Home Het leven als schaakspel
Sport

Het leven als schaakspel

Wat voor soort denken vereist schaken? En wat kun je ervan leren over het leven?

Door Tonya Sudiono op 30 april 2021

the queen's gambit netflix schaken beeld Netflix

Wat voor soort denken vereist schaken? En wat kun je ervan leren over het leven?

Cover van 05-2021
05-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De Netflix-hitserie The Queen’s Gambit en de pandemie blijken een gouden combinatie voor het schaken. The Queen’s Gambit gaat over een fictieve jonge schaakster die het in de jaren vijftig en zestig maakt binnen een door mannen gedomineerde sport. Geïnspireerd door die serie grijpen veel mensen in tijden van lockdown naar het schaakbord. Dat is ook niet gek: schaken is spannend, het vereist uitdagend denkwerk en je hebt er maar twee spelers voor nodig – of een computer om het solo te spelen.

Volgens Astrid Barbier, Belgisch schaakkampioene, kunnen kijkers van The Queen’s Gambit ook aardig wat opsteken over het schaakspel. De makers hebben goed nagedacht over de houding van de schakers aan het schaakbord en alle non-verbale communicatie die daarbij komt kijken. ‘Je ziet dat er duidelijk moeite is gedaan om het realistisch over te laten komen. Schaakgrootmeester Garri Kasparov heeft meegewerkt aan het uitdenken van de schaakpartijen. In de laatste aflevering komt er een mooie combinatie op het bord.’ Beth Harmon, de hoofdpersoon, doet in die aflevering een tweede zet die het ‘Queen’s Gambit’ – damegambiet – wordt genoemd: ze offert een pion op om vervolgens snelle controle over het bord te krijgen.

Dat we een schaakster aan zet zien is verfrissend. Schaken is van oudsher een mannensport. In de achttiende en negentiende eeuw kwam het in Europa op in de salons en herenclubs, waardoor vrouwen werden uitgesloten. Volgens schaakgrootmeester Bianca de Jong-Muhren, voormalig olympisch schaker en voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond, heeft de langdurige dominantie van mannen bij het schaken niets met de inhoud van de sport te maken, maar met sociale druk en verwachtingspatronen.

De Jong-Muhren: ‘Het stereotiepe beeld van de schaker was lange tijd de intelligente, sigaar rokende man. Dat trok niet de doelgroep van jonge vrouwen aan.’ Maar de tijden zijn veranderd. Toen Barbier opgroeide was er geen enkele schakende vrouw om naar op te kijken in België; inmiddels bestaat er al zo’n tien jaar een Belgisch nationaal vrouwenteam dat meespeelt op EK’s en WK’s. De Jong-
Muhren: ‘En als je kijkt naar de instroom van kinderen, dan is de verdeling tussen jongens en meisjes nu bijna fifty-fifty.’

Analytisch denken

Schaken is een sport die analytisch en creatief denken bevordert, stelt De Jong-Muhren. Ze is ervan overtuigd dat dat niet van nature mannelijke eigenschappen zijn, maar vaardigheden die je opdoet door te schaken. ‘Als je in je kindertijd begint, worden er verbindingen gelegd tussen de linker- en rechterhersenhelft, met zowel het analytisch vermogen als de creativiteit. Die verbindingen blijven tot op hoge leeftijd actief. Dat blijkt niet alleen uit hersen­onderzoek, bijvoorbeeld van Erik Scherder, maar ook uit wat ikzelf heb meegemaakt.’

Door schaken, legt ze uit, leer je onafhankelijk denken. Je leert om een probleem vanuit verschillende invalshoeken te bekijken en weloverwogen te besluiten welke invalshoek je wel of niet meeneemt in het maken van een keuze. Hierdoor is vooruitdenken voor schakers als De Jong-Muhren een tweede natuur geworden.

Schaakgrootmeesters denken daarnaast vaak een bepaalde filosofie over het spel uit. Sommigen vinden dat je je tegenstander moet verleiden om in een ondoorgrondelijk bos te stappen: hoe ondoorgrondelijker je het maakt, hoe makkelijk je hem een fout kunt laten maken. Andere schakers, zoals de bekende schaakgrootmeester Mikhail Tal, hebben een romantische opvatting van het spel. Door objectief gezien minder goede zetten te doen, creëert hij de wildste stellingen die hem en zijn tegenstander dwingen puur op eigen kracht en intuïtie te spelen.’. Terwijl weer andere schakers juist streven naar zo veel mogelijk rationaliteit door altijd de best mogelijke zet te doen.

