Half gemeend, half schertsend, heb ik bij recente spreekbeurten wel eens opgemerkt, dat wanneer mijn termijn als Denker des Vaderlands erop zou zitten, er eindelijk weer eens tijd zou komen om te denken. Dit is ongetwijfeld overdreven, maar er zit een kern van waarheid in. Denken heeft voor mij te maken met rust en geestelijke ruimte, met het dagen achtereen al schrijvend en lezend kunnen worstelen met één grote vraag. Daar ben ik inderdaad de afgelopen twee jaar nauwelijks aan toegekomen.
Dat denken niet tot soundbytes leidt, ontdekte ik al snel. Mijn optreden bij De Wereld Draait Door was bijvoorbeeld geen succes, ook al vond ik zelf dat ik het er redelijk had afgebracht. Ik was, zo hoorde ik, te genuanceerd in mijn oordelen, te traag in mijn antwoorden.
Vergeleken hiermee waren de interviews over de actualiteit, die Henk Steenhuis mij voor Trouw afnam en die deels in Tegendenken gebundeld zijn, een waar feest. Via mail of telefoon stelde Henk een aantal vragen. Ik kreeg de tijd om mij erop te bezinnen, filosofische teksten erbij te zoeken, een eerste versie van een antwoord te formuleren. Via aangescherpte vragen en verbeterde antwoorden leidde dit vaak tot een resultaat waar wij beiden met recht tevreden over konden zijn.
Toch is het denken waar ik naar uitkijk minder op resultaat gericht. Vooraf weet ik nooit of mijn denkproces iets oplevert. Ik maak aantekeningen over de vragen waar ik mee bezig ben, zoek naar filosofische referenties, lees en herlees relevante teksten. Soms levert dat wat op, soms ook niet. Dat laatste is niet erg, ik begin opnieuw, sla andere denkwegen in. Pas als ik vermoed dat het ‘echte’ schrijven kan beginnen, kan ik toetsen of het denkproces iets heeft voortgebracht.
Het beste voorbeeld van dit soort denken bieden de twee delen van het Denktagebuch van Hannah Arendt. In aparte schriftjes hield zij een dagboek bij van haar denken. Voor een liefhebber is het fascinerende lectuur. Soms lijkt Arendt geen stap verder te komen, vaak komt ze terug op eerder fasen van haar denken. Voor de moderne resultaatgerichte mens zullen deze traagheid en nutteloosheid hemeltergend zijn, voor mij betekenden zij een feest der herkenning van mijn eigen denkproces. Ik heb geen aparte schriftjes, maar krabbel mijn ingevingen en denkbeelden op stapels kladpapier. Die gooi ik later weg, wanneer het denken een boek als resultaat heeft opgeleverd. Ook al weet ik nu al dat er zo straks van mijn denkmateriaal weinig zal overblijven, toch verheug ik mij erop met dit soort denken weer te kunnen beginnen.