Home De dood Etienne Vermeersch: ‘De ziel is overbodig’
De dood

Etienne Vermeersch: ‘De ziel is overbodig’

Door Geertje Dekkers op 22 april 2008

Etienne Vermeersch: ‘De ziel is overbodig’
04-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Etienne Vermeersch, de meest invloedrijke intellectueel van Vlaanderen, vindt dat de euthanasiewet moet worden versoepeld voor demente ouderen: ‘Ik zoek naar wat optimaal is voor het individu, zonder dat dat leidt tot maatschappelijk schadelijke excessen.’ Een gesprek over de grenzen van de ethiek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Hugo Claus heeft voor zijn dood een moment gekozen waarop hij soms nog helder was, maar het soms heel moeilijk had,’ zegt filosoof Etienne Vermeersch, emeritus hoogleraar van de Universiteit Gent, die Claus persoonlijk heeft gekend en hem op dit punt heeft geadviseerd. ‘Claus had Alzheimer en daarvoor is in de Belgische euthanasiewet geen goede regeling. Volgens die wet moet iemand die euthanasie wil laten plegen bij bewustzijn zijn en wilsbekwaam. Óf hij moet van tevoren een wilsverklaring hebben getekend en in coma liggen. Maar voor demente mensen is er geen mogelijkheid tot euthanasie, want die zijn wel bij bewustzijn, maar niet wilsbekwaam.’ Claus moest daarom al in een vroeg stadium euthanasie laten plegen, terwijl hij nog heldere momenten had. Hij had zich zijn leven lang onafhankelijk opgesteld en het idee de regie over zijn leven te verliezen was voor hem ondraaglijk.

Het is drie dagen na Claus’ dood en Vermeersch is het nadrukkelijk oneens met de regel die Claus dwong tot vroege euthanasie. Op dat punt moet de wet worden aangepast, vindt hij. Tegelijkertijd is hij opgetogen dat de Belgische wet sinds 2002 onder voorwaarden euthanasie toestaat. ‘Daar heb ik al in 1971 in een tv-debat voor gepleit.’

Ook dementen kunnen ondraaglijk lijden. Ze zijn verward, vaak regelrecht paniekerig. Voor de familie is het moeilijk aan te zien dat hun vader totaal verandert en bijvoorbeeld alle gevoel voor decorum verliest. Een verzoek om levensbeëindiging is dan begrijpelijk, maar een arts kan onmogelijk aan die vraag voldoen, omdat hij niet kan achterhalen wat de wens van de demente persoon zelf is. De Nederlandse wet is op dit punt onduidelijk, maar in de praktijk is de situatie vergelijkbaar met de Belgische. Steeds meer Nederlanders laten daarom, net als Claus, euthanasie plegen in een vroeg stadium van dementie, als ze nog vaak genoeg heldere momenten hebben om duidelijk te maken dat het hun eigen wens is om te sterven. Reden voor de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) om nu te pleiten voor de versoepeling van de euthanasierichtlijnen, om daarin ook het onomkeerbare verlies van persoonlijke waardigheid op te nemen.

Ontroering
Vermeersch werd onlangs door het Vlaamse tijdschrift Knack uitgeroepen tot meest invloedrijke Vlaamse intellectueel. Hoewel hij de benoeming relativeert (‘Knack heeft maar honderd mensen om hun mening gevraagd en een man of dertig daarvan hebben mij genoemd’), vindt hij wel dat het tijdschrift enigszins gelijk heeft. ‘Onder andere vanwege mijn werk in medisch-ethische commissies heb ik enige invloed. Ik heb bijdragen geleverd aan de wetgeving over abortus, euthanasie en embryo-onderzoek.’

