Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Het leven is niet ontstaan, maar gemaakt. Dat is volgens de filosoof William Paley (1743-1805) de meest vanzelfsprekende aanname. Hij bedacht een invloedrijk argument om dit te bewijzen. Stel dat je door een bos loopt en op de grond een horloge vindt. Je staat stil en vraagt je af hoe dat horloge daar terecht gekomen is. Hoewel je niet weet wie het horloge heeft gemaakt en hoe het in het bos terechtkwam, ga je er wel vanuit er iemand achter zit. Horloges ontstaan niet vanzelf. Dezelfde redenering gaat volgens Paley op voor de takjes, bloemen, bomen en beesten – zaken die nog veel complexer zijn dan een horloge. Er moet een maker in het spel zijn.
De filosoof Antony Flew (1923-2010) vond dat onzin. We hebben wetenschappelijk onderzocht wat de oorsprong van het leven is, en nergens zijn we een maker tegengekomen: de ontwikkeling van leven is een evolutionair proces van miljoenen jaren dat wordt ‘gestuurd’ door toeval en de strijd om het bestaan. Het is volgens Flew niet rationeel om vol te houden dat zich toch ergens een God schuilhoudt die alles heeft gemaakt.
Flew komt met een tegenvoorbeeld dat zich ook in het bos afspeelt. Twee pioniers zijn op ontdekkingstocht door een jungle. Op een gegeven moment bereiken ze een open plek waar veel bloemen en planten groeien. De ene pionier zegt: ‘Er moet een tuinman zijn die deze open plek onderhoudt.’ De twee besluiten het te onderzoeken. Ze zetten hun tenten op en houden de wacht, maar er duikt geen tuinman op. ‘Misschien is het een onzichtbare tuinman,’ suggereert de ene pionier. Daarop plaatsen ze een hek met schrikdraad en patrouilleren ze met bloedhonden. Maar nooit is er een teken van de onzichtbare tuinman. ‘Misschien is het een onzichtbare, onhoorbare en onruikbare tuinman die altijd in het geheim komt,’ probeert de ene pionier. Maar de andere verzucht: ‘Waarin verschilt die onzichtbare tuinman nog van een tuinman die niet bestaat?’
Echt?!
In de tijd na de dood van Paley en voor de geboorte van Flew vond een belangrijke gebeurtenis plaats: in 1859 publiceerde Charles Darwin de evolutietheorie. Sindsdien zijn de wetenschappelijke mogelijkheden om het ontstaan van het leven te onderzoeken enorm toegenomen. De vraag waar het leven vandaan komt krijgt een steeds gedetailleerder antwoord. Maar misschien gaat Paleys verwondering over de complexiteit van het leven eigenlijk over iets anders. Niet hoe maar waarom is het leven ontstaan? Op die vraag moet de wetenschap het antwoord schuldig blijven, dacht filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951): ‘Wij voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen beantwoord zijn, onze levensproblemen nog helemaal niet zijn aangeroerd.’