Home Leef hier en nu! Goddeloze wijsheid uit de mythologie

Leef hier en nu! Goddeloze wijsheid uit de mythologie

Door Florentijn van Rootselaar op 26 mei 2010

Leef hier en nu! Goddeloze wijsheid uit de mythologie
05-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Griekse mythen zijn een bron van spiritualeit, zonder god en zonder moralisme, stelt de Franse filosoof en ex-minister Luc Ferry. In zijn nieuwe boek beschrijft Ferry onder andere het voorbeeld van Odysseus: Waarom keert Odysseus terug naar huis? Niet omdat hij zo trouw was – als het even kon bedroog hij zijn vrouw. Odysseus wilde Odysseus blijven – daarom moest hij terug.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tijdens een zomervakantie vroeg een van zijn reisgenoten of hij tijdens de lange, warme avonden de geschiedenis van de filosofie kon vertellen. Die avondlijke sessies in dat vakantieland vormen de basis van een serie inleidende boeken over geschiedenis van het denken. De toon van die zomeravonden wilde Ferry bewaren, net als de toegankelijkheid ervan. Misschien nog wel meer dan het eerste boek van de serie, waarvan in Frankrijk meer dan een kwart miljoen exemplaren werden verkocht, is het tweede deel geschikt voor een zomeravond. Daarin behandelt en vertelt Ferry verhalen: Mythologie, heet het boek. Wat we van de Griekse goden en helden kunnen leren.

‘Mythen gaan over de vraag naar het goede leven, een cruciale kwestie waar tegenwoordig te weinig over wordt nagedacht,’ doceert Ferry in zijn werkkamer in Parijs. De ramen staan open, de colbertjes gaan uit – het is benauwd. Boven Ferry’s bureau hangt een staatsieportret van president Sarkozy, aan wiens regering Ferry nu als adviseur is verbonden – een baan in de luwte, nadat hij aan het begin van deze eeuw minister van Onderwijs was. Maar vóór alles is hij filosoof: hij is hoogleraar aan de universiteit Paris VII – Diderot. Hij schrijft diepgravende filosofische studies (over bijvoorbeeld de Duitse filosoof Immanuel Kant), en meer pamflettistische werken (onder meer een kritische beschouwing over de milieubeweging) – en nu dus de inleidingen. De boeken behandelen de geschiedenis van de filosofie. Waarom dan een deel wijden aan mythen? ‘Mythen worden vaak beschouwd als fabels of legenden, slechts bedoeld om de lezer te verstrooien. Of we zien ze als primitieve voorlopers van de moderne wetenschappelijke verklaringen van de wereld – maar wel achterhaalde voorlopers. Wie dat zegt, heeft de betekenis van de mythen verkeerd begrepen. Mythen laten ook nu nog zien hoe we de wereld kunnen bewonen. Ze geven zin aan onze wereld, net als de filosofie.’

De Griekse verhalen moeten ook niet verward worden met de die uit de Bijbel, zegt Ferry. Ze zijn meer verwant met filosofie dan met religie: ‘Mythen zijn in wezen een oervorm van de Griekse filosofie – die doet, kort samengevat, niets anders dan de mythen een meer abstracte vorm geven. Ze tonen een seculiere spiritualiteit: een spiritualiteit of heilsleer zonder god. Het wemelt in de mythen wel van de goden, maar die bieden anders dan in het christendom geen verlossing. Die moeten de mensen zelf zoeken.’
 

