Home ‘Is het echt zo gegaan?’

‘Is het echt zo gegaan?’

Door Florentijn van Rootselaar op 05 maart 2013

02-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Tsvetan Todorov verzet zich tegen de sacralisering van het herinneren – tegen herdenkingen die zo heilig zijn, dat ze niet onderworpen mogen worden aan de vraag: ‘is het echt zo gegaan?’. Het verleden moet worden bevrijd van moralisten, slachtofferschap en heldenverering, ‘om de simpele tweedeling van de wereld in goed en kwaad te verlaten’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De kleine filosoof dwaalt door het statige, zeventiende-eeuwse Maison Descartes in Amsterdam. Bij elke schilderij blijft hij staan. In een vitrine ligt een kleine selectie van zijn boeken: over het humanisme, over het ‘ethische leven’ in het concentratiekamp, over de verovering van Amerika en over fantastische literatuur. Auteur: Tzvetan Todorov. Hij brengt een kort bezoek aan Nederland vanwege de vertaling van zijn boek over de totalitaire samenleving in de twintigste eeuw. En ook over de rol van de herinnering in die eeuw.

Het interview moet plaatsvinden in de regentenkamer, vindt Todorov. Daar is het plechtig, deftig ook, vindt hij. ‘Het verleden is hier heel sterk aanwezig. Dit gebouw uit de gouden eeuw, het schilderij en de stad. Die aanwezigheid is kenmerkend voor Europa.’ Aan de muur hangen zeventiende-eeuwse schilderijen van regenten. Zien wij ook dat het geblokte kleed op de tafel een kopie is van het kleed op het schilderij? Die aandacht voor details is typerend voor de filosoof Todorov. Hij schuwt de grote lijn niet – hij schreef een boek over het humanisme – maar het is de aandacht voor details, zijn grondige historische kennis, de portretten van bepalende figuren uit de twintigste eeuw, die zijn filosofie zo levendig en ook geloofwaardig maakt.

Herinnering aan het kwaad, bekoring van het goede heet het boek dat Todorov heeft geschreven over het verleden van Europa – vooral over de totalitaire regimes in de twintigste eeuw. Het boek van Todorov – in 1939 geboren in het communistische Bulgarije – gaat ook over de onderdrukking van de herinnering in totalitaire regimes van het nazisme en communisme. Todorov citeert Primo Levi: ‘De hele geschiedenis van het Duizendjarig Rijk kan worden overgelezen als een oorlog tegen de herinnering.’

Waar de herinnering in de nazistische en communistische samenlevingen werd onderdrukt, heerst er volgens Todorov nu een cultus van de herinnering. Een cultus die even verwerpelijk is als de onderdrukking. Zonder herinnering zijn we weliswaar barbaren die richtingloos in het heden drijven. Maar het is ook uit naam van de herinnering dat we oorlogen voeren. ‘Hoe moeten we herinneren?’, is dan ook de vraag die Todorov in zijn boek stelt. Herinneringen mogen nooit zomaar handelingen in het heden bepalen, zal Todorov antwoorden. Herinneringen mogen en moeten een rol blijven spelen, maar het is de politiek die het laatste woord heeft. 
 

Traditie

Todorov komt in 1963 in Parijs. Hij was het communistische Bulgarije ontvlucht, maar komt in een wereld waar de marxistische ideologie op dat moment hoogtij viert. Door de overwinning van Sovjet-Unie op nazi-Duitsland in 1945 waren de communisten ook in Frankrijk heel respectabel geworden – zeker in kringen van kunstenaars en intellectuelen.

Todorov kent, anders dan de Parijzenaars, de totalitaire samenleving als een samenleving waar de herinnering werd onderdrukt of zelfs uitgewist. In Bulgarije moesten de mensen die een communistisch kamp verlieten een contract ondertekenen waarin stond dat ze niets los mochten laten over hun kampervaringen. Soms duurde het wel twintig jaar voor ze er iets over vertelden. In Duitsland was het niet anders: SS’ers in de vernietigingskampen hadden zwijgplicht. Als een kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gesloten, moesten ze vaak naar de gevaarlijkste gebieden. Himmler zei over de wandaden van het nazi-regime: ‘Het is een roemrijke bladzijde uit onze geschiedenis die nooit geschreven is en nooit geschreven zal worden.’

