Home Liever polemiseren dan polderen

Liever polemiseren dan polderen

Door Sebastien Valkenberg op 29 oktober 2012

Cover van 11-2012
11-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Politiek gedijt bij conflicten, bij meningsverschillen, betoogt politiek filosoof Marin Terpstra. Daarom is het riskant dat we, zoals zijn collega Thierry Baudet constateert, de arena waar het felle debat moet plaatsvinden sluipenderwijs uithollen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

De boel bij elkaar houden, bruggen bouwen, stoppen met polariseren – hoe vaak zijn zulke oproepen de afgelopen jaren niet gedaan aan politici? Kennelijk is de aanname dat zij meningsverschillen moeten overwinnen en dat onenigheid onwenselijk is. Marin Terpstra, docent sociale en politieke wijsbegeerte in Nijmegen, corrigeert deze breed gedragen opvatting in Onenigheid en gemeenschap. Politiek kan pas ontstaan dankzij maatschappelijke verdeeldheid.

Als mensen samenleven, leidt dat onvermijdelijk tot frictie. De centrale vraag in het boek van Terpstra is hoe we hiermee moeten omgaan. Een van de oudste manieren is mensen via geweld in het gareel te brengen. Het valt echter te bezien of hiermee echte eenheid kan worden bewerkstelligd. Wellicht lukt het om hevige meningsverschillen te onderdrukken. Dat ze zich aan het zicht onttrekken betekent echter niet dat ze er niet zijn.
Een belangrijke rol in de ontwikkeling van de politiek is weggelegd voor een naamloze revolutionair. Terpstra: ‘De eerste persoon die bedacht dat politieke macht ook door iemand anders dan de heerser van zijn gemeenschap kan worden uitgeoefend, of dat deze ook andere beslissingen had kunnen nemen, of dat de wereld anders in elkaar steekt dan de overgeleverde verhalen beweren, is de uitvinder van de politieke ruimte. Wellicht kunnen we hem of haar de eerste – politiek – filosoof noemen.’

Het blijft gissen naar deze persoon – we kunnen zijn bestaan enkel veronderstellen. Maar de eerste theorievorming over de politiek situeert Terpstra in het oude Athene. Daar verschoof 2500 jaar geleden het accent van het slagveld naar de arena van het publieke debat. Dat wapens werden ingewisseld voor woorden leidde echter niet tot het einde van het conflict. Alleen veranderde de gewapende strijd in een woordenstrijd, waarin het nog steeds hard tegen hard kon gaan. De onenigheid uitbannen is dan ook veel te hoog gegrepen. Terpstra ontwikkelt de gedachte ‘dat een politieke orde die in staat is recht te doen aan de onenigheid het samenleven draaglijk kan maken’.

Recht doen in plaats van uitbannen – dit maakt dat politiek niet voor doetjes is die zich primair richten op het compromis. In plaats daarvan moeten zij in verbaal opzicht hun mannetje staan. Ofwel: liever polemiseren dan polderen. Niet voor niets noemt Terpstra, variërend op Carl von Clausewitz, het gesprek ‘de voortzetting van de oorlog met verbale middelen’.

Des te spijtiger dat Terpstra zelf niet iets meer polemiseert. Met welk politiek systeem doen we het meeste recht aan de maatschappelijke onenigheid in de samenleving? Uitgesproken is hij niet, net zoals hij niet echt kleur bekent ten aanzien van de hete hangijzers in de hedendaagse politiek. Anderzijds valt hem dit nauwelijks aan te rekenen. Terpstra heeft een basisboek filosofie geschreven, een werk dat studenten vertrouwd moet maken met de politieke filosofie. Het resultaat: een boek dat didactisch van aard is en neutraal van toon.
 

Krakers

Tot zover de wordingsgeschiedenis van de politiek als dé plaats om verbaal met elkaar de degens te kruisen. Maar hoe ligt deze plaats er tegenwoordig bij? De situatie is bepaald verontrustend, betoogt rechtsfilosoof en historicus Thierry Baudet in De aanval op de natiestaat. Hij spreekt zijn zorgen uit over de natiestaat. Die is na de oorlog in West-Europa in diskrediet geraakt, terwijl die juist zo hard nodig is voor een vitale democratische rechtsstaat.

De ontmanteling van de natiestaat verloopt volgens Baudet langs twee lijnen. Het eerste gevaar heet supranationalisme. Hieronder verstaat hij het oprukken van organisaties als de EU. Problematisch hieraan is dat hun mandaat en precieze verantwoordelijkheden vaag blijven, terwijl ze grote invloed uitoefenen op de lidstaten. Dit leidt tot multilevel jurisdiction, stelt Baudet, ofwel de verdeling van de beslissingmacht ‘over allerlei instanties, zodanig dat niemand meer weet waar precies de beslissingen worden genomen’.

Een van de gevolgen is een sluipende uitholling van de politieke arena waar het debat over omstreden onderwerpen moet plaatsvinden. Ter illustratie noemt Baudet verschillende cases, waaronder een recent verbod om krakers uit te zetten. Uitzetting zou namelijk in strijd zijn met de interpretatie die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gaf aan het recht op een gezinsleven. Gaat de rechter op deze manier niet op de stoel van de politiek zitten, waardoor hij de broodnodige discussie in het nationale parlement smoort? In elk geval belette hij, aldus Baudet, ‘de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan […] om uitvoering te geven aan democratisch tot stand gekomen wetgeving over dit onderwerp’.

Polygamie

Een ander fenomeen dat Baudet zorgen baart, is het multiculturalisme. Het gaat er niet om dat er geen verschillende culturen mogen bestaan. Hij ziet echter een ontwikkeling, onder meer toegejuicht door de invloedrijke Canadese filosoof Charles Taylor, om culturen almaar meer status te verlenen. Zo wijst Baudet erop dat de Franse overheid polygamie onder moslims toestaat omdat die binnen de islam normaal is, een fenomeen waar vooral vrouwen de dupe van zijn als zij in semigevangenschap leven. Eerbied voor de cultuur, in dit geval de islam, gaat ten koste van individuele rechten – voor vrouwen om zich in vrijheid te kunnen bewegen en hun stem als burgers te laten horen. Anders dan we zouden denken, leidt het multiculturalisme er dus niet noodzakelijkerwijs toe dat afwijkende meningen kunnen klinken.

Vanwege deze waarschuwende toon leest De aanval op de natiestaat als een wake-up call. Waar Terpstra het ochtendgloren van het politieke debat beschrijft, en de ontwikkeling hiervan, wil Baudet voorkomen dat we het avondrood hiervan meemaken.