Typisch menselijke overmoed

Het geluid van werklieden dringt door in de kamer. Verderop zijn ze bezig het trottoir op te breken. ‘Sous les pavés, les réseaux (Onder de straat de kabels)’, staat op het billboard dat uitleg geeft over de werkzaamheden, een allusie die iedere Fransman zal begrijpen. De woorden zijn een variatie op Sous les pavés, la plage (Onder het plaveisel het strand), een van de bekendste Franse slogans, die kernachtig het revolutionaire ideaal van mei ’68 weergeeft: vlak onder de onderdrukkende en ordentelijke beschaving schuilt een natuurlijke, bevrijde wereld. Je moet je bevrijden van de opgelegde, kunstmatige orde – het troittoir – in een revolutionaire interpretatie zelfs door de klinkers naar de autoriteit te gooien…
Het verzet tegen orde en autoriteit is kenmerkend voor de mens, vinden de Grieken al. De typisch menselijke overmoed – hybris noemen de Grieken die – om in opstand te komen speelt in veel mythen een rol, zoals in het verhaal over Prometheus. Zeus voert een oorlog tegen de Titanen, de goden van het geweld. Als Zeus gewonnen heeft, sluit hij hen op. Ferry: ‘Maar al snel maakt de vredige rust plaats voor een dodelijke verveling: alles is kalm, er gebeurt nooit iets.’

Wat te doen tegen die verveling? Als antwoord daarop scheppen de goden de mens, legt Ferry uit. ‘De god Epimetheus, de broer van Prometheus, krijgt de taak om de verschillende vermogens onder de zojuist geschapen mensen en dieren te verdelen. Epimetheus – zijn naam betekent: “degene die traag van geest is” – begint best handig: het ene dier wordt een roofdier door zijn scherpe tanden, een ander dier krijgt snelheid om aan hem te kunnen ontsnappen. Zo ontstaan er gelijkwaardigheid en harmonie tussen de dieren. Geen diersoort zal uitgeroeid kunnen worden.’
‘Maar wat blijft er over voor de mens? Epimetheus heeft alle eigenschappen al vergeven aan de dieren. Maar de mens… die is helemaal naakt. De menselijke soort heeft geen vacht, geen schild, geen klauwen; hij rent niet snel.’ Dat moet Prometheus – “hij die vooruitdenkt” – goedmaken, want hij is toch de intelligentere van de familie. Prometheus denkt dat de mensen hulpmiddelen nodig hebben om te overleven. Daarom steelt hij het vuur van de Hefaistos, de god van de smeden en ambachtslieden, en de kunsten en technieken van de godin Athene. Die goddelijke eigendommen zal hij aan de mens geven.’

‘Het vuur en de kunsten zijn niet zomaar middelen, zoals de klauwen of het schild dat zijn voor het dier. Nee, dankzij die goddelijke attributen kan de mens zelf scheppen en wordt hij mogelijk de gelijke van de goden! Op dat moment is de mens in staat tot hybris. Dat wil zeggen dat wij mensen, anders dan de konijnen, de beren, de wolven, als enige soort in staat zijn om de harmonie van de kosmos te verstoren, om in te gaan tegen de orde van de goden en zelfs het universum te vernietigen. Dat is wat Plato al betreurde, en waar de milieubeweging van tegenwoordig nog steeds over klaagt. Telkens als het gaat over de uitputting van de aarde, en zelfs de dreigende vernietiging, verwijst men naar de mythe van Prometheus.’

Verleidingen

Veel mythen laten dan ook de hybris zien, om vervolgens de overmoedige mens ten val te laten komen of om die te laten inbinden. Niet dat het er in de mythen om gaat de mens klein en nederig te houden, onderdanig aan de goden: het is ook in het belang van de mensen zelf om de hybris te temmen. Een goed leven – het goede leven, zal Ferry uitleggen – is geen leven in overmoed, maar een leven waarin je streeft naar harmonie met de wereld.