Aanvankelijk leek het erop dat Vermeersch zijn leven aan de Kerk zou wijden. ‘Ik heb een zeer gelovige opvoeding gehad,’ zegt hij. ‘Als kind was ik echt gelovig. Toen ik misdienaar was, raakte ik dagelijks diep ontroerd door de mis.’ Toch kwam Vermeersch in een geloofscrisis: ‘Ik las Zuster Virgilia van Gerard Walschap – over een boerendochter die het klooster in ging en heilig wilde worden. Dat leek te lukken, want er gebeurden opmerkelijke dingen om haar heen en ze kreeg visioenen. Maar toen zei een oom tegen haar dat alles wat ze meemaakte wetenschappelijk verklaarbaar was. Dat was een grote schok, want dat gold ook voor mij. Die ontroering die ik voelde tijdens de mis, dat kon ook gewoon door mijn opvoeding komen. Ik kon, rationeel, ineens niet meer geloven in God.’

Vermeersch wilde zijn geloof niet meteen opgeven en en werd zelfs jezuïet. Maar na vijf jaar trad hij toch uit. ‘Het was moeilijk om ongelovig te worden,’ zegt hij. ‘Voor iemand die het geloof intens beleefd heeft is dat niet alleen een intellectueel, maar ook een affectief proces. Je verraadt iemand met wie je een goede relatie hebt – God – door te zeggen dat hij niet bestaat.’

Cartoons
Sinds zijn afscheid van de Kerk is Vermeersch een verklaard tegenstander van alle geopenbaarde godsdiensten en de Kerken die deze belichamen. Recent wekte hij de woede van radicale moslims: ‘Dat was tijdens de onrust over de Deense cartoons,’ legt hij uit. ‘Ik heb toen geschreven dat christenen al tientallen jaren gewoon waren spotprenten te verwerken en dat de kranten daarom elke week cartoons over de islam zouden moeten publiceren, zodat moslims eraan zouden wennen.’ Het kwam Vermeersch op twee doodsbedreigingen te staan. ‘Ik heb zelfs nog beveiliging gehad,’ zegt hij luchtig.

Bij de jezuïeten was Vermeersch aan een opleiding klassieke filologie begonnen, en die zette hij na zijn uittreding aan de Universiteit Gent voort. Tegelijkertijd ging hij daar filosofie studeren. In de wijsbegeerte voelde Vermeersch zich thuis bij het logisch empirisme, een op de wis- en natuurwetenschappen georiënteerde stroming. Zijn werk kenmerkt zich dan ook door grote nadruk op feitelijkheid en een logische redeneertrant.
Met behulp van de filosofie rekende Vermeersch definitief af met de resten van zijn geloof en de metafysica. In zijn proefschrift uit 1965, Epistemologische inleiding tot een wetenschap van de mens, betoogt hij dat het begrip ‘ziel’ overbodig is. Hij toont aan dat een uitsluitend materieel systeem (zoals de menselijke hersenen) dezelfde rationele vaardigheden kan hebben die wij aan de ‘ziel’ of de ‘geest’ toeschrijven. Daarvoor maakte hij op papier een model van een systeem dat op dezelfde manier als de mens informatie kan verwerken, in de vorm van elektrische stroompjes.

Zo’n systeem heeft in principe ook de mogelijkheid van zelfbewustzijn, stelt Vermeersch: zelfbewustzijn betekent dat een systeem ‘ervaart dat het dingen ervaart’. Dat betekent dat het informatieverwerkende systeem ook informatie verwerkt over hoe het zelf informatie verwerkt. ‘Over zelfbewustzijn wordt vaak heel geheimzinnig gedaan, alsof het iets onbegrijpelijks is,’ zegt Vermeersch, ‘omdat er aan de buitenkant niets van is te zien.’ Maar dat komt doordat het een interne waarneming is, en die is van buitenaf vanzelfsprekend nooit waarneembaar en in dat opzicht ontoegankelijk voor externe observatie – of het nu om een complex materieel systeem gaat of het menselijke bewustzijn. ‘Het is uiteraard een heel karwei zo’n “zelfbewust” systeem te bouwen, maar dat dit zelfbewustzijn nooit als zodanig voor anderen toegankelijk zal zijn, ligt niet aan het artificiële aspect ervan, maar alleen aan het feit dat het om waarneming van interne toestanden gaat.’

