Home Goede grappen over grote Grieken

Goede grappen over grote Grieken

Door Pieter Hoexum op 12 februari 2008

02-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

'Een grap geeft vaak een betere indruk van een karakter dan veldslagen met tienduizenden doden.' Aldus Plutarchus, die hetzelfde motto hanteert als hij schrijft over Plato en Aristoteles.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Waarom mag ik in mijn oordeel over Alexander de Grote niet meenemen dat hij aan tafel bralt en tegen zijn disgenoten op drinkt?’, vraagt Montaigne zich af in een van zijn Essays. Met het antwoord dat Alexander een hoofdrol heeft gespeeld in de wereldgeschiedenis en dat in vergelijking daarmee zijn tafelmanieren van ondergeschikt belang zijn, zou hij geen genoegen nemen. Aan dergelijke ‘schoolmeesterachtigheden’ heeft hij een broertje dood. Provocerend merkt hij elders op dat hij het meest houdt van ‘vermakelijke, licht verteerbare boeken die mijn aandacht prikkelen, of anders van boeken die mij troosten’. Helaas voor Montaigne – voor wie het Latijn zo’n beetje zijn moedertaal was – kent hij geen Grieks, want de grootmeester van het lichtverteerbare, troostrijke boek is natuurlijk Plutarchus, en hoewel die leefde ten tijde van de Romeinen, was en schreef hij Grieks (eigenlijk zou zijn naam dus zo gespeld moeten worden als ‘Ploutarchos’).

Dat was des te vervelender omdat Montaigne juist bij Plutarchus terecht kon voor precies die informatie over Alexander, op basis waarvan hij hem wil beoordelen. In zijn vertelling over Alexander schrijft Plutarchus namelijk: ‘Ik ben geen geschiedschrijver, maar biograaf, en deugden of ondeugden blijken niet altijd uit de meest opzienbarende daden. Een simpel feit, een uitspraak of een grap geeft vaak een betere indruk van een karakter dan veldslagen met tienduizenden doden of de grootste legermachten of belegeringen van steden.’

Gelukkig voor Montaigne vertaalde Jacques Amyot in 1559 Plutarchus’ Parallelle levens in het Frans. Overigens was Montaigne bepaald niet de enige die daarvan profiteerde: Thomas North zou deze vertaling later omzetten in het Engels, en die zou voor Shakespeare een grote inspiratiebron vormen voor vrijwel al zijn zogenaamde Romeinse stukken. En gelukkig voor de hedendaagse liefhebber van lichtverteerbare, troostrijke boeken verscheen er recent een moderne Nederlandse vertaling van dit boek van Plutarchus.
 
Plutarchus (ca. 46 – ca. 120 na Chr.) werd geboren in het Griekse Chaironeia waar hij zijn hele leven bleef wonen. Wel zou hij buitenlandse reizen maken en veel invloed hebben met zijn (filosofische) geschriften en erkend en geëerd worden door de Romeinen. Hij studeerde bij de platonisten in Athene en zou later zelf een ‘miniacademie’ oprichten in zijn geboorteplaats. Veel van zijn teksten zijn bewaard gebleven, de meer ‘technische’ filosofische teksten zijn verloren gegaan. Hij moet een onwaarschijnlijk productieve schrijver zijn geweest; er is sprake van meer dan tweehonderd geschriften, waarvan ongeveer de helft bewaard werd. Hij werd vooral bekend door zijn Moralia en Parallelle levens: respectievelijk populair-filosofische verhandelingen over allerhande onderwerpen en biografieën van beroemde historische figuren.

Die parallelle levens behelzen steeds het levensverhaal van twee figuren, een Griek en een Romein, gevolgd door een vergelijking tussen die twee. Plutarchus maakte zodoende de Romeinen tot geestelijk erfgenamen van de Grieken. In totaal zijn er 22 van dergelijke paren overgeleverd, en vier op zichzelf staande levens. De hier besproken vertaling is een keuze daaruit, namelijk de levens van twaalf Grieken (er staat nog een deel met een keuze uit de Romeinse levens gepland).