Na zijn komst naar Frankrijk was Todorov er getuige van dat de herinnering een steeds belangrijker rol ging spelen in het leven van veel mensen. Die nadruk op de herinnering is volgens Todorov een reactie op het verdwijnen van het verleden uit de samenleving. Het terugdringen van het verleden begon al na de Middeleeuwen, zegt Todorov. De macht van de traditie maakte toen plaats voor de vrijheid van de mens die niet meer aan het verleden was gebonden. De mens wint de vrijheid, maar merkt al snel dat hij die traditie gaat missen. ‘De westerse samenleving is de eerste maatschappij die al tijdens de Renaissance ophoudt om te refereren aan de traditie als een regel voor het leven. Mensen hechten vanaf die tijd meer waarde aan autonomie. Dat betekent dat de mens zichzelf tot fundament wil maken van de wetten en de rug keert naar de traditie. Die zucht naar autonomie is in de plaats gekomen van heteronomie. Heteronomie betekent dat de wet van elders komt: van de voorouders, van de traditie, of ze komt van een goddelijke openbaring, maar de goddelijke openbaring kennen we ook door de traditie.’

Het terugdringen van het verleden is de laatste dertig jaar volgens Todorov alleen nog maar toegenomen – maar met een schaduwzijde. De economie – en ook de economische globalisering – eist dat de mens zijn verleden opgeeft. Waar de Renaissance-mens daar nog vrijheid voor terugkreeg, moet die vrijheid het nu afleggen tegen de eisen van de economie. ‘De economie stelt de eis om het verleden op te geven. Ondernemingen vragen aan individuen om soepel te zijn, om van beroep te kunnen veranderen. Om van stad te veranderen, om naar een andere plek te gaan, om mobiel te zijn.’ Het gevolg is een reactie: herinneringen worden gekoesterd, er ontstaat een cultus van de herinnering. Todorov: ‘Ik denk dat de nadruk op herinnering, die heel erg aanwezig is in Europa, een poging is van de mens om zich te verdedigen tegen die door de maatschappij opgelegde eis om steeds sneller te zijn, om de mode te volgen.’

Die nadruk op herinnering is volgens Todorov begrijpelijk. Herinnering is een van de belangrijkste manieren om een identiteit te vormen. ‘Maar dat is een opmerking die iedereen zou kunnen maken. In de praktijk blijkt de herinnering echter tot ontsporingen te kunnen leiden. In naam van het verleden worden mensen gedood. Daarom houd ik ook niet van de gedachte dat wij de plicht zouden hebben om bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Alsof daaruit volgt dat wij dan ook geen oorlog meer voeren. Dat zou betekenen dat we alleen door te herinneren deugdzaam zijn. Herinneren is echter de beste en de slechtste zaak ter wereld. Uit naam van de herinnering worden mensen gedood en levens gered.’
 

Cultus van de herinnering

Tegenwoordig wordt er zoveel herinnerd en herdacht, zegt Todorov ironisch, dat het de vraag is of we wel genoeg tijd overhouden om alles te herdenken wat nog moet gebeuren. Die herinner-manie noemt Todorov de cultus van de herinnering. In die cultus wordt volgens hem geen recht gedaan aan het verleden. Het verleden wordt vaak zo vervormd dat het in het heden – in die cultus van de herinnering – een rol kan spelen. Vaak wordt een selectie van feiten uit het verleden gemaakt die de herdenkers van het verleden in staat stelt de rol van slachtoffer of held te spelen. Of anders wel nakomeling van slachtoffers of helden.

Todorov ziet de laatste jaren vooral een opmars van de slachtoffers: ‘De meest begeerlijke positie is niet langer die van held, maar van slachtoffer. Toen ik kind was waren de passages in de schoolboeken over het heldhaftige verleden de meest populaire. Maar sinds een jaar of dertig is dat veranderd. Want als je slachtoffer bent geweest, krijg je in een democratische samenleving extra rechten. Het onrecht uit het verleden moet immers gecompenseerd worden door voorrechten in het heden. In onze egalitaire samenleving levert het niks meer op als je held bent. De held was het grote figuur van de traditionelere samenleving waarin eer nog een plek had.’