Emoties
Ook emoties kunnen in een kunstmatig systeem worden ingebouwd: dat betekent dat het systeem informatie bijvoorbeeld als gunstig of ongunstig ervaart en aan die waardering conclusies verbindt. Een ander deel van het systeem wordt dan in beweging gebracht. Precies zo werkt het volgens Vermeersch in de dierenwereld. Zo kan een vrouwtjespauw een positieve emotie hebben bij het zien van een mannetje met een mooie staart, waardoor ze zich klaarmaakt om te gaan paren . Bij de mens zijn de emoties weliswaar complexer, maar het principe blijft hetzelfde, vindt Vermeersch.

Een dergelijk denkend systeem kan ook vrij zijn, stelt hij, ook al is het helemaal gedetermineerd door de informatie die het binnenkrijgt en door fysische wetmatigheden binnen in het systeem: ‘In tegenstelling tot wat velen denken, zijn vrijheid en determinisme níét tegengesteld. Integendeel, vrijheid is juist een speciaal soort determinatie.’ Volgens Vermeersch is dwang het tegenovergestelde van vrijheid: dwang van andere personen, bijvoorbeeld, of van een verslaving. Zolang iemand niet gedwongen wordt is hij vrij, ook al is hij biologisch volledig gedetermineerd. Vermeersch: ‘Denk bijvoorbeeld aan een verstandig, wiskundig onderlegd meisje dat probeert de stelling van Pythagoras te begrijpen. Als ze logisch redeneert en stap voor stap het bewijs voor de stelling opbouwt, is ze zo vrij als ze maar kan zijn’ – ook al liggen de stappen die ze neemt van tevoren vast. ‘Als haar docent haar zou dwingen de stelling te aanvaarden zonder dat ze hem begreep, dan pas zou ze onvrij zijn.’

Die vrijheid van de redelijke mens is voor Vermeersch een hoog goed, dat hij ook in zijn ethiek als maatstaf neemt. Daarin is hij schatplichtig aan Spinoza, voor wie vrijheid en zelfbepaling centrale waarden waren. Net als Spinoza wil hij op een rationele manier streven naar een maatschappij waarin die vrijheid en zelfbepaling zo groot mogelijk zijn.

Vanaf de jaren zestig raakt Vermeersch steeds meer geïnteresseerd in maatschappelijke en ethische vraagstukken. Hij pleit al vroeg voor het gebruik van voorbehoedsmiddelen, waarmee hij in het katholieke Vlaanderen op veel tegenstand stuit. ‘Van jongs af aan was ik ervan overtuigd dat de aarde overbevolkt was en dat we daar iets aan moesten doen,’ zegt hij. Vermeersch besloot om deze reden samen met zijn vrouw geen kinderen te krijgen. Hij zou altijd het belang van geboortebeperking blijven benadrukken, met name in de milieufilosofische essays die hij in de jaren tachtig schreef.

Daarnaast nam Vermeersch al vroeg actief deel aan de abortusdiscussie en maakte hij zich hard voor legalisering van euthanasie: ‘Daar ben ik al sinds de vroege jaren zestig voorstander van. Toen dacht ik nog dat euthanasie alleen mogelijk zou zijn in Wallonië, omdat in Vlaanderen de invloed van de katholieke kerk veel te groot was. Maar sindsdien heeft Vlaanderen een ongelooflijke mentale verandering ondergaan. Tachtig procent van de euthanasieverzoeken in België komt nu uit Vlaanderen.’

In zijn verdediging van euthanasie maakt Vermeersch er steeds opnieuw veel werk van de misvattingen van zijn tegenstanders uit de weg te ruimen. In een artikel in De Standaard wees hij er bijvoorbeeld op dat het bijbelse gebod ‘Gij zult niet doden’ verkeerd is vertaald: ‘Er staat: “Gij zult geen moord plegen”, en dat is heel wat anders. Ook volgens de Bijbel is het niet per se slecht om iemand te doden,’ stelt Vermeersch, die zo zijn tegenstanders op hun eigen terrein bestrijdt.