Een voorbeeld van het goede leven treft Ferry aan in de Odyssee, het verhaal over Odysseus – zijn reis is een zoektocht naar harmonie. Odysseus neemt – tegen zijn zin – deel aan een tien jaar durende oorlog tegen de Trojanen. Daarna doet hij nog eens tien jaar over zijn odyssee naar huis: een moeilijke reis naar het eiland Ithaka, naar zijn koninkrijk, waar zijn vrouw Penelope op hem wacht, met zijn zoon Telemachus – die was nog maar net geboren toen Odysseus ten strijde moest trekken.
Telkens zijn er verleidingen waardoor hij dreigt zijn bestemming niet te bereiken, of die zelfs te vergeten. Verlokkingen van seks. Van drugs. En van het gezang van de verleidelijke Sirenen. Zijn reis voert meer door een droomwereld dan door de echte. Zo ontmoet hij de Lotuseters. Die eten een bloem, een soort dadel, die het geheugen wist. Drie van Odysseus’ reisgenoten nemen de lotusbloem, waarna ze met een stompzinnige grijns op hun gezicht rondlopen. Glimlachend, maar zonder verlangen om verder te reizen, zonder enig verlangen.

Ferry: ‘En denk aan de episode waarin Odysseus de godin Calypso ontmoet. Zij zal zijn maîtresse worden. Als de Griekse held haar wil verlaten om verder te reizen naar Penelope, doet de godin een uiterste poging om hem op haar paradijselijke eiland te houden: ze belooft hem onsterfelijkheid! En zelfs de eeuwige jeugd. Een aanbod waardoor hij kan ontsnappen aan een van de grootste angsten van de mens – die voor de dood. Een aanbod waardoor hij de gelijke van de onsterfelijke goden kan worden. Toch weigert Odysseus. Hij kiest voor de sterfelijkheid en zet zijn reis voort naar de zijnen.’

Waarom reist Odysseus verder? Waarom kiest hij niet voor een bestaan als beach boy op een groen eiland waar de zon bijna altijd schijnt, met prachtige stranden, met betoverende en dienstvaardige nimfen? En met de beeldschone Calypso? De antwoorden die we nu op die vraag kunnen geven, waarschuwt Ferry, zijn niet die van de Grieken. Anders dan we kunnen denken, slaat Odysseus Calypso en de andere godinnen niet af vanwege zijn grote liefde voor zijn vrouw Penelope – als hij de kans ziet, bedriegt hij haar. Ook beschouwt Odysseus het niet als een morele plicht om zijn vrouw bij te staan en ijdel vermaak af te wijzen; goed en kwaad zijn niet zijn drijfveren. En ook is hij geen voorloper van de hedendaagse nationalist, die niets liever doet dan zijn eigen land verheerlijken en zich afsluiten voor alles wat vreemd is. Odysseus kenmerkt zich tijdens zijn reis juist door een grote nieuwsgierigheid, door ontvankelijkheid voor anderen.

Om Odysseus te begrijpen, moeten we terug de geschiedenis in, naar een tijd vóór de Romantiek en de romantische liefde, en ook vóór het christendom en zijn moraal, naar de tijd waarin de Griekse mythen werden verteld. Waar het volgens de Grieken om gaat, is de wereld te aanvaarden zoals die is; in harmonie met jezelf en de jouwen leven. Als Odysseus had gekozen voor het leven met de goden, zou hij zijn menselijkheid hebben verloren. Een leven met Calypso is zelfs niets anders dan de dood: Odysseus zou zijn identiteit hebben verloren. Hij zou niet langer zichzelf zijn, niet langer de man van Penelope, niet langer de koning van Ithaka. Ontheemd, zonder andere mensen, ben je volgens de Grieken niets meer; vandaar ook dat verbanning zo’n zware straf is in de Griekse wereld.

Het leven zal beter zijn, als…

Om in harmonie met de wereld te leven, kan Odysseus niet anders dan het menselijk verlangen naar onsterfelijkheid opgeven, zo maakt de mythe heel duidelijk. Odysseus kan niet ingaan op het aanbod van Calypso en moet zijn sterfelijkheid aanvaarden. Maar hoe doe je dat: leven met het besef van de dood? Dat is een van de belangrijkste vragen voor de Grieken.

