Home Filosofisch illusionist: Bedrog is niet mijn einddoel

Filosofisch illusionist: Bedrog is niet mijn einddoel

Door Sebastien Valkenberg op 25 maart 2019

Filosofisch illusionist: Bedrog is niet mijn einddoel
Cover van 04-2019
04-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Wetenschapsfilosoof Herman de Regt merkte dat het kritisch denkvermogen van zijn studenten achteruitging – ze geloven in complotten en vage theorieën. Sinds kort gebruikt hij in de collegezaal goocheltrucs om het tij te keren.

‘Hier zijn vijf kaarten met daarop verschillende symbolen. Een vierkant, een cirkel, een ster, een golfjes­patroon en een kruis… Gezien? Nu wil ik dat je een kaart kiest, maar zonder mij te laten zien welke. Dat lees ik in je gedachten.’

Beschikt Herman de Regt, als wetenschaps­filosoof verbonden aan Tilburg University, ineens over telepathische krachten? Hij is wel de allerlaatste bij wie je dit zou verwachten. In 2008 schreef hij nog Wat een onzin!, met zijn collega Hans Dooremalen. Hierin ontmaskerde het tweetal publieke figuren die zeiden te beschikken over paranormale gaven, onder wie het televisiemedium Char en lepelbuiger Uri ­Geller.

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Maarten Noordijk

Toch lukt het De Regt om de kaart van mijn keuze te achterhalen. Nadat hij een moeilijk gezicht heeft getrokken, waar de inspanning vanaf druipt, zegt hij: ‘Ik zie…’ Even laat hij een veelbetekenende stilte ­vallen. ‘Ik krijg een golfjespatroon door.’ En inderdaad, als ik mijn kaart omdraai, staan daar drie ­golfjes. Met de andere vier kaarten gaat het precies zo. Geen idee hoe het kan, maar dat is precies de ­ontreddering waarnaar De Regt op zoek is.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Natuurlijk is hij geen tweede leven begonnen als paragnost. Het raadspelletje berust op een goocheltruc – maar wel eentje met grote urgentie. Goochelen is enorm nuttig in het onderwijs, legt hij uit tijdens een gesprek waarin het kaartendek steeds binnen handbereik is. ‘Het helpt studenten om hun kritische vaardigheden te ontwikkelen.’

Is het daarmee dan zo bar gesteld?
‘Studenten hangen complottheorieën aan, zijn voorstander van homeopathische geneeswijzen, geloven in paranormale krachten. Als mediums beweren exclusieve toegang te hebben tot een bovennatuurlijk domein, dan doen ze een ­bewering die in tegenspraak is met de natuurwetenschap. Dat zou tot grote scepsis moeten leiden, maar nee. Ik schrik ervan hoe klakkeloos zulke buitenissige claims worden aanvaard. Niet door iedereen natuurlijk, maar nog steeds veel te vaak. Het blijkt verdraaid lastig om onzin als zo­danig te herkennen.’

Helpt goochelen om ze daar minder vatbaar voor te maken?
‘Tijdens mijn colleges wetenschapsfilosofie leren studenten wanneer een argumentatie plausibel is. Daartoe breng ik ze de basis­principes uit de kenleer en logica bij. Alleen duurt het op deze manier lang voordat het kwartje valt. Eén keer vertellen is niet genoeg. Ook blijft de stof onvoldoende ­hangen. Dat blijkt als studenten het jaar daarop weer in de collegebanken plaatsnemen. Wat er in de tussenliggende maanden precies gebeurt, ik weet het niet. Ze vervallen in oude gewoontes. Daardoor ben ik gaan nadenken over een andere onderwijsmethode. Het maakt meer indruk als ­studenten voelen wat het betekent als ze niet kritisch nadenken wanneer ze dat wel zouden moeten doen. Een goede goocheltruc is daartoe beter in staat dan een filosofisch handboek.

Natuurlijk komen Willem van Ockham, Francis Bacon en David Hume nog steeds ­uitvoerig aan bod. Alleen volgt op de theorie nu de praktijk. Studenten kunnen meteen toepassen wat ik ze geleerd heb.’

Goochelen in de collegezaal: beschrijf eens hoe dat eruitziet.
‘Soms neem ik een student apart, een andere keer doe ik een truc voor een groep. Welke truc, dat maakt eigenlijk niet zoveel uit. Als hij maar zorgt voor dat gevoel van radeloosheid. Ik heb studenten waar ik ze wil hebben als ze zeggen: maar dat kán niet! Maar je hebt het zelf gezien, is dan mijn antwoord; probeer maar te reconstrueren hoe het wel kan. Daar krijgen ze twee weken de tijd voor. Laat ze er maar een tijdje mee worstelen.’

