Home Het goede, ware & schone: Hanif Kureishi

Het goede, ware & schone: Hanif Kureishi

Door Florentijn van Rootselaar op 17 april 2006

04-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Hanif Kureishi schreef een roman over de worsteling met zijn vader. Een kind, beseft hij, kan nooit voldoen aan de wensen van zijn vader. Maar in opstand komen tegen zijn vader is al even onmogelijk.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hanif Kureishi komt aanlopen op sneakers, in spijkerbroek, met een fles water in zijn hand. Hij lijkt – uiterlijk – meer op zijn zoons dan op zijn vader. In Kureishi's nieuwste roman Mijn oor aan je hart staan ze allemaal afgebeeld op kleine zwart-witfoto's. Kureishi schrijft daar, niet altijd even liefdevol, over het 'verwijfde narcisme' van zijn vader en diens 'moslim-opsmuk'. Hij was 'eeuwig en altijd in de weer met zijn kleren, manchetten, schoenen, dassen, geurwatertjes, talkpoeders'.

Mijn oor aan je hart is een boek over vaders en zonen. Kureishi's opa, zijn vader, hijzelf en zijn drie zoons – maar vooral Kureishi en zijn vader: de zoon die bekend werd door te schrijven (onder meer het scenario voor de film My Beautiful Laundrette) en de vader die ook schreef maar die altijd in de schaduw van zijn zoon zou blijven.

Kureishi laat de autobiografische roman beginnen met de beschrijving van zijn vondst van een manuscript. Tien jaar na de dood van zijn vader heeft Kureishi An Indian Adolescence in handen, een onuitgegeven roman van zijn vader. Hij gaat de roman met de nodige tegenzin lezen, met evenveel moeite begint hij aan het verslag van deze leeservaring die een belangrijk deel van zijn roman vormt. 'Ik had een grote angst om dit boek te schrijven', vertelt Kureishi in de bibliotheek van zijn Amsterdamse hotel. 'Het is te incestueus, te dichtbij.' (Kureishi schrijft gedetailleerd over een bordeelbezoek van zijn vader) 'Ik moest steeds mijn slechte geweten verdragen. Daarom is het interessant…  je wilt ook een moeilijk boek schrijven.'

De pijnlijke waarheid over het leven van zijn vader (een ongewenst kind) wordt Kureishi steeds duidelijker: 'Ik heb een verslag bijgehouden van mijn ervaringen toen ik dit materiaal had gevonden. Plotseling zag ik de weergave van mijn vaders jeugd, waarvan ik had gedacht dat ik er nooit toegang toe zou hebben. Je bent daar – je opent het boek en plotseling ben je daar, zijn vader, zijn moeder, het meubilair in het huis. Dat was ontroerend. Wat ik tijdens het lezen van mijn vaders boek vond was iets waarvan ik wist maar ook niet van wist – zoals kinderen weten en niet weten. Dat was de ongelukkige relatie van mijn vader met zijn broer en zijn ouders.'

Zijn vader groeide op in India. Het is tegen die achtergrond – het kolonialisme, de bevrijding – dat het boek van zijn vader speelt. Na die jeugd is zijn vader in een Engelse voorstad terechtgekomen, waar hij zijn leven zal slijten als klerk op de ambassade van Pakistan, het nieuwe 'vaderland' voor alle moslims uit India – want India is dan immers 'Hindoestan' geworden, het land voor de Hindoes. Zijn vader, die overigens de islam heeft afgezworen, dient zijn nieuwe vaderland op afstand, hij zal er zelfs nooit een bezoek aan brengen.

Met zijn 'onbetekenend baantje' is Kureishi's vader de minst succesvolle van de broers Kureishi, die afkomstig zijn uit een hoger middle classgezin, met kolonel Kureishi als pater familias. Zijn vader zoekt troost in het schrijven van boeken, die hij romans wil noemen, al zijn ze bijzonder autobiografisch (Misschien wilde hij ze wel romans noemen, zegt Kureishi in het boek, omdat dat nog een manier was om de waarheid te kunnen verdragen).