Volgens René ten Bos, hoogleraar filosofie en clubschaker, is er een grote overeenkomst tussen filosofie en schaken. ‘Van beide kun je doodzenuwachtig worden. Ik vind maar weinig dingen zo spannend als beslissingen nemen in een serieuze schaakpartij. Filosofen lezen als Kant of Hegel kan op eenzelfde manier heel spannend zijn. In eerste instantie snap je er niets van en moet je je steeds verder invechten in hun soort teksten, precies zoals je een schaakstelling helemaal moet begrijpen voordat de betekenis ervan je helder voor ogen staat.’

Metafoor

Schaakgrootmeester en filosoof Jonathan Rowson stelt in zijn boek De juiste zet. Wat schaken je leert over het leven (2020) dat schaken meer is dan een uitdagend tijd­verdrijf of sport: hij beschouwt het bordspel als metafoor voor het leven.

Schaakgrootmeester De Jong-Muhren omschrijft haar schaakstijl als agressief. ‘Ik ga altijd op de koning af en probeer hem vast te zetten. Ook probeer ik er tactische trucjes in te vlechten, dat vind ik het leukst. In het echte leven ben ik overigens wel iets genuanceerder.’

Clubschaker en filosoof Ten Bos gaat voor de verleidings­tactiek, om de tegenspeler in een situatie te brengen waarin die zich niet op zijn gemak voelt. Zijn doel: proberen om er een puinhoop van te maken. In die puinhoop schuilt volgens Ten Bos de ‘magie van het schaken’.

‘Bepaalde posities in het schaken tonen niet snel hun waarheid’

Training kan je ver brengen, maar het is daarnaast de uitdaging om een eigen speelstijl te ontwikkelen. Daar kan Belgisch schaakkampioene Barbier over meepraten. Hoewel ze vanaf haar achtste jaar al volwassen mannen versloeg, omschrijft ze haar schaakstijl als te voorzichtig en te defensief. ‘Mensen vinden mij een saaie speler. Ik hou ervan om mijn tegenstander langzaam te wurgen. Ik ga niet altijd voor de snelste winst, maar ik probeer licht voordeel te halen en dat om te zetten naar winst.’

Met zo’n verscheidenheid aan strategieën kun je je afvragen waar schaken nou eigenlijk om draait. Volgens Rowson is elke schaakpartij een reeks gevechten om de macht. René ten Bos is het daar hartstochtelijk mee oneens: ‘Ik geloof helemaal niet dat schaken gaat om macht of iets dergelijks. Het gaat om de omgang met ondoorgrondelijkheid. Als je kijkt naar een schaaktoernooi, blijken de spelers net als iedereen te worden gereduceerd tot prutsers. Dan zie je: ook zij begrijpen er helemaal niets van. Dat komt door het aantal mogelijk­heden dat elke situatie met zich meebrengt. Die top­spelers hebben allerlei theoretische strategieën in hun hoofd die ze kunnen voorbereiden, maar er komt altijd een moment dat er een nieuwe zet wordt gedaan en dan zijn ze op zichzelf aangewezen.

Wat er dan gebeurt, is voor veel spelers ondoorgrondelijk. Hetzelfde geldt voor een mooi gedicht of een moeilijk boek: daar kun je je heel lang in verliezen. Bepaalde posities in het schaken laten niet heel snel hun waarheid zien. Daarin is het hetzelfde als filosofie.’

Hij vervolgt: ‘Wat ik ook prachtig vind aan schaken, is de mogelijkheid van remise – gelijkspel. De meeste sporten zijn zo banaal, omdat het alleen om verliezers of winnaars gaat. Remise is de ultieme nivellering van mensen. Een van mijn vrienden moest ooit tegen een bekende Rus spelen. Maar hij had die dag een kater; hij had te veel gedronken vanwege liefdesverdriet. Hij legde dat uit aan zijn tegenspeler, waarop die zei: “In dat geval bied ik u remise aan.”’