Op het eerste gezicht lijkt het vreemd om de unieke opzet van Plutarchus geweld aan te doen. Maar volgens de vertaalster is ‘het verband tussen de Griekse levens onderling veel sterker’ en levert deze keuze bovendien ‘een eigen spel van parallellen en contrasten op, dat zeker ook aan Plutarchus’ doel beantwoordt: de lezer kan ronddwalen door de Griekse wereld, personen vergelijken en nadenken over hun karakter, hun houding tegenover hun lotgevallen en hun omgang met vriend en vijand.’ Dat blijkt volkomen te kloppen.

Bij dat ronddwalen door de Griekse wereld, kom je regelmatig filosofen tegen. Dat is niet verbazend, Plutarchus had immers een grote interesse in filosofie. ‘Echte’ filosofen zoals Plato of Aristoteles zijn weliswaar nooit hoofdfiguur, maar wel enkele ‘geëngageerde intellectuelen’ als Solon, een van de zeven wijzen, en Dion, een leerling van Plato. Belangrijker nog zijn in dit verband de grote ‘bijrollen’ die Plato en Aristoteles spelen in de levens van Dion en Alexander. Toen Alexanders vader zag ‘dat zijn zoon een onbuigzame natuur had en zich tegen dwang verzette, maar door redelijke argumenten gemakkelijk op de juiste weg gebracht kon worden gebracht’, ontbood hij ‘de beroemdste en geleerdste filosoof, Aristoteles.’ Uit Plutarchus’ levensverhaal van Alexander komt die vervolgens naar voren als iemand met grote filosofische belangstelling, aangewakkerd door Aristoteles.

Mooier nog zijn de avonturen van Plato op Sicilië, waar hij naartoe geroepen werd door Dion. Volgens Plutarchus was Dion ‘veruit de begaafdste van al Plato’s leerlingen’ en (aangetrouwde) familie van Dionysius II, tiran van Syracuse op Sicilië. Nu had Plato ook al eens een bezoek gebracht aan de vader van de tiran, wat hem slecht bekomen was. Toch wilde hij Dions verzoek niet naast zich neerleggen en bovendien wilde Plato, zo vertelt Plutarchus, ‘niet de indruk wekken alleen een man van de theorie te zijn en niet bereid tot daden over te gaan.’ Van zijn pogingen de tiran her op te voeden tot koning-filosoof komt bar weinig terecht: Plato moet met de staart tussen de benen vluchten, en Dion laat het leven na vele avonturen, uitgebreid door Plutarchus beschreven.

Geen boodschap
Plutarchus staat bekend als een verhalend historicus, die bovendien een boodschap voor zijn lezers heeft; hij zou dus een historicus zijn die lessen uit de geschiedenis probeert te trekken. Maar hij is zeker geen moralist: hij schrijft niet vóór, maar béschrijft veel eerder. Eigenlijk is het moeilijk te zeggen of hij nu filosoof, historicus of biograaf is – hij is schrijver. Vandaar ook zijn sterke voorkeur (en goede neus!) voor treffende anekdotes, saillante details en sterke verhalen.

Al met al relativeert Plutarchus met zijn petites histoires de zogenaamde grote geschiedenis. Plutarchus is wars van iedere ‘rode draad’, ontwikkeling of structuur. Hij zoomt zo sterk in op particuliere kwesties, dat die paradoxaal genoeg universeel worden. De historische context verdwijnt namelijk regelmatig uit beeld: het had overal en altijd kunnen gebeuren.

Dat was ook de belangrijkste les die Montaigne uit de biografieën van Plutarchus trok, en dát bracht Montaigne, als ‘autobiograaf’, ook in de praktijk in zijn Essays: hij vertelt honderduit: over zichzelf, zijn leven en wat hem bezighoudt, zonder zogenaamd belangrijke van minder belangrijke kwesties te onderscheiden: ‘Al onze handelingen laten zien wie we zijn.’ Want: ‘De geest verricht ook werkzaamheden in de lagere regionen; wie aan dit aspect voorbijziet, zal hem nooit helemaal leren kennen.’