‘Soms bestaat het idee dat wij geld verschuldigd zijn aan slachtoffers, aan nakomelingen van slaven bijvoorbeeld. Wat wil dat zeggen, nakomeling van een slaaf? Moet ik ook geld krijgen omdat ik Bulgaar ben? Bulgaren zijn immers onderdrukt door het Ottomaanse imperium. Maar het idee komt niet in me op om nu iets op te eisen dat mij verschuldigd zou zijn omdat mijn betovergrootouder iets is aangedaan.’

‘Die roep om een compensatie berust op de aanname van een collectieve verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid die in de tijd overgaat van het ene individu naar het andere, van de ene maatschappij naar de andere. Dat is denk ik een van de meest nefaste ideeën in de geschiedenis. Verantwoordelijkheid, maar ook verdienste, is individueel. Die strekt zich niet over generaties uit. En hoe zouden we ook moeten weten wie de afstammeling van wie is. Ik zou zeggen, we zijn allemaal slachtoffers van het verleden. En daar moeten we ophouden met de genealogie.’

Slachtofferschap is makkelijk te begrijpen als voordelige positie, zegt Todorov. Vreemder en onbegrijpelijker is de opkomst van de mensen die zichzelf of hun eigen groep aan de schandpaal nagelen. Moralisten, noemt Todorov ze. ‘Het nieuwe boek van Goldhagen is een enorm succes in Duitsland. Dat boek zegt aan Duitse lezers: ‘u bent afschuwelijk geweest. U bent een monstrueus volk geweest.’ Op een bepaalde manier geeft het sommige Duitsers een voldoening om met Goldhagen in te stemmen. Volgens mij komt dat omdat het prettig is om als moralist het kwaad aan de kaak te stellen. Je toont immers je morele superioriteit. Je wint zelfs dubbel, want door een  misdaad van je naasten aan de orde te stellen ben je tegelijkertijd zelf niet meer rechtstreeks verantwoordelijk voor die misdaad.’
 

Moraal

Todorov verwerpt de cultus van de herinnering. Maar wat moeten we dan met onze herinneringen, die doos van Pandora die leidt tot oorlog en wraak. Alles vergeten? Dat is naïef zegt Todorov. Want de herinnering onttrekt zich aan onze wil. ‘Het geheugen gehoorzaamt niet aan de wil. Een herinnering uitbannen is niet zoiets als de deur achter je sluiten. En zelfs als het zou lukken om de pijn uit het verleden niet meer te voelen, betekent dat niets anders dan dat we aan het verdringen zijn. En zoals men goed weet door de psychoanalyse, elimineert de verdringing niet de herinnering die verdrongen is uit het bewustzijn. Integendeel, die leidt tot pathologische manifestaties van het verdrongene.’

‘Het beste is om te herinneren zoals we dat doen in de rouw. Mijn moeder is overleden – ze is verdwenen. Desondanks vergezelt ze me altijd, tot aan mijn eigen dood. Er bestaat dus een vorm van herinnering, noch het vergeten, noch de aanwezigheid, die een vorm geeft aan onze identiteit, maar die het heden niet bepaalt. De goede houding zou niet zijn om het pijnlijke verleden te vergeten – in een poging er ons van te bevrijden –  want het maakt deel uit van ons. Maar het zou ook niet goed zijn om jarenlang verdrietig te blijven.’


De middenweg die Todorov beschrijft is de weg tussen banaliseren en sacraliseren van het verleden. Heilig verklaren betekent verschansen, apart zetten, legt Todorov uit. Het betekent ook dat het een herinnering is waar we niet aan mogen komen, het is een herinnering die niet onderworpen mag worden aan de vraag: ‘Is het echt zo gegaan?’ Niet sacraliseren is niet hetzelfde als zeggen dat een gebeurtenis onbelangrijk was, zegt Todorov. Belangrijk kan iets nu juist pas zijn als het in relatie wordt gebracht met andere gebeurtenissen, als het belang ervan kan worden ingeschat door het niet buiten alles te plaatsen.