Ferry: ‘Bedenk wel dat de dood niet alleen de biologische dood is. De dood kent oneindig veel gestalten.Vergankelijkheid is ook al aanwezig in het leven zelf, hoe vitaal je ook bent, hoe ver de dood ook weg mag zijn. Het punt is dat het leven onomkeerbaar is: liefdes komen tot een eind, je verliest je baan, die vakantie als kind met je ouders in Zuid-Frankrijk komt niet meer terug. En we verliezen mensen die we liefhebben. Het gaat erom ook die vergankelijkheid niet te vrezen, en niet met nostalgie terug te kijken op wat we hebben verloren. Want anders worden we uit het hier en nu naar een niet-meer-bestaande tijd gevoerd, die echter wel ons leven hier en nu weet te bederven.’

Niet leven in een niet-bestaande tijd, maar in het hier en nu, dat is waar het de Grieken volgens Ferry om gaat. ‘De Grieken hadden het idee dat er twee grote malheurs waren die drukken op het menselijk leven. Dat zijn verleden en toekomst. Sommigen zullen de toekomst vrezen: een onbekende wereld vol gevaren, die uiteindelijk de dood van ons en onze geliefden brengt. Zij vergeten het heden en leven in een niet-bestaande tijd: de toekomst. Maar ook de mensen die hoop koesteren vluchten uit hun eigen tijd naar de toekomst, maar nu met de verwachting: “Het zal hierna beter gaan.” Het leven zal beter zijn als je een ander kapsel hebt, een andere auto, andere schoenen, een andere echtgenoot of vrouw, een ander huis, een ander beroep.’
‘Maar ook het verleden kan de mens uit het heden trekken: als je gelukkig bent geweest, voert de nostalgie, de Sehnsucht, je terug naar die tijd. Als je ongelukkig was, blijft het verleden leven door schuldgevoel, door spijt en wroeging.’

Sereniteit

‘Om alles in één zin samen te vatten: de wijze is degene die erin slaagt een beetje minder spijt te hebben, een beetje minder te hopen en een beetje meer lief te hebben. Niet leven in het verleden, niet leven in de toekomst, maar leven in de liefde voor de wereld die er nu is. Dit is het eerste grote filosofische inzicht in de geschiedenis van het Westen. En alle grote Griekse mythen draaien om dat uitgangspunt. Dat is wat Nietzsche later amor fati noemt: de liefde voor wat er is. Verzoend met de kosmos – hoe die er ook uitziet.’

‘Die verzoening is zo belangrijk, omdat we ons daardoor kunnen bevrijden van schuldgevoel en wroeging, van haat en angst. Allemaal aandoeningen die het gevolg zijn van het leven in een luchtspiegeling, in het verleden of de toekomst. Als je echter in het hier en nu leeft, ben je in staat – niet tot geluk, want geluk is iets anders – maar tot… sereniteit. Je laat je niet meer neerdrukken door het gewicht van verleden en toekomst. De angst wordt minder. Je voelt meer vrijheid. Dan pas kun je echt openstaan voor anderen en hen liefhebben.’

Hoe je dat precies doet, leven in harmonie met de kosmos? Leven in het hier en nu? Dat wil, dat kán Ferry niet zeggen. ‘Het is niet de rol van de filosoof om dat te vertellen. Al die psychologen die pretenderen recepten te geven voor een beter leven – je kunt ze maar beter wantrouwen. De filosoof is geen goeroe, geen therapeut. Ik ben ervan overtuigd dat de filosoof de mensen moet aanmoedigen om zelf te denken. Een schoonmaakster kun je wel inhuren om voor jou je huis aan kant te maken, maar een filosoof kun je niet laten nadenken in jouw plaats. Dat is ook wat de Griekse mythen laten zien. Die laten een hele parade aan goden figureren, maar toch zullen die goden ons nooit echt heil brengen en onze angst voor de dood wegnemen. Odysseus moet uiteindelijk zelf het goede leven vinden.’

Beginnen met mythologie. Wat we van Griekse goden en helden kunnen leren, door Luc Ferry, vert. Peter Klinkenberg, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam 2010, 365 blz., € 19,95