Home Shortread Gaan baasjes echt steeds meer op hun hond lijken? 
Shortread

Gaan baasjes echt steeds meer op hun hond lijken? 

Hoe kan het dat een kwispelende staart op een glimlach lijkt? In een shortread zoekt Coen Simon naar de hond in zichzelf.

Door Coen Simon op 03 mei 2023

hond blij mens trui Champion beeld Karsten Winegeart/Unsplash

Hoe kan het dat een kwispelende staart op een glimlach lijkt? In een shortread zoekt Coen Simon naar de hond in zichzelf.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Dat honden op hun baasjes lijken is een nauwelijks serieus te nemen cliché. Toch is het vaak heel lastig om een mens niet te vergelijken met de viervoeter aan het andere uiteinde van de lijn. Soms wordt de gelijkenis door de hondenbezitter bewust aangezet met het dragen van jasjes of tasjes in hetzelfde motief of van dezelfde stof als waarvan een halsband, riem of hondendekentje is gemaakt. Maar strikt genomen zijn vrijwel alle overeenkomsten tussen mensen en honden natuurlijk vergezocht. En zelfs de voor de hand liggende vergelijking tussen apen en mensen gaat, als je goed kijkt, volledig mank. Waarom dan toch die vergelijking? Honden en mensen, appels en peren.

Wij hadden vroeger een boxer thuis. Destijds werden de lange staarten van deze zachtaardige en vrolijke beesten nog gecoupeerd, waardoor de speelse lobbes een soort kleine lolmeter aan zijn achterste meedroeg. Dat kwispelende staartje is voor mij vaak object van overpeinzing geweest. Het lukte me namelijk niet om onze hond níet als een lachend wezen te zien, terwijl hij zich snuivend en kwispelend in bochten kronkelde als hij, naar ik aannam, overduidelijk plezier had. Toch vond ik het gek. Hoe kon ik het staartje zien als een glimlach, terwijl het in niets op het lachende gezicht van een mens leek?

Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

In hoeverre speelt de antropomorfe projectie een rol in de band tussen mens en dier? Kunnen wij wel naar dieren kijken zonder hen onze menselijkheid op te dringen? Het is een vraag die we sinds de Verlichting gelukkig steeds vaker aan onszelf stellen. Want ook al wordt Descartes nog weleens verweten dat hij lichaam en ziel harteloos uit elkaar trok, waardoor het onbezielde beest beestachtig behandeld zou mogen worden, hij staat ook aan het begin van de verlichtingsidealen die in de afgelopen eeuwen evengoed onze ideeën over autonomie en redelijkheid steeds volwassener hebben gemaakt. Volwassener, dus niet per se menselijker.

Psychiater Andries van Dantzig (1920-2005) schreef eens in een terzijde over zijn hond Laska die in de behandelkamer altijd braaf aan zijn voeten lag. ‘Maar soms stond zij opeens midden in het uur op, ook wel uit haar slaap, en ging naast de patiënt zitten. Dat was altijd als de patiënt verdrietig was of op het punt stond het te worden. Een enkele maal kwam het verdriet voor mij als een verrassing, dan had Laska het eerder gemerkt dan ik. En het kwam zelfs voor, dat de patiënt pas merkte verdrietig te zijn als Laska naast hem of haar kwam zitten.’

Het is ontroerend te lezen over de nabijheid tussen zo verschillende wezens. Maar zouden we tot deze ontroering in staat zijn zonder met antropomorfe blik om ons heen te kijken? En geldt dat niet ook voor onze nabijheid tot andere mensen? Zouden we ooit enige empathie opbrengen jegens de zo verschillende ander als ik mezelf er niet in projecteer? 

In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.