Hoog IQ
In 1996 werd Vermeersch lid van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, dat adviezen uitbrengt over ethische kwesties, met als eerste opdracht het euthanasieprobleem. Toen er problemen waren met de acceptatie van de wet in de Senaat, stelde Vermeersch voor onderscheid te maken in de regels voor terminaal zieken en niet-terminalen. ‘Daardoor is de wet erdoor gekomen,’ zegt hij. ‘Als lid van het Raadgevend Comité zoek ik naar wat optimaal is voor het individu, zonder dat dat leidt tot maatschappelijk schadelijke excessen,’ zegt Vermeersch, die het liberale schadebeginsel onderschrijft. Individuele vrijheid mag je pas inperken als die tot maatschappelijke problemen leidt. ‘Er komt een tijd dat we specifieke genencombinaties voor bijvoorbeeld intelligentie, muzikaliteit of sporttalent kennen. En we zullen de genen in een embryo kunnen veranderen. Hoe ver kunnen we daarmee gaan? Stel, dat we een embryo met een toekomstig IQ van 100 een IQ van 130 kunnen geven. Ik denk dat de meeste ouders voor dat hoge IQ zouden gaan. En ik ben er niet a priori tegen. Hoe groter iemands intelligentie, hoe groter zijn kans op vrijheid in het leven. Maar we zouden heel goed moeten kijken wat de mogelijke gevolgen zijn.’

Bij een dergelijke beslissing zou de hele bevolking via een publiek debat betrokken moeten worden, vindt Vermeersch. Sleutelen aan de intelligentiegenen van een embryo heeft namelijk gevolgen voor de hele maatschappij, bijvoorbeeld voor het belang dat wordt gehecht aan een hoog IQ. Daarin verschilt een dergelijk besluit van een verzoek om euthanasie, dat alleen de persoon zelf en zijn naasten aangaat, stelt hij. ‘In zo’n debat is het de taak van ethici de moeilijke punten aan te wijzen en alternatieven te verwoorden,’ zegt Vermeersch. ‘Maar ze moeten in zo’n debat geen zwaardere stem hebben dan gewone burgers. Ethici en filosofen weten het niet beter.’

Sleutelen aan genen die onze intelligentie bepalen is nog ver weg. Maar bij bevruchting buiten de baarmoeder kunnen artsen embryo’s al wel selecteren op bepaalde eigenschappen. Of ze jongens of meisjes zullen worden, bijvoorbeeld. ‘In een land als India kan zoiets een ramp betekenen. Dan worden er alleen nog maar jongetjes geboren,’ zegt Vermeersch. ‘In België bestaat een lichte voorkeur voor meisjes.’ Daarom zou selectie op sekse volgens hem niet moeten worden toegestaan, tenzij ouders het aantal jongens en meisjes in het gezin in evenwicht willen brengen en na twee dochters bijvoorbeeld een zoon willen. ‘Dat zal de balans tussen de seksen in België niet verstoren.’ Onder deze voorwaarde heeft sekseselectie geen gevolgen voor derden, en heeft Vermeersch dus ook geen bezwaar.

Dat is ook de basis van zijn pleidooi voor euthanasie: de zelfgekozen dood heeft geen gevolgen voor buitenstaanders, vindt Vermeersch. Daarom heeft hij ook weinig begrip voor tegenstanders zoals René Stockman, generaal overste van Broeders van Liefde, die kritiek uitte op de positieve media-aandacht voor de euthanasie van Hugo Claus. Volgens Stockman dreigt daardoor het gevaar dat van oude mensen wordt verwacht dat ze om euthanasie vragen, om zo de maatschappij en hun naasten niet meer tot last te zijn. ‘Dat is typisch de gedachtegang van een dogmatisch denker,’ reageert Vermeersch. ‘Omdat ze zelf anderen hun mening willen opdringen, denken ze dat anderen dat ook willen. Alsof Claus iedereen heeft opgeroepen om ook euthanasie te plegen!’