Een werelddeel als Europa een ‘continent’ noemen, lijkt in eerste instantie een talige conventie te zijn waar geen risico aan verbonden is. Zij profiteert van de sinds de achttiende eeuw ingesleten dwaling van cartografen en geografen om samenhangende landmassa’s continenten te noemen, alsof de uitgestrekte grondgebieden van het vasteland vergaarbakken waren die van wat erop ligt en erop wordt opgericht ‘inhouden’ zouden maken. Sinds de planetaire moderniteit, waarvoor de reizen van Columbus en Magellaan de weg hebben bereid, zouden we moeten weten waarom we ons de relatie tussen inhoud en vergaarbak omgekeerd moeten voorstellen. De effectieve vergaarbakken die de naam continens, het ‘bijeenhoudende’ verdienen, zijn de globale zeeën, die men naar de Griekse wereldrivier okeanos noemde, terwijl de grote landmassa’s welbeschouwd geen continenten, vergaarbakken, containers zijn, maar inhouden, contents, door de zee omspoelde samenhangende verbanden van grondgebieden en populaties.
Peter Sloterdijk (1947) is een Duitse cultuurfilosoof. Hij werd bij een breder publiek bekend toen er commotie ontstond rond zijn redevoering Regels voor het mensenpark (1999), waarin hij zou stellen dat de mens zichzelf moet bijsturen met behulp van gentechnologie. Andere werken van zijn hand zijn Kritiek van de cynische rede (1983), waarin hij pleit voor vrijpostigheid en durf, en Je moet je leven veranderen (2011). Sloterdijk staat bekend om zijn aforistische, literaire schrijfstijl.
Als we voor de inhoud ‘Europa’ naar geschikte benamingen zoeken, stuiten we op een terugwijkend fenomeen, waar men vergeefs een ‘identiteit‘ op probeert te plakken. Wat is Europa dan? Heeft dit complex een essentie, een kern, een substantie? De ontkennende antwoorden op die vaak gestelde vragen zijn te talrijk om ze in detail te recapituleren. Is Europa, afgezien van het feit dat het het per abuis als apart continent opgevatte westelijke aanhangsel van de Aziatische landmassa vormt – uit het oogpunt van Valéry daarvan het beweeglijke ‘voorgebergte’, in de ogen van Derrida de ‘andere kaap’, volgens de slavofiele Danilevski niet meer dan een confuus aggregaat van schiereilanden –, niettemin ergens iets reëels, waaraan men zijn bepaling zou kunnen vastknopen? We willen ons hier – na meer dan honderd jaar van controverse uiteenzettingen over de ‘natuur’, de ‘essentie’, de ‘substantie’, de ‘grenzen’, de ‘missie’, de ‘last’, de ‘passie’ of de ‘erfenis’ van Europa – bekeren tot een strikt pragmatische benadering. In plaats van essentialistische fantomen na te jagen, volstaan we met de vraag: wat doet Europa wanneer het het meest zichzelf is? Dit komt neer op de vraag of er iets is waaraan men Europeanen herkent, zodra ze zich als typische vertegenwoordigers van hun culturele pool gedragen.
Kortom, we bekennen ons tot de noodzaak dat er, als men over Europa wil praten, een overgang moet plaatsvinden van essentialistisch en substantialistisch naar dramaturgisch of scenografisch denken. Wat men intelligentie noemt, of ‘het vermogen te begrijpen’, heeft van oudsher niet alleen betrekking op tekens, woorden en uitspraken, zoals dat onder moderne taalfilosofen common sense werd, maar ook op de algehele condities van betekenisvolle situaties, die men onder toneelmensen ‘scènes’ noemt. Intelligentie blijkt niet in de laatste plaats uit het vermogen scènes te lezen of situaties te vatten. Over Europa dramaturgisch en scenisch denken – dat impliceert de taak om een geprivilegieerde plaats binnen dit werelddeel aan te wijzen, waar het draaiboek en de regieaanwijzing voor wat later volgde werden opgemaakt.
Als we nu over het ‘boek Europa’ komen te spreken en aankondigen dat daarin een aantal bladwijzers opgenomen moeten worden, dan moeten we het eerst over het gebruik van de metafoor van het boek eens zijn. Boeken en culturen hebben met elkaar gemeen dat daarin het ‘ombladeren’ en de voortzetting van levenswijzen in volgende generaties formele equivalenten vormen. Tussen culturen en boeken vormen de modi van het lezen respectievelijk de vormen van her-enscenering een derde grootheid. Ze zorgen ervoor dat het tot heropvoeringen van vroegere, tot ‘stukken’ gestolde elementen van een cultuur kan komen. Her-ensceneringen vormen het actieve midden tussen het ombladeren en de voortplanting. De volgende pagina komt overeen met de volgende generatie.
