Stilzitten lijkt het enige wat rest’ – met die woorden opent Miriam Rasch haar boek Frictie. Ethiek in tijden van dataïsme, waarmee ze de Socratesbeker 2021 won. In een wereld waarin je volkomen door digitale apparaten wordt ingesnoerd, kun je misschien maar beter binnenblijven en niet al te veel bewegen. Zodra we een stap buiten de deur zetten, worden we namelijk gesurveilleerd, gecontroleerd, getarget en gestuurd. Data lijken meer over ons te weten dan wijzelf. Een verontrustende constatering. Maar willoos overgeleverd aan data zijn we volgens Rasch toch ook niet. ‘Data dwingen ons alleen wel om autonomie anders te gaan begrijpen,’ zegt ze.
Hoewel Rasch zichzelf omschrijft als ‘een echte alfa’ dook ze in de wiskundeboeken. Want er is maar één manier om als filosoof iets zinnigs te kunnen zeggen over data: je moet het net als elke andere taal leren spreken. ‘Het riep vroeger al ergernis bij mij op als een filosoof iets kritisch schrijft over Facebook zonder te snappen hoe het werkt, of zelfs zonder er ooit op te hebben gezeten. Als ik mezelf serieus wil nemen, moet ik de taal van data wel begrijpen. Dat zegt niet dat ik nu zelf een algoritme kan schrijven, maar ik kan wel uitleggen hoe het werkt.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Data dwingen ons om autonomie anders te gaan begrijpen’
‘Maar hopelijk kunnen we het over meer hebben dan alleen data,’ schrijft Rasch mij voorafgaand aan het interview. Als we elkaar spreken op een terras met zicht op Rotterdam Centraal – waar vandaag toch een heleboel mensen hebben besloten in beweging te komen en zich dus hebben overgeleverd aan data die geproduceerd worden door hun ov-chipkaarten en smartphones – licht ze toe waarom. ‘Filosofie gaat over de vraag hoe we een betekenisvolle relatie met de wereld kunnen onderhouden. Die vraag naar betekenis komt sterk naar voren in dataïstische tijden. Zwijgend stilzitten lijkt nog de enige manier om te ontsnappen aan datasurveillance en zelf betekenis te kunnen geven aan de wereld. Tegelijkertijd dwingen diezelfde data ons ertoe om schreeuwend van ons te laten horen of ons keihard uit te spreken. Maar volgens mij zit er iets tussen die twee uitersten in: luisteren.’
Je wilt het niet hebben over data, maar over luisteren?
‘Dataïsme, het geloof dat alles te vertalen is in data, gaat heel ver. Het is belangrijk het daarover te hebben, maar na het schrijven van Frictie zijn er ook vragen blijven liggen, bijvoorbeeld over autonomie. In de context van technologie wordt vaak gezegd: “Je hebt toch een keuze, je hoeft ze niet te gebruiken.” Je kunt “I do not agree” aanklikken of de voorwaarden lezen voor dat je iets accepteert. Maar dat kan helemaal niet; dan lees je je hele leven alleen nog maar voorwaarden! Dat is geen autonome keuze. Daarnaast leeft ook het idee dat we zijn overgeleverd aan algoritmes en verzet dus niet mogelijk is. Binnen al die verhalen over data moeten we proberen een nieuwe autonome positie te kiezen. Luisteren kan een manier zijn om zo’n positie in te nemen die niet alleen besloten zit in jezelf.’
Moeten we luisteren om onze autonomie terug te winnen of gewoon terug naar een tijd met minder technologie en data?
