor abonnees
En toch geloof ik niet in zombies, en ook niet in tijdreizen of de mogelijkheid om in een kever te veranderen. Wat is hier aan de hand? Ik denk dat de Engelse filosofen John McDowell en Gareth Evans het bij het rechte eind hadden: wanneer je concepten bezit – het concept van een mens, en dat van een kever, en dat van iets dat verandert of transformeert in iets anders – heb je ook de capaciteit om die ongebreideld te gaan combineren. Een rups wordt vlinder, en dus kun je ook bedenken, zoals Lennart Nijgh ooit dichtte, dat vlinders rupsen worden. Of dat mensen veranderen in kevers. En wanneer je je van de ene plaats naar de andere kan begeven – reizen – maakt onze capaciteit om concepten te combineren het ook mogelijk om reizen in de tijd (van het ene tijdstip naar een eerder tijdstip) te bedenken. De combinatorische kracht van concepten maakt het mogelijk je onmogelijkheden voor te stellen. Pas wanneer gecombineerde concepten elkaar werkelijk uitsluiten – een cirkel kan niet vierkant zijn en 2 + 2 is nooit 5 – weten we om conceptuele redenen dat we iets onmogelijk gedacht hebben. Ook God moet zich houden aan de regels van de wiskunde en de geometrie.
Maar hoe zit het dan met mensen die in kevers veranderen? Er is niets in de concepten mens en kever en veranderen dat dit a priori uitsluit. Enkel wanneer je inzicht hebt in de ware aard, de essentiële structuur van de wereld, kan je voorstelbaarheden van mogelijkheden onderscheiden. Creatief combineren van concepten levert voorstelbaarheden af – zombies bijvoorbeeld – maar tegelijk hebben we de intuïtie dat iets in de wereld ons terechtwijst: niet alles is mogelijk. Wat biedt weerstand tegen de promotie van voorstelbare dingen tot mogelijke dingen? De fysische wetten? Maar wat als de fysische wetten contingent waar zijn? Betekent dit dat alles wat voorstelbaar is, ook mogelijk is in werelden waar de wetten anders zijn? Is er dan niets dat voorstelbaarheid van mogelijkheid onderscheidt?