Home Het Amsterdam van de Verlichting

Het Amsterdam van de Verlichting

Door Sebastien Valkenberg op 30 januari 2014

Cover van 02-2014
02-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Vrijdenker Adriaan Koerbagh merkte weinig van de veelgeprezen Nederlandse tolerantie. Verschillende locaties in Amsterdam herinneren aan het bittere lot van deze radicale verlichtingsfilosoof. Een stadwandeling.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een zondagmiddag in januari. De winterzon doet het Paleis op de Dam (1) optimaal uitkomen. De vergulde windwijzer boven op de koepel blinkt tegen de achtergrond van een strakblauwe hemel. Groepjes toeristen maken foto’s van de pracht en praal. Toch is die misleidend. Achter de blinkende façade heeft zich een episode afgespeeld die haaks staat op de liberale waarden waarmee de Gouden Eeuw doorgaans wordt geassocieerd.

Op 27 juli 1668 vergaderen schout en schepenen in de pijn- of martelkamer over de straf voor filosoof Adriaan Koerbagh. Wat nu het Paleis op de Dam heet, is dan nog het stadhuis van Amsterdam – volgens journalist en historicus Russell Shorto ‘de meest vrijzinnige stad van de wereld’. Daar merkt Koerbagh op dat moment weinig van. Als hij wordt binnengeleid, krijgt hij te horen dat zijn tong moet worden doorboord, zijn rechterduim afgehakt, zijn boeken verbrand, zijn bezit geconfisqueerd, én dat hij dertig jaar gevangenschap verdient.

Wat is het misdrijf dat de beklaagde volgens de autoriteiten heeft begaan? De directe aanleiding voor Koerbaghs arrestatie zijn twee ‘godslasterlijke’ boeken die hij kort na elkaar heeft geschreven: Een Bloemhof van allerley lieflykheyd sonder verdriet geplant en Een ligt schijnende in duystere Plaatsen. Ook de kringen waarin de auteur verkeert, trekken al langer de aandacht.

Zo gaat Koerbagh om met Baruch de Spinoza, die volgens de Britse historicus Jonathan Israel moet worden beschouwd als de centrale figuur van de radicale Verlichting. Deze filosofische stroming hamert op het correcte gebruik van de rede. Alleen zo kun je je ontwikkelen – en niet via het geloof, zoals de heersende opvatting dan is. Hoe terecht is de reputatie van Spinoza? Het blijkt dat de opvattingen van Koerbagh radicaler zijn en nog meer in de geest van de Verlichting. Alle reden dus voor de gezagsdragers om zijn werk te vrezen.

Toch is 350 jaar na dato moeilijk navoelbaar waarom Koerbagh onder vuur komt te liggen. Een Bloemhof is een woordenboek – een nogal academisch genre, lijkt het. De klacht van de auteur is dat de wetenschap wordt gedomineerd door ‘duystere en vreemde bastaart woorden’. Die moeten worden vervangen door Nederlandse woorden die iedereen kan begrijpen. Maar het boek is meer dan een alfabetische lijst met lemma’s. Het fungeert ook als vehikel voor ideeën die ingaan tegen de belangrijkste dogma’s van de zeventiende eeuw.

Hoerenlopers
Tijd voor een nadere kennismaking met Koerbagh. Zijn geboortehuis – hij kwam ter wereld in 1633 – lag aan het Singel. Op nummer 49 stond destijds ‘De Twee Conijnen’ (2). Inmiddels is er een ander pand voor in de plaats gekomen, dat onderdak biedt aan onder andere een peeskamer. De hoerenlopers die aan het roodverlichte raam voorbijtrekken, treden dus letterlijk in de voetsporen van Koerbagh.

Vermoedelijk is er in al die eeuwen niet echt veel veranderd. Koerbagh groeit niet op in de nette grachtengordel, waar ook dan al de elite woont, maar te midden van het straatrumoer. Het aangezicht van het Singel wordt namelijk bepaald door de hectiek die hoort bij een havenstad als Amsterdam. ‘Je hoefde de deur van “De Twee Conijnen” aan het Singel maar achter je dicht te doen’, aldus Bart Leeuwenburgh in de biografie Het noodlot van een ketter (2013), ‘of die bedrijvigheid drong zich aan je op.’

Voor die bedrijvigheid zorgen onder meer de vele uitgevers, drukkerijen en boekhandelaren in Amsterdam. Zij verspreiden de geur van de radicale Verlichting, die Koerbagh vervolgens opsnuift. Iets ten zuiden van zijn geboortehuis – ‘Op de hoeck van de Molsteegh’ – zit tussen 1666 en 1672 Jacobus Wagenaar (3). Hij brengt een Nederlandse vertaling van Leviathan op de markt, het magnum opus van Thomas Hobbes. De Engelse politiek filosoof ziet de maatschappij als een goddeloos oord. Wie de politiek wil begrijpen moet te werk gaan als een wetenschapper. IJzeren wetten regeren de natuur, en parallel daaraan zijn er ook wetten die de menselijke interactie vormgeven. Die gedachte spreekt Koerbagh aan: om de inrichting van de samenleving te rechtvaardigen, hoef je volgens hem niet naar God te verwijzen.