‘Door de opkomst van de term post-truth wordt er gesuggereerd dat er voor de komst van internet een tijd was van truth, waarheid. Want nu komen er allemaal mensen online die dingen beweren die niet waar zijn of die niet eens geïnteresseerd zijn in de waarheid. Maar die houding van teruggaan in de tijd heb ik altijd nogal vervelend gevonden. Want betekent dat dat ik als vrouw ook weer word opgesloten in de keuken? Gaan we dan ook terug naar het wittemannenbolwerk waar je als buitenstaander niet binnenkomt of gehoord wordt? Internet heeft er ook voor gezorgd dat heel veel mensen van zich hebben kunnen laten horen. Het heeft meerstemmigheid gebracht. Het is alleen jammer dat grote bedrijven een monopolie creëren op hoe internet werkt. Maar dat is maar één manier waarop het hoeft te werken. Internet hoeft niet te gaan over kwantificaties zoals geld, clicks en advertentieverkoop. Dat is een min of meer toevallige manier waarop het heeft uitgepakt.’
Hoe data gebruikt worden is dus het probleem, niet de data op zichzelf?
‘Je kunt data zien als een taal. Die taal mag er best zijn, maar wel alleen tussen allerlei andere talen. Data worden aan ons gepresenteerd als neutraal, objectief en transparant – alsof ze een op een de werkelijkheid weergeven, als een soort universele taal. Maar ook data zijn maar een interpretatie van de werkelijkheid, een vertaling. Dat is een belangrijk besef voor mij geweest. Door naar data te kijken als vertaling begreep ik dat data ook maar één manier van betekenisgeving vertegenwoordigen.’
Data zijn toch ook universeler dan elke andere taal? Als ik op Facebook een post van een buitenlandse vriend zie, kan ik zijn bericht met één klik op de knop vertalen en kan ik precies lezen wat hij zegt. Allemaal door data.
‘Je denkt precies te kunnen lezen wat die vriend zegt, maar dat is natuurlijk helemaal niet zo. Het is een vertaling, vaak niet eens een goede. Ik spaar screenshots van gekke vertalingen die ik online tegenkom, omdat ik het leuk vind om te zien dat een vertaling maken niet gemakkelijk is. Dat is wat ik frictie noem, dat vertalingen mis kunnen gaan. Ik heb ook de neiging om dan te denken: kan dat niet beter? Toch laten die mislukkingen eigenlijk een rijkdom zien. Ik zou het mooi vinden als mensen die mislukkingen kunnen omarmen. Ook al is het frustrerend, of zelfs eng, dat je niet alles begrijpt.’
Wat levert een mislukte vertaling ons op?
‘Betekenisgeving zit ’m juist in het bestaan van verschillende mogelijkheden, en dus ook in de mogelijke mislukkingen. Van dingen niet begrijpen gaat een ethisch appel uit. Stel dat je een doorslaggevend universeel antwoord zou hebben op de problemen in de wereld, dan hoef je het er ook niet meer over te hebben. Een universeel antwoord is dus niet alleen saai, ook de ethische vraag hoe je je moet verhouden tot de wereld verdwijnt.’
Maar geen antwoord hebben is ook eng. Data nemen die angst misschien wel weg.
‘Ik ben ook heel dankbaar voor technologie. Kijk bijvoorbeeld naar de ontwikkeling van medische technologie. Het zou nu voelen als ongelofelijke pech als je slachtoffer wordt van een medische fout terwijl de medische ontwikkeling al zo ver is. De angst voor mislukkingen is denk ik sterker geworden door de komst van techniek – de tragiek wordt groter naarmate dingen maakbaarder worden. Die vooruitgang van de technologie en data heeft ons veel zekerheid gegeven en ons daarmee ook vrijgemaakt, maar nu moeten we uitkijken dat diezelfde techniek ons niet onvrij maakt en dat we alleen nog maar stil gaan zitten uit angst.’
Vorig jaar sprak ik Donald Loose, de toenmalige winnaar van de Socratesbeker. In zijn boek over de filosoof Kant schreef hij dat Kant wel op zoek was naar een universeel antwoord op de ethische vragen van de wereld. Zo’n antwoord zou ons juist vrijmaken.