Laten we ons voor een moment voor de geest halen hoe belangrijk het gebaar van het ombladeren is voor het historische bewustzijn, ja voor de zin van coherentie en opeenvolging in het algemeen. In zijn in 1975 gepubliceerde verhaal ‘Het boek van zand’ (El libro de arena) heeft de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges de nachtmerrie van elke historicus beschreven, sterker nog, die van elk mens die zich van de orde der dingen onder de wet van het ‘na elkaar’ wil vergewissen.
Op een dag wordt er aangebeld bij de verteller, een vreemdeling die eruitziet als een noorderling stelt zich voor als verkoper van bijbels – maar hij had ook nog een ander heilig boek in zijn bezit, waar een liefhebber vermoedelijk belang in kon stellen. De bijbelhandelaar voegt daaraan toe dat hij het boek in India bij een onaanraakbare, die niet kon lezen, in ruil voor een paar roepia’s en een bijbel had weten te bemachtigen. Inderdaad staat op de rug van het boek het opschrift Holy Writ en de naam van de plaats waar de uitgever was gevestigd: Bombay. De vroegere bezitter had beweerd dat het boek ‘Het boek van zand’ heette, omdat noch dit boek noch het zand een begin en een einde kenden.
Vervolgens vertelt de verteller dat zijn pogingen de eerste of de laatste pagina van het boek op te slaan meermaals waren mislukt: er bleven tussen de bladerende vingers en de kaft steeds een paar bladzijden zitten, die uit het boek leken te puilen. Als de verteller het ergens in het midden opslaat, verschijnt op de linkerbladzijde de paginering 40.514, terwijl rechts ertegenover het getal 999 staat. Slaat hij om, dat staat op de volgende pagina een getal van acht cijfers. Het blijkt onmogelijk een eenmaal geopende pagina terug te vinden. De uitroep van de verteller: ‘Dit kan niet waar zijn’, beantwoordt de verkoper met zachte stem:
‘Het kan niet waar zijn, maar het is zo. Het aantal bladzijden van dit boek is precies oneindig. Geen bladzij is de eerste; geen bladzij de laatste. Ik weet niet waarom ze zo willekeurig genummerd zijn. Misschien om aan te geven dat de termen van een oneindige reeks ieder cijfer toelaten.’ Daarna, alsof hij hardop nadacht: ‘Als de ruimte oneindig is, bevinden wij ons op ieder willekeurig punt in de ruimte. Als de tijd oneindig is, bevinden wij ons op ieder willekeurig punt in de tijd.’
Zoals nauwelijks enig ander verhaal wijst het boze sprookje van het boek van zand op het humane belang van de eindigheid. Alleen in eindige omstandigheden kun je zinvol spreken van volgordes, consequenties en proporties; ze vormen de basisfiguren van wat gegeven moet zijn, wil de weldadige fictie van de vertelbaarheid van individuele levensverhalen en omvattende collectieve verhalen van kracht blijven. Het boek van zand betekent de onmogelijkheid een verhaal te vertellen; het impliceert dat elke poging met behulp van de bladwijzer een bepaalde pagina terug te vinden, vergeefs is.
Wordt Europa als ‘boek’ voorgesteld, dan is eo ipso een gescript product bedoeld. Als geldig script stippelt het voor de gebeurtenissen waar het over gaat op meer of minder vaste plaatsen in een onomkeerbare tijdreeks de weg uit. Sommige scripts – ook het hier besprokene – vertonen echter de eigenaardigheid dat wie ze leest onverhoeds het risico loopt in een heruitgave te worden opgenomen, en dat niet puur toevallig. Ze worden geschreven om de lezer met een resoluut tua res agitur! – het gaat om jou! – te beroven van de illusie een buitenstaander te kunnen blijven.
Dit is een bewerkt fragment uit het tweede hoofdstuk van Het continent zonder eigenschappen van Peter Sloterdijk (Boom), dat uitkomt op 4 september 2025. Peter Sloterdijk komt binnenkort ook naar Nederland: op 19 oktober 2025 spreekt hij op het Brainwash Festival in Amsterdam over het verleden en de toekomst van Europa.
Het continent zonder eigenschappen. Bladwijzers in het boek Europa
Peter Sloterdijk
vert. Mark Wildschut
Boom
288 blz.
€ 29,90