Lukt het ze om een verklaring te vinden?
‘In eerste instantie blijven ze het antwoord vaak schuldig, maar dat is niet erg. Dan bevinden ze zich in de positie van Socrates toen die zei: ik weet dat ik niets weet. Hij gaf zijn onwetendheid tenminste toe. Beter een tijdelijke kenniscrisis dan een snelle ver­klaring die hooguit de suggestie van begrip biedt. Studenten doen in elk geval geen beroep meer op geheimzinnige krachten. Het is al grote winst dat ze hun oordeel opschorten. Er bestaat een rationele ver­klaring, ze weten alleen nog niet welke.’

U laat ze niet in deze impasse, neem ik aan.
‘Ik stimuleer studenten om gebruik te maken van hun wetenschapsfilosofische vaardigheden. Veel belangrijker dan de oplossing is de aanpak van het probleem. Doe de truc nog eens, is dan hun verzoek. Met deze vraag zetten studenten een belangrijke eerste stap. In wezen doen ze ­hetzelfde als wetenschappers wanneer die een experiment doen: ze verzamelen data om hun hypothese te onder­bouwen. Die kan trouwens ook weerlegging noodzakelijk maken. Stap twee is dat studenten gaan samenwerken: nog een parallel met wetenschap. Een groep met de juiste kritische vragen weet meer dan een eenling; studenten kunnen elkaar aanvullen en corrigeren. Met z’n vijven ontdekken ze meestal hoe ik ze op het verkeerde been heb gezet. Of ze komen dicht bij de oplossing. Maar een truc verklappen? Dat doet een goochelaar niet.’

Knipperen

De volgende goocheltruc is er eentje in vermomming. Pas in tweede instantie blijkt hoezeer je te grazen bent genomen. De Regt begint met een lange inleiding over oogknipperingen en micro-expressies. Dit zijn nauwelijks waarneembare uitingen van emoties die verraden hoe mensen ergens echt over denken. Hij verwijst naar publicaties met gewichtige titels uit de sociale psychologie.

Weer komt daar een kaartspel tevoorschijn, ditmaal een standaardspel van 52 kaarten. Opnieuw is de opdracht om een kaart te kiezen die geheim moet blijven. Vervolgens loopt De Regt de kleuren langs. ‘Schoppen, harten, klaveren, ruiten.’ Tijdens deze opsomming moet ik zijn vinger volgen, die hij langzaam van links naar rechts beweegt. Hierna herhaalt het ritueel zich voor de getallen. Dan, zelfverzekerd: ‘Ik ben eruit. Had je het door? Je knipperde met je ogen. Harten vier.’

Verontrustend is dit. Kennelijk zijn gedachten niet zo privé als gehoopt. Onterecht denken kaartspelers zich te kunnen verschuilen achter hun pokerface. Micro-expressies en oogknipperingen onthullen wat verborgen moet blijven. Of toch niet? ‘Ik heb je gezicht niet afgelezen’, geeft De Regt even later toe. ‘Je hebt geen kaart prijsgegeven door met je ogen te knipperen. Het was een goocheltruc.’

En die verwijzingen naar wetenschappelijke studies over oogknipperen en micro-expressies dan?
‘Een gemeen dwaalspoor. Dat is ook wat ik illusionist Victor Mids een tijdje terug verweet. Wanneer hij op tv iemands pincode achterhaalt, zegt hij gebruik te maken van psychologische inzichten. In ­werkelijkheid geeft hij slechts een nepver­klaring. Hij pept zijn repertoire op met een quasi­wetenschappelijk sausje. Dat schept onterechte verwachtingen bij honderd­duizenden televisiekijkers, terwijl de waarheid toch al onder vuur ligt.

Die studies over micro-expressies bestaan trouwens wel degelijk, alleen zijn ze genuanceerder dan ik suggereer. Micro-expressies zijn zo subtiel dat alleen geavanceerde computers ze kunnen waarnemen, en zelfs die gaan hiermee nog weleens de mist in. Iemand maakt een oogbeweging, fronst heel eventjes, vertrekt bepaalde spiertjes rond wangen en ogen. Het vergt een geweldige rekenkracht om dat allemaal te registreren.’

