Filosoof Joachim Duyndam over vaderschap en het gebrek aan mannelijke rolmodellen in de kinderopvang. ‘Alleen maar vrouwelijke leidsters houdt het conservatieve ideaal van de zorgende vrouw en de man die het vlees snijdt in stand.’
Ouders brengen hun kinderen steeds vaker naar de crèche, en hoewel het kabinet vanaf 2009 bezuinigingen heeft aangekondigd, ziet het er niet naar uit dat dit drastisch gaat veranderen. Immers, het traditionele kostwinnersmodel is ingeruild voor het gezin waarin ook vrouwen een carrière ambiëren. En aangezien weinig mannen de bereidwilligheid tonen om parttime te gaan werken, op de schaarse ‘papadagen’ na, zullen kinderen hun vroegste levensjaren voor een groot gedeelte doorbrengen op de crèche.
Hoe wenselijk is dat? Filosoof Joachim Duyndam, verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht en auteur van het boekje Twaalf vaders, is positief, maar ziet één groot manco: het gebrek aan mannen in de kinderopvang. Duyndam: ‘De crèche doorbreekt de beslotenheid van het kerngezin – de moeder thuis met de kinderen en de vader die werkt. Ik vind die doorbraak een goede zaak, want die stimuleert de sociale ontwikkeling van kinderen. Op de crèche ontmoeten ze andere volwassenen dan hun vader en moeder, en gaan ze intensief om met leeftijdgenootjes. Ze leren bijvoorbeeld ruzies op een goede manier op te lossen, en zich redden in een groep.’
Volgens Duyndam is dat precies de manier waarop kinderen van oudsher opgroeien. Het beschutte kerngezin is niet ‘natuurlijk’ – zoals sommige conservatieven menen – , maar een romantisch ideaal uit de jaren vijftig. ‘Daarvoor was het sociale netwerk van kinderen anders. Ze speelden vaker op straat en de opvoeding berustte bij meerdere personen. Niet alleen vader en moeder brachten de kinderen groot, ook grootouders die in de buurt of in hetzelfde huis woonden, hadden een opvoedende rol. De verschillende leden van die grote familie zorgden ervoor dat kinderen een veelzijdig beeld kregen van mannen en vrouwen.’
De crèche biedt dus voor kinderen de mogelijkheid om zich te spiegelen aan een variatie van voorbeelden. Daarom is het volgens Duyndam zo jammer dat bij crèches vrijwel alleen vrouwen werken. ‘Anders dan bijvoorbeeld in Denemarken, is de kinderopvang in Nederland een eenzijdig feminiene aangelegenheid. De directie, het administratief personeel en de leidsters zijn doorgaans allemaal vrouwen. Kinderen krijgen zo toch weer het idee dat alleen de vrouw verzorgende taken heeft. Het beeld van de vrouw die het kind opvoedt en de man die in het weekend het vlees snijdt, wordt zo voortgezet in de crèche.’
Voor Duyndam is dit beeld veel te eenzijdig. Niet alleen worden vrouwen hiermee tekortgedaan, maar ook mannen; de rol van de vader is veel actiever dan in het clichébeeld wordt voorgesteld. Duyndam: ‘Een vader is meer dan een assistent-opvoeder. Hij heeft een eigen rol bij het grootbrengen van zijn kind. Mannen zijn onzeker geworden over de invulling van hun rol als vader. Hun geloofwaardigheid is in het geding. Vanwege ontwikkelingen als modernisering en globalisering is hij niet langer de vanzelfsprekende patriarch. Dat is maar goed ook! Maar het betekent ook dat hij zichzelf opnieuw moet uitvinden. Dat gaat verder dan de rol van zorgende vader.’
Vaders adopteren hun kind
Duyndam beschrijft in Twaalf vaders de mannelijke taak bij de opvoeding. Hij introduceert het begrip ‘vaderschap als adoptie’ en onderscheidt het van moederschap.
‘Een moeder heeft een vanzelfsprekende band met haar kind’, legt Duyndam uit. ‘Ze baart de baby, hij komt uit haar eigen lichaam. De vader wordt met “moeders kind” geconfronteerd, terwijl hij daar nog een band mee moet opbouwen. Die band noem ik adoptie, en dat betekent letterlijk “uitverkiezing”: de erkenning dat je kind uniek en onvervangbaar is. De filosoof Levinas gebruikt de term “uitverkiezing” ook: de aanwezigheid van de ander nodigt mij uit tot verantwoordelijkheid. In de psychoanalyse zie je een verwant idee: door de adoptie van de vader komt het kind los uit de symbiose met zijn moeder.’ Ook niet-biologische vaders kunnen een kind op een dergelijke manier adopteren.
Via de vader, stelt Duyndam, krijgt het kind de ruimte een zelfstandig individu te worden. Maar dat gaat niet zomaar: bij die ruimte horen ook grenzen. De verantwoordelijke rol van de vader betekent dat hij grenzen stelt. Het kind moet leren wat wel en niet kan. Duyndam: ‘Een vader is onder meer wegwijzer en grenzensteller. Hij laat de kinderen de verschillende mogelijkheden van het leven zien, stimuleert ze maar wijst ook mogelijkheden af. In de rol van verantwoordelijke vader helpt hij zijn kinderen bij het oversteken en bij het binnengaan van onheilspellende gebouwen zoals een ziekenhuis. Als voorbeeldgever draagt hij waarden over door ze te tonen. Hij geeft zelf het goede voorbeeld en brengt zijn kinderen zo moed en respect bij.’
Volgens Duyndam is het daarom belangrijk dat er meer mannelijke crèchemedewerkers komen. Zij fungeren als plaatsvervangende vaders en vertolken de noodzakelijke masculiene rol in de kinderopvang. ‘Mannen stimuleren het eigen initiatief meer dan hun vrouwelijke collega’s en bemiddelen anders bij een conflict’, vindt Duyndam. ‘Een vrouw zal bij een pesterijtje de situatie proberen te sussen. Een man wil de agressie van de kinderen juist de ruimte geven, om die kinderen daar vervolgens op aan te spreken. Voor de ontwikkeling van kinderen is kennisname van beide oplossingen belangrijk.’