‘Dat is grappig. Ik ben zelf nogal principieel. In die zin snap ik Kant dus wel in zijn zoektocht. Maar ik probeer tegelijkertijd pragmatisch om te gaan met mijn principes. Soms gebruik ik WhatsApp weer even,
bijvoorbeeld tijdens een festival, maar ik ben altijd blij als ik de app weer kan verwijderen. Elke keer als ik weer las over het zoveelste schandaal van moederbedrijf Facebook dacht ik: ik kan niet met mezelf leven als ik deze app blijf gebruiken. Terwijl het op zich heel fijn en gemakkelijk zou zijn om daar niet de hele tijd mee bezig te zijn. Ook heb ik bewust geen slimme meter in huis. Ik heb echt principes die bijna heilig zijn, maar die principes zou ik niet willen opleggen aan een ander. Ik wil er wel graag over discussiëren. In die zin ben ik meer op zoek naar meerstemmigheid dan naar een universele waarheid.’
Hoe maken data ons onvrij?
‘Denk aan Google Maps. Ik vul altijd de straat naast mijn eigen straat in, maar toch weet Google nu waar mijn huisadres is. En als ik op vakantie ga, weet ook daar Maps me weer precies goed door een nog onbekende plaats te leiden. Dat heeft me een enorm gevoel van veiligheid gegeven. Maar als ik nu zonder mijn telefoon ergens op een plek ben die ik niet ken, word ik al zenuwachtig. Terwijl ik ruim dertig jaar van mijn leven gewoon met kaarten rondliep. Het gevolg is dat ik dus een gevoel van onveiligheid heb gekregen door de komst van zo’n technologie.
Die retoriek wil ik doorprikken. Aan de ene kant zeggen de makers van die site: jij weet zelf niet hoe je de weg moet vinden, maar als je gebruikmaakt van onze techniek, dan maken wij de beste keuze voor jou. Stel dus niet te veel vragen. En aan de andere kant zeggen ze ook: je hebt zelf voor ons gekozen, dus als wij ineens je huisadres weten, dan had je de voorwaarden maar moeten lezen.
Hetzelfde geldt voor de ov-chipkaart. Je kunt je natuurlijk verzetten tegen dataverzameling en gewoon een papieren kaartje kopen, maar dat kost meer geld. Je wordt dus ontmoedigd in het maken van die keuze. We moeten nadenken over die retoriek. Tegelijkertijd ben ik ook geen fulltime activist, dus aan sommige data geef ik me over. Mijn activisme bestaat er meer uit mensen uit te dagen om zelf na te denken over betekenis geven aan data. De vanzelfsprekendheid van technologie wijs ik daarmee af. Wantrouwen is een mooie eigenschap als we het over data hebben.’
We hebben misschien toch weer te veel over data gepraat.
‘Dat doe ik ook zelf. Uiteindelijk word ik er toch weer enthousiast van en praat ik er graag over. Misschien kwam mijn weerzin een beetje voort uit het praten over coronadata. Eigenlijk laat corona natuurlijk in één klap zien wat ik in Frictie beschrijf: dat cijfers letterlijk onze bewegingsvrijheid kunnen beperken. Maar ik ben een filosoof en ik begin de ochtend niet met drie kranten lezen en alle coronacijfers bestuderen. Als je gaat deelnemen aan dat debat over cijfers ben je verplicht de cijfers te doorgronden, maar ik ben meer geïnteresseerd in de grotere lijnen. En die grotere filosofische lijn zit ’m voor mij in de vraag: wat kun je niet in data vertalen en wat gebeurt daar dan mee? Wat kun je niet kwantificeren? En ook: hoe ontstaat betekenis uit data en cijfers? Dat is iets wat je alleen maar kunt benaderen door je te concentreren op de betekenis ervan. Ik verzet me tegen het idee dat we niet kunnen vatten wat buiten de data valt, dat het onzegbaar is, zonder betekenis. Net als in literatuur eigenlijk: terwijl je betekenis probeert te geven, weet je dat er altijd andere interpretaties mogelijk zijn. Een betekenis schiet altijd tekort, maar dat betekent niet dat je het niet moet proberen.’