Banaliseren is even gevaarlijk als sacraliseren, vindt Todorov. Gebeurtenissen uit het verleden moeten niet zomaar op een lijn worden gesteld met gebeurtenissen uit het heden. Als we nazi als synoniem van het woord ploert gebruiken, gaat elke les verloren die we uit Auschwitz kunnen trekken, waarschuwt Todorov in zijn boek. En hij noemt het nog maar even, nu de oorlog dreigt met Irak: ‘De VS noemen hun vijand graag Hitler om zich zo van de steun van de internationale gemeenschap te verzekeren.’

Wil het verleden vruchtbaar zijn, vindt Todorov, dan ‘moeten we het door de zeef van de abstractie halen en kijken of het leidt tot rechtvaardigheid’: ‘De herinnering aan het verleden – waarin wij slachtoffer of dader waren – kan het fundament worden van een ethisch of een politiek principe. De schrijver David Rousset werd bijvoorbeeld naar het concentratiekamp Buchenwald getransporteerd. Na zijn terugkomst heeft hij eerst geschreven over de kampen in Duitsland, maar enkele jaren later wordt hij de voorman van een beweging om de kampen te bestrijden die nog steeds actief zijn. Dat waren niet meer de kampen in Duitsland, maar in de Sovjet-Unie, Spanje en Griekenland.’

Als de herinnering ‘door de zeef van de abstractie’ wordt gehaald en leidt tot algemenere principes, zegt Todorov, wordt de simpele tweedeling van de wereld in goed en kwaad verlaten. David Rousset zag niet meer alleen het kwaad van de Duitse kampen, maar ook van andere kampen. Sterker nog: door die algemene moraal is het mogelijk om ook het kwaad in jezelf te zien. Daarmee wordt het manicheïsme verlaten, zegt Todorov. Uitgangspunt van het manicheïsme is dat de wereld is opgedeeld in een goed en een kwaad deel. Dat is wat gebeurde in de totalitaire samenleving. Dat is ook wat de slachtoffers of helden doen. Zij zijn goed, de rest niet.

Door het verlaten van het manicheïsme ontstaat een tragische blik op de werkelijkheid. Goed en kwaad zijn niet meer exclusief verdeeld, maar zijn bij iedereen te vinden. Dan wordt het bijvoorbeeld mogelijk om het heldhaftige verleden, bijvoorbeeld over de rol van de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog, in te ruilen voor een grijs verleden. Een verleden waarin de wereld niet meer zo eenduidig is verdeeld in goed en kwaad. Tot 1942 stellen de Britse en Amerikaanse regering de vernietiging van de burgerbevolking aan de kaak als een daad van barbarij, schrijft Todorov. Maar vanaf die tijd nemen ze de tactiek over. In februari 1945 komen veertigduizend burgers van Dresden om bij een bombardement. Hiroshima en Nagasaki moesten toen nog komen.

Is Todorov niet erg naïef in zijn geloof in het menselijk vermogen om af te zien van de eigen positie en te komen tot algemene morele principes? ‘Die stap naar de moraal is niet eenvoudig. Het betekent we ons egoïsme moeten onderdrukken. Maar het menselijk wezen heeft een morele dimensie. Die dimensie betekent dat je de ander wilt verdedigen ten koste van jezelf. In dat opzicht is de liefde, waarin wij onszelf ook willen opofferen, een voorbeeld voor de moraal. Zelfs in de meest extreme omstandigheden is die moraal terug te vinden. Ik heb eerder een boek geschreven over het morele leven in de concentratiekampen. Alles is daar in principe geëlimineerd en er is geen moreel leven meer mogelijk.  Maar toch. De moraal bestaat. Zelfs daar.’



Maar om werkelijk een eind te maken aan de herinnering die leidt tot oorlog en wraak, zegt Todorov, zijn politiek en wet nodig. In zijn boek noemt hij Plutarchus, die zei dat politiek is wat aan de haat – aan die vrucht van de geschiedenis – een eind maakt. Wetten – die ook de vrijheid van het individu moeten waarborgen – gaan altijd voor de herinnering. Daarmee zijn wetten vaak onbevredigend, erkent Todorov. Het verlangen om direct te handelen op basis van een herinnering wordt aan banden gelegd. ‘Recht is weliswaar abstract en onpersoonlijk – en daarom misschien onbevredigend. Maar het is uiteindelijk de enige manier om uit de ban van herinnering en wraak te komen.’