Dé plek voor dissident drukwerk is echter Jan Rieuwertz (4). Vanaf het geboortehuis van Koerbagh is het iets meer dan 100 meter lopen naar boekhandel ‘In ’t Martelaersboeck’ in de Dirk van Hasseltssteeg (destijds de Dirck van Assensteeg). De steeg is zo smal – hooguit een paar passen breed – dat hij vrijwel permanent in de schaduw ligt. Nu is nummer 14 de entree van een sportschool, maar vermoedelijk gaat halverwege de zeventiende eeuw achter dit huisnummer de uitgeverij schuil die het werk bezorgt van René Descartes en Spinoza.

Descartes – een latere inspiratiebron voor Koerbagh – is al het middelpunt van felle twisten. Maar uit de receptie van Spinoza blijkt dat het nog een graadje erger kan. Zijn naam is algauw een synoniem voor ketterij en goddeloosheid. Niet alleen hier, maar in heel Europa.

Dat Spinoza pleit voor vrije meningsuiting bezorgt kerkleiders en theologen niet eens de grootste kopzorgen. Hij waagt het om God en de natuur aan elkaar gelijk te stellen. En als God identiek is aan de natuur, vervalt daarmee het bovennatuurlijke. Weg fundament onder het bestaan van wonderen, en dat betekent code rood voor de autoriteiten. De Rode Zee die opensplijt, een kreupele die weer kan lopen. Volgens de gangbare visie laat God zo Zijn almacht blijken; alleen Hij is in staat de ijzeren natuurwetten te overrulen. Maar dat verklaringsmodel begint te wankelen.

Hoe de verhoudingen tussen Spinoza en Koerbagh precies waren, blijft gissen. Misschien waren ze vrienden. Maar in elk geval is Spinoza degene die Koerbagh begin jaren zestig introduceert bij een groep vrijdenkers die samenkomt bij de sociniaan Jan Knol (5), woonachtig aan de Nes. Het socinianisme ziet de Bijbel als een lappendeken van verhalen die vaak met elkaar in tegenspraak zijn. Alleen de rede kan zulke conflicten beslechten, met als gevolg dat verscheidene dogma’s sneuvelen. Predikanten doen hun beklag bij het stadsbestuur over deze ketterijen, maar de bijeenkomsten gaan door. Men wijkt gewoon uit naar het Rokin (6), waar de mysticus en alchemist Adam Boreel een huis huurt.

De rede als scherprechter neemt Koerbagh van de socinianen over. Is hij wellicht ook beïnvloed door Franciscus van den Enden? Deze vrijdenker runt begin jaren vijftig een roemruchte Latijnse school aan het Singel (7). Behalve schooldirecteur is Van den Enden auteur van Vrije Politieke Stellingen (1665), een scherp pleidooi voor rechtsgelijkheid en democratie. Als hij zijn ideeën in Frankrijk in praktijk probeert te brengen, moet hij dat bekopen met de dood.

Het staat vast dat Van den Enden Spinoza heeft onderwezen, maar Koerbagh? Diens biograaf Bart Leeuwenburgh acht het mogelijk, maar waarschijnlijk bezoekt hij de andere Latijnse school in Amsterdam. Hierna verlaat hij de stad om te studeren, eerst in Utrecht, later in Leiden. Maar zodra hij is gepromoveerd – zowel in de medicijnen als in de rechten – keert hij terug. Vermoedelijk betrekt hij de woning aan de Oude Nieuwstraat 6 (8), net achter zijn geboortehuis. Ook hier kleurt tegenwoordig het rode licht naast de ramen de omgeving. Symbolisch, want 350 jaar geleden vindt hier ook al ‘oncuyschheyt en hoererye’ plaats. Dat is althans het oordeel van een predikant die alarm slaat bij de kerkenraad. Zijn vermoeden is dat Koerbagh in zonde samenleeft met een vrouw.

Nadien raakt Koerbagh nooit meer uit het vizier van de kerkenraad. Zijn broer Johannes, een vrijzinnige predikant, trouwens ook niet. Soms moet het tweetal zich melden voor een schrobbering, maar het duurde tot 1668 totdat er harde sancties volgen. In de winter heeft Koerbagh Een Bloemhof gepubliceerd, tot weerzin van de kerkenraad. Ze vraagt het stadsbestuur om in te grijpen, ‘opdat suclk een lastermont en penne door haer autoriteyt mocht werden ingetoomd’. Met succes ditmaal. In juli volgt de arrestatie van Koerbagh, wiens even radicale Een Ligt inmiddels op de drukpers ligt.

