DNA bepaalt lang niet altijd ons ons gedrag. Vaak is het precies omgekeerd.
De kanoet, een trekvogel die zijn tijd verdeelt tussen Siberische toendra’s, de Waddenzee en wadplaten voor de kust van Mauritanië, leeft hoofdzakelijk op een dieet van schelpdieren. De ene kanoet heeft een grote maag en eet grote schelpen; de ander verkiest kleine porties. Het zette de biologen Thomas Oudman en Theunis Piersma aan het denken. Eet een kanoet grote schelpen omdat hij een grote maag heeft, of heeft hij een grote maag omdat hij grote schelpen eet?
In de biologie zijn de vragen die je stelt net zo belangrijk als de antwoorden die je krijgt, betogen Oudman en Piersma. De afgelopen decennia waren dat veelal genetische vragen. Wie DNA-vragen stelt, zal DNA-antwoorden krijgen. Het inzicht dat die opleveren is vaak echter beperkt. Neem kanoeten: ook al hangt hun maagomvang samen met genetische verschillen, dat vertelt ons nog niets over oorzaak en gevolg. Dreef een genetische mutatie de evolutie van hun eetgedrag, of was het juist hun voedselvoorkeur die een genetische verandering heeft teweeggebracht?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
David Attenborough
In De ontsnapping van de natuur duiken Oudman en Piersma in de open vragen van de biologie. Iedere ontdekking roept nieuwe vragen op. Vaak leidt voortschrijdend inzicht er niet toe dat je precies weet hoe het zit, maar dat je beter kunt uitleggen waarom je dat niet doet. De wetenschappelijke ontdekkingsreis neemt alleen maar toe.
Wat we wél weten is dat niet alles genetisch te verklaren is. Niet alleen genen, maar ook gedrag heeft een sturende invloed op het evolutieproces. Neem de priëlen van prieelvogels, onder meer bekend van David Attenboroughs natuurfilms. Vrouwtjes hebben een voorkeur ontwikkeld voor de mooiste tuin. Mannetjes zijn mee geëvolueerd met de vrouwelijke voorkeur: zij maken uitbundige priëlen om de keuzes van vrouwtjes in te willigen. En de vrouwelijke voorkeur heeft bij prieelvogels nog iets teweeggebracht: vrouwtjes hebben er seksuele autonomie mee afgedwongen. Elk prieel heeft behalve een ingang, waardoor vrouwtjes naar binnen komen om het mannelijke bouwwerk te bewonderen, ook een achteruitgang. Waarom? Zonder die extra opening bestaat het risico dat een mannetje het vrouwtje zal verkrachten. Slecht voor het vrouwtje: die wil zelf uitmaken wie de vader wordt van het nageslacht. Bij mannetjes zonder nooduitgang zal ze niet naar binnen glippen.
Ook bij de mens beïnvloedt gedrag het evolutieproces, soms ook op genetisch niveau. Neem de Bajau, een volk in de Indonesische archipel. De Bajau zijn zeenomaden: al duizenden jaren leven zij van – en grotendeels in – de zee. Duikers brengen zestig procent van hun werkdag door onder water, en kunnen tot grote dieptes duiken, slechts geholpen door duikbrilletjes. Het lichaam van de Bajau is genetisch aangepast aan deze semi-aquatische levensstijl: de milt, betrokken bij zuurstofafgifte in het bloed, is groter dan bij andere volkeren. Het lijkt, opnieuw, waarschijnlijk dat hier een gedragsverandering is voorafgegaan aan een genetische verandering: door zich toe te leggen op de onderwaterjacht zijn de Bajau, vergeleken met andere mensen, iets meer tot waterwezens geëvolueerd.
In de hedendaagse biologie komen tegenstellingen die voorheen voor lief werden genomen – de grens tussen nature en nurture, of tussen genetische en culturele aanpassingen – steeds meer op losse schroeven te staan. Soms blijken ze zelfs ronduit onbehulpzaam. Wat komt daarvoor in de plaats? Grenzen worden fluïde; strenge opposities worden verweven in dynamische systemen. Dat maakt de wetenschap er doorgaans niet makkelijker op, maar des te interessanter.
Onze voortschrijdende biologische kennis is ook van belang voor maatschappelijke vraagstukken, stellen Oudman en Piersma. In een wereld waar alles met alles samenhangt zijn de gevolgen van veranderingen vaak niet te overzien. Neem de manier waarop schildpadden eieren leggen. Bij schildpadden wordt de sekse van het nageslacht niet bepaald door seks-chromosomen, maar door de temperatuur waarbij een ei zich ontwikkelt: in een koude omgeving wordt het een mannetje, in een warmere omgeving een vrouwtje. Beïnvloedt de opwarming van de aarde het gedrag van schildpadden? Dat zou best kunnen. Onderzoekers hebben opgemerkt dat onechte karetschildpadden hun eieren op het zuidelijk halfrond op steeds zuidelijkere stranden leggen. Of het één een gevolg is van het ander is niet met zekerheid te zeggen, maar het valt niet uit te sluiten. En wat als de globale temperatuur met nog een paar graden zal toenemen, en het meest zuidelijke strand straks is gepasseerd?