Toen ik een tijdje terug na lang getwijfel mijn ogen liet laseren, verwachtte ik niet dat ik zo lang zou moeten wennen aan mijn nieuwe manier van zien. In de weken na de ingreep drukte ik steeds opnieuw mijn ‘bril’ terug op mijn neus – om er dan achter te komen dat die er niet meer was. En als ik ’s avonds verlangde naar wat minder prikkels, bleef het me verrassen dat ik nu niet langer mijn bril kon afzetten.
Maar waar ik nog het meest aan moest wennen, waren mijn eigen, ‘nieuwe’ ogen. Na het laseren zag ik scherper dan ik ooit met bril had gedaan. Waar ik ook keek, ik werd overweldigd door zo’n enorme hoeveelheid details dat ik meerdere keren per dag mijn ogen verschrikt dichtkneep. Ik moest opnieuw leren in- en uitzoomen, me opnieuw verhouden tot de felheid van daglicht, en leren om me niet constant door kleine bewegingen in de verte (die ik opeens allemaal waarnam) te laten afleiden.
Het was gek; altijd had ik mijn bril als het vreemde ‘instrument’ beschouwd. Ik had verlangd naar het moment waarop mijn ogen zélf goed konden zien, zonder bemiddeling. Maar juist die ogen hadden na het laseren iets vreemds gekregen.
Wat ik al eens had gelezen over het lichaamsschema bij de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty kreeg nieuwe diepgang. Het lichaamsschema is de verzameling motorische vaardigheden en gewoontes die al onze bewegingen mogelijk maken en zorgt ervoor dat we ons als vanzelf in de wereld oriënteren: zonder erover na te denken kunnen we lopen, fietsen, typen, grijpen, eten (en dus ook zien). Merleau-Ponty benadrukt dat het lichaamsschema niet ophoudt bij de grens van je eigen lijf; je kunt het uitbreiden, met een bril, een prothese, of zelfs maar een hoed. Zo beschrijft Merleau-Ponty hoe een vrouw ‘zonder enige berekening een veilige afstand [bewaart] tussen de pluim op haar hoed en de dingen die deze zouden kunnen afbreken; zij voelt waar de pluim is.’ Net zo ‘voelt’ een chauffeur of hij door een smalle steeg kan met zijn auto; achter het stuur is zijn lichaamsschema even ‘breed’ als de wagen.
Mijn bril, die jarenlang ongemerkt deel had uitgemaakt van mijn lichaamsschema, was verdwenen, en ik moest opnieuw leren kijken. Zien, ervaarde ik aan den lijve, is ook zonder bril altijd bemiddeld, want we kijken altijd door onze eigen ogen heen – twee gelatinebolletjes die precies op de juiste manier afgesteld moeten zijn.
Inmiddels kijk ik weer als vanzelf door m’n ogen heen. Maar soms – als ik bijvoorbeeld mijn tas inpak en besef dat ik geen brillenkoker mee hoef te nemen – vraag ik me af: heb ik de afgelopen maanden mijn eigen manier van zien gezien? Heb ik mezelf zien kijken?
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.