Dedain voor de gewone man
Op het titelblad van Een Bloemhof staat geen uitgever, maar al snel raakt bekend wie deze rol heeft vervuld: Herman Aeltz (9). Deze katholieke drukker – woonachtig in de Kalverstraat, in de buurt van de Dam – ziet wel brood in het woordenboek van Koerbagh. De precieze oplage is onbekend, maar waarschijnlijk gaat het om 500 exemplaren, misschien 1000.

Het boek slaat in als een bom. Maar Koerbagh gaat dan ook in alles een stap verder dan andere verlichtingsfilosofen. Hij is nog onverbiddelijker in zijn toepassing van de rede, bijvoorbeeld in zijn bespreking van het verhaal over de ark van Noach. Een ernstige parabel over ongeloof en zondig gedrag? Niet volgens Koerbagh, die zich vrolijk maakt over de rekencapaciteiten van de auteur van deze bijbelpassage. ‘Een kunstig rekenaar is ’t niet geweest om de maat weer uyt te vinden: want anders soude het my wat vreemd dunken, hoe in soo kleynen kist, welkers langte maar was dry hondert ellen, de breette vijftig, de hoogte derig ellen, soo grooten menigte van dieren, en soo veel voeder voor meer als een jaar, heeft konnen zijn.’

Kritiek op de manier waarop de Bijbel wordt uitgelegd is niet nieuw. Die levert Spinoza ook in zijn Tractatus theologico-politicus. Maar hij neemt ‘slechts’ de exegeten op de korrel. Het idee dat het hier Gods woord betreft, blijft echter gehandhaafd. Zo niet bij Koerbagh. Het woord bibel is een Grieks bastaardwoord, staat er in Een Bloemhof, ‘en beteykent in ’t algemeen een boek, ’t zy wat voor een boek dat het is, al wast van reyntje de vos of uylen-spiegel’.

De Bijbel als een doodgewoon boek – het standpunt is al radicaal, maar wordt nog radicaler door de manier waarop Koerbagh het presenteert. Spinoza schrijft tenminste nog in de geleerdentaal van het Latijn. Zo kan alleen een select clubje er kennis van nemen. Of, zoals hij het zegt in het voorwoord van de Tractatus: ‘Het volk dus en allen die evenals het volk door dezelfde hartstochten worden geteisterd, nodig ik niet uit om dit te lezen.’

Dit dedain voor de gewone man valt moeilijk te rijmen met de emancipatiegedachte die hoort bij de Verlichting. Koerbagh is daarom een geschiktere vaandeldrager van deze stroming dan Spinoza. Een Bloemhof is gestoeld op het ideaal van volksverheffing. In beginsel bezit iedereen redelijke vermogens; de kunst is om die te ontwikkelen. Daarom is zijn wantrouwen jegens jargon en duister taalgebruik zo groot. Hiermee kunnen gezaghebbers hun gehoor van alles op de mouw spelden. Vandaar de noodzaak van een woordenboek, dat ineens verre van academisch aandoet. Koerbagh blijkt meer dan 600 bladzijden te kunnen vullen met voorbeelden van mooipraterij en bedrog die schreeuwen om ontmaskering.

Een Bloemhof krijgt nauwelijks de tijd om zijn werk te doen. De Amsterdamse magistratuur eist de inbeslagname en vernietiging ervan, wat op enkele exemplaren na lukt. De eis van de aanklager – doorboring van Koerbaghs tong enzovoort – wordt niet ingewilligd. De uiteindelijke straf luidt: 6000 gulden boete en tien jaar opsluiting in het publieke rasphuis aan de Heiligeweg (10). De naam verwijst naar het raspen van hardhout. Het is de bedoeling gedetineerden te disciplineren door hen hard te laten werken.

Heropvoeding mag dan het ideaal zijn, in de praktijk blijkt het rasphuis gewoon een gevangenis. De toegangspoort – het enige restant van het gebouw – herinnert nog aan dit verleden. Iedereen die winkelcentrum de Kalvertoren vanaf de Heiligeweg binnengaat, loopt onder een boog door met daarop een vrouwenfiguur. In haar linkerhand heeft ze het wapen van Amsterdam, in haar rechterhand een zweep. Aan haar voeten knielen twee naakte mannen. Zware kettingen houden hen in bedwang.

Die kettingen zijn Koerbagh fataal geworden. Na zeven weken verhuist hij naar het rasphuis(11), aan de rand van de stad. Hier is het regime iets milder, maar dat mag niet baten. Koerbagh wordt ernstig ziek, en in oktober 1669 – de precieze datum is onbekend – sterft hij op 36-jarige leeftijd. Zijn lichaam gaat naar de Nieuwe Kerk (12). Maar het lukt de autoriteiten niet om zijn naam de vergetelheid in te duwen. Het is de ironie van de geschiedenis dat die voortleeft tot op de dag van vandaag.