Kureishi's vader stelt zich naar zijn zoon het liefst als vriend op, maar is desondanks heel dwingend; niet door zijn autoritaire houding, maar eerder door zijn zwakte, zijn onvermogen, waar de jonge Kureishi en zijn moeder telkens rekening mee houden. Die zwakte is misschien wel meer verplichtend dan de autoriteit van zijn grootvader. De vader moedigt zijn zoon aan om ook te schrijven. Kureishi: 'En dan wil je je vader een plezier doen. Maar alleen maar je vader een plezier willen doen is vreselijk. Je verliest je vrijheid.' Ondanks de aanmoedigingen van zijn vader mag hij hem ook niet overtreffen, schrijft Kureishi in zijn boek. 'Misschien wilde hij wel dat ik zou slagen in het leven, zoals zijn vader dat van hem eiste, maar hij was bang dat ik te machtig of te ambitieus zou worden.' Die angst van zijn vader leidt regelmatig tot felle kritiek op het werk van zijn zoon, die op zijn beurt het werk van zijn vader niet zachtzinnig bespreekt. 

Babel

De verlangens – de tegenstrijdige verlangens – en eisen van zijn vader aan hem, zijn een terugkerend thema in deze roman. Het 'gevoel bewoond te worden door anderen'. Een gevoel dat elke toegang tot een eigen kern, een diepere waarheid, telkens ondermijnt. 'Mijn hoofd is een Babel: mijn moeders stem, mijn vaders stem, de stem van mijn vrouw, mijn zoons. Van de boeken die ik heb gelezen, de muziek die ik heb gehoord. Je vraagt je af of je überhaupt een zelf hebt. We zijn uit andere mensen gemaakt, en uit al onze identificaties. Dat komt allemaal binnen en wordt veranderd: de wereld blaast door je heen en komt op een andere manier uit je hoofd. Je bent niets.' Daarom is het ook zo moeilijk in opstand te komen tegen zijn vader, zegt Kureishi in het boek. Want wat is hij nog behalve de vraag van zijn vader? 'Wat rebellie ook zo mysterieus maakt is dat het stelsel waartegen je in opstand komt zo diep in jezelf verborgen zit dat je niet eens een tipje van de sluier kunt oplichten.'

Het gevoel bewoond te worden door een ander, door anderen, krijgt een extra pregnante betekenis doordat Kureishi het leven beschrijft van een migrant in Engeland. Moet die zich aanpassen? En belangrijker nog, als hij zich niet aanpast, wie is hij? 'Zijn wij moslim?' vragen Kureishi's zoons en 'ze leggen hun arm tegen die van mij om onze huidskleur te vergelijken. Ze willen de andere kinderen op school, die meestal “ergens anders” vandaan komen, graag vertellen dat ze Indiaas zijn.'

De vader van Kureishi, en ook hijzelf, kunnen zich niet beroepen op een typisch 'Indiase identiteit' om dat 'ware zelf' te vinden. De regisseur Peter Brook vroeg ooit aan Kureishi allerlei 'spirituele dingen' over India, het 'echte India', de Hindoe-mythologie. Kureishi: 'Ik kon Brook niet zoveel vertellen. Ik dacht aan mijn vader die Somerset Maugham en George Bernard Shaw las'. Als Brook in de Indiër alleen de mythologie zocht, concludeert Kureishi, 'was ik een mislukte Indiër, een nep-Indiër zelfs, die zich afvroeg wat hij moest zijn in de ogen van deze mensen die verontrust waren over wat ik niet was.'

Ook Kureishi's grootvader was al niet de typische Indiër: hij is opgeleid aan hetzelfde King's College waar zijn kleinzoon later filosofie zal studeren.. Die gerichtheid op Engeland is kenmerkend voor de midden- en hogere klasse in India. Gandhi schreef in zijn autobiografie in 1927: ´De tijd drukt zo zwaar op me in Bombay. Ik droomde voortdurend dat ik naar Engeland ging.´ 

Hoe kan Kureishi 'zichzelf' vinden als hij het onderscheid tussen zelf en ander nauwelijks meer kan maken en bewoond wordt door zoveel stemmen? 'Dit verschijnsel wordt een democratie genoemd, dit is een interne democratie. Je moet je hoofd zien als een ruimte gevuld met meerdere stemmen. Sommige mensen hebben een radicale geest, en daar is slechts een stem. Ze horen de andere stemmen niet; ze hebben een “fascistisch hoofd”. Andere mensen hebben een meer democratisch hoofd. Leven met al die stemmen kan inderdaad niet, maar net als in een democratie zul je verstandige keuzes moeten maken om met die veelheid om te kunnen gaan. Dat hoeft niet te betekenen dat je die veelheid van stemmen buitensluit. Je blijft ze horen.' Is dat niet een te eenvoudige voorstelling? 'Nee', reageert Kureishi, 'het is niet gemakkelijk. Als je tegen je vader zegt “Je hebt ongelijk, ik wil dat niet doen”, dan moet je de consequenties dragen van het verwerpen van je vader. Of je moet de consequentie dragen van het verliezen van je eigen vrijheid. Het is een nachtmerrie.'