Deze truc is zo pijnlijk omdat u dit ook níét had kunnen vertellen. Dan was ik de deur uit gelopen in de veronderstelling dat u over diep psychologisch inzicht beschikt.
‘Inderdaad. Maar dan had ik nauwelijks ­verschild van het medium dat pretendeert over bovennatuurlijke gaven te beschikken. Bedrog is niet mijn uiteindelijke doel. Ik ben een eerlijke leugenaar, zoals de Amerikaanse illusionist James Randi het mooi zegt. ­Studenten moeten beseffen hoe gemakkelijk het is om ergens in te tuinen. Denkfouten maken gaat bijna automatisch. Ze voor­komen, dat kost moeite. Wat deze goocheltruc extra listig maakt, is dat hij niet oogt als een truc. Wat een verklaring leek, was in werkelijkheid een pseudoverklaring. Je greep hem met beide handen aan.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Maarten Noordijk

Zeg het maar: welke denkfout heb ik gemaakt?
‘Je bent gezwicht voor het beroep op autoriteit. Door te verwijzen naar die wetenschappelijke publicaties over micro-expressies maakte ik begrijpelijk wat je zag gebeuren. Dat wekt een geruststellend gevoel op, maar berust op een illusie. Dat maakt schijninzicht zo verraderlijk, waarover ik met Hans Dooremalen schreef in Het Snapgevoel (2015). Schijninzicht doet hetzelfde als daadwerkelijk inzicht: het gevoel geven dat je snapt wat er gebeurt. Waarom daarna nog twijfelen? Toch is dit precies wat ik mijn ­studenten wil aanleren. Het is niet genoeg als iets wetenschappelijk líjkt. Wees op je hoede als ergens staat: wetenschap zegt… Weliswaar ben ik een pleitbezorger van wetenschap als de enige bron van betrouwbare kennis, maar ook de uitkomsten hiervan verdienen om kritisch bevraagd te worden.’
 

Anti-vaxx

De onterechte verwijzing naar micro-expressies die De Regt maakte was een onschuldig voorbeeld. Maar volgens hem kan hetzelfde mechanisme onder andere omstandigheden tot grote ongelukken leiden. De Regt: ‘Een actueel voorbeeld is de anti-vaxx-beweging. Een toenemend aantal ouders pleit ervoor om hun kinderen niet in te enten tegen ziektes zoals mazelen – niet alleen hier trouwens, maar ook elders in Europa. In Frankrijk is zelfs sprake van een epidemie met dodelijke slachtoffers. Steeds weer klinkt dat ene bezwaar van bezorgde ouders: vaccinatie zou op latere leeftijd leiden tot autisme. Een fabeltje, maar zo hardnekkig omdat het teruggaat op een wetenschappelijk artikel dat de vrees voor autisme aanwakkerde. Al snel bleek dat het onderzoek rammelde. Uiteindelijk is het zelfs teruggetrokken, maar dat weet slechts een enkeling. Ondertussen blijft de prikhuiver bestaan.’

En goocheltrucs zorgen er volgens u voor dat anti-vaxx’ers hun kinderen wel laten vaccineren?
‘Dat zou wel heel pretentieus zijn. Allerlei factoren spelen een rol in de beslissing van ouders om niet te vaccineren. Meer in het algemeen ga ik ervan uit dat goocheltrucs ­helpen om het kritisch denkvermogen te scherpen. Dit ­vergroot de weerbaarheid jegens onzin in het algemeen, dus ook tegen de dubieuze publicaties. Bij nader inzien bleek de autismeclaim een hoax, maar eerder was er ook al aan­leiding tot scepsis. Tegenover dit ene onderzoek stonden namelijk vele onderzoeken die géén verhoogde kans op autisme signaleerden. Dat zou al argwaan moeten wekken. Het kost echter tijd voor ouders om zich zelfs maar globaal te verdiepen in het wetenschappelijke debat. Gemakkelijk is kritisch denken niet, wel noodzakelijk.’

Behalve filosoof bent u ook vader. Ik neem aan dat u ook regelmatig goochelt voor uw eigen kinderen.
‘Bij verschillende gelegenheden zelfs. Maar het hoogtepunt is net achter de rug. Het is traditie dat ik een truc instudeer voor het familiediner met kerst. Vroeg donker, er branden kaarsen en dan natuurlijk die versierde boom. Dat is helemaal die seance-achtige sfeer uit het victoriaanse Engeland. De perfecte setting voor een goocheltruc. Ik ben alweer aan het bedenken welke truc ik tijdens het volgende kerstdiner ga doen. Hoe leuk is het om mijn dochters voor de gek te houden. Wees kritisch, leer ik ze de rest van het jaar. ­Geweldig als juist zij dan uitroepen: “Maar dat kán niet!”’