En verder, bedenkt Kureishi, is er het 'zelf' dat je creëert terwijl je schrijft. 'Je bedenkt dus zowel de schrijver als het boek. Je bedenkt een zelf om het verhaal te kunnen vertellen. Dat doe je door te beslissen over het perspectief van een verhaal. Het is net als in een film: waar ga ik de camera neerzetten vandaag? Ik heb ervoor gekozen iemand te nemen die tamelijk naïef is. Hij vindt het materiaal en begint het te onderzoeken.'

Schrijven is niet de weergave van bestaande gevoelens, schrijft Kureishi, maar ook creëren van die gevoelens. Luisteren naar die stemmen betekent dan ook niet dat ze ongewijzigd overgenomen worden, benadrukt Kureishi. Het gaat om het zelf opnieuw vormgeven van die stem. 'Je moet die stemmen adopteren. Luister naar de Rolling Stones die Muddy Waters adopteren, jongens van de middle class die spelen als Muddy Waters. Na een tijd klinken ze niet meer als Muddy Waters, maar als de Stones. Ze adopteren de blues met een enorm enthousiasme.'

De esthetische vorm, het medium van de schoonheid, schept het 'ware zelf'. Die waarheid van het zelf is daarmee geen essentie die buiten de romans en verhalen van Kureishi is aan te treffen. Toch is dat 'zelf' daarom niet minder waar. Maar het is een veelvormige, niet identificeerbare waarheid die oprijst uit zijn caleidoscopische boek, waarin niet de strakke compositie overheerst – Kureishi vergelijkt zijn boek met jazz -, maar een openheid voor onverwachte ervaringen. Kureishi, die vaak Freud aanhaalt, vergelijkt die exploratie van het 'ware zelf' met psychoanalyse, waarin het ongezegde, de verspreking, eerder naar de waarheid van het menselijk leven verwijst dan de heldere, weldoordachte formulering. 'De waarheid is voor jezelf verborgen, maar je zou haar kunnen dromen of leven.' 

Whaz'appenin

Hoe ziet Kureishi zichzelf als vader? 'Ik ben een gescheiden vader, ik zie ze via een regeling, ik leef met een van de kinderen. De andere twee wonen bij mij om de hoek. Ik ben hun vriend, maar ik moet ook een autoriteit zijn. En ik ben meer autoritair dan mijn vader naar mij was, veel strikter. Ik ben meer klaar om een vader te zijn dan hij was. Ik ben meer zoals mijn grootvader was. Omdat ik denk dat ze het nodig hebben, of tenminste, dat ik het nodig heb. Want als je mijn kinderen vergelijkt met Pakistaanse kinderen dan is het verschil verbazingwekkend. Die Pakistaanse kinderen zijn heel rustig. Ze groeten je en spreken niet tegen je tenzij jij tegen ze spreekt. Terwijl mijn kinderen zeggen “HEY whaz'appenin' man, wha'are you doin'”. Het zijn hele hippe kinderen, vol zelfvertrouwen en erg vrij.'

'Als ik zeg doe je huiswerk zeggen ze “We hate you, we hate you”. Je moet een positie innemen waarin je gehaat kunt worden. Het is geen cocktailparty, je bent een ouder. Je weet meer dan zij. Mijn werk is om de haat van mijn kinderen te dragen. Dat is goed. Ze moeten me soms haten.'

Voor Kureishi is de rol van vader niet meer vanzelfsprekend. Zijn oplossing: hij speelt de rol. 'Ik ben niet van nature een bijzonder autoritair iemand; ik ben een hippie. Maar tegen mijn zoon moet ik doen alsof ik een autoriteit ben. Het is allemaal een rollenspel, ik ben niet werkelijk Saddam Hoessein, ik ben John Lennon die doet alsof hij Saddam Hoessein is.'

Dat moet weer genoeg stof bieden voor Kureishi's kinderen om een heel leven mee bezig te zijn? 'Ik denk dat je ouders altijd in je geest blijven werken, ze gaan nooit weg. Je vader komt terug als een geest. Voortdurend. Als mijn kinderen zeventig jaar oud zijn, en ik ben al lang dood, dan denken ze nog over mij, dan spreken ze met elkaar over mij. Wat deed hij, wat gebeurde er? Je weet dat dit een relatie is die nooit eindigt.' 

Mijn oor aan je hart. Het verhaal van mijn vader, door Hanif Kureishi, vert. Mollie van Gelder, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2006, 235 blz., € 18,90