Aristoteles, Ethica Nicomachea (onbekend)
Programma voor het goede leven en een afrekening met de zesjescultuur. Gelukkig zijn is gelukt zijn, daar komt het bij Aristoteles op neer. Zo’n oproep tot excellentie was in het oude Athene slechts relevant voor een minderheid. Slaven en boeren moesten eerst maar zien te óverleven. Dat veranderde in de loop van de tijd. Mensen kregen meer rechten en de welvaart groeide. Gaandeweg raakte het goede leven zijn status van luxeartikel kwijt.
Nuttige leeshulp: Klaus Held, ‘Pella. Aristoteles als pedagoog – het ontstaan van de ethiek’. In: Trefpunt Plato
Michel de Montaigne, Essays (1580-1595)
Filosofische autobiografie. Tegenwoordig is het doodnormaal om jezelf bloot te geven. Liefde, verdriet, ruzies: via de televisie kunnen kijkers kennisnemen van iemands diepste zielenroerselen. Zulke nietsontziende openhartigheid bepleitte Montaigne voor het eerst in zijn essays. Niet eerder had iemand zichzelf zo in de spotlights gezet. ‘Lezer, ik vorm zelf de stof van mijn boek.’
Nuttige leeshulp: Joep Dohmen, ‘Michel Montaigne: de kunst om in het hier en nu te leven’. Eerste cd van het hoorcollege Levenslot of levenskunst?
René Descartes, Over de methode (1637)
Startsein voor de hedendaagse wetenschapsbeoefening. Als leerlingen een kanttekening plaatsen bij hun docent, zijn ze schatplichtig aan Descartes. De vader van het moderne rationalisme zei ‘Ik denk dus ik ben,’ en maakte twijfel tot de bron van ware kennis. Politieke als religieuze gezagsdragers konden zich niet meer beroepen op hun autoriteit, maar moesten met argumenten komen.
Nuttige leeshulp: Han van Ruler, De uitgelezen Descartes
Thomas Hobbes, Leviathan (1651)
Meeslepend politiek-filosofisch gedachte-experiment. Stel dat er geen staat was. Het leven zou ‘eenzaam, armoedig, afstotelijk, beestachtig en kort’ zijn, aldus Hobbes. Ergo: zorg voor een sterke overheid die de openbare orde handhaaft. Dan hoeven burgers niet fulltime op hun hoede te zijn. Als iedereen zijn honkbalknuppel opbergt, blijft er tijd over voor leuke dingen.
Nuttige leeshulp: Hans Achterhuis, Het rijk van de schaarste
Immanuel Kant, Kritiek van de zuivere rede (1781)
Kritische handleiding voor het denken. Mensen vertrekken veel te snel uit de startblokken in hun zucht naar kennis. Ga eerst het keninstrument, de zuivere rede, eens analyseren – ziehier de beroemde ‘Copernicaanse wending naar het subject’. Dan blijkt dat dit subject zich verhoudt tot de werkelijkheid als de kuiltjes in een poffertjespan tot het poffertjesbeslag. Kennis/poffertjes krijg je pas door samenwerking van beide elementen.
Nuttige leeshulp: Immanuel Kant, Prolegomena (1783)
Arthur Schopenhauer, De wereld als wil en voorstelling (1819)
Dieper kon de wil niet vallen. Eeuwen gold dit vermogen als de soevereine regisseur van het menselijk handelen. Schopenhauer maakt er een blinde kosmische kracht van; de wereldwil drijft ons voort zoals een jockey zijn renpaard. Dit uitgangspunt – de rusteloze mens – leidt tot weinig verheffende taferelen, maar wel tot grootse literatuur. Diepzinnig somberen met ‘een van de beste nonfiction-schrijvers van de wereldliteratuur’ (Karel van het Reve).
Nuttige leeshulp: Joost Zwagerman, ‘De wil als terrorist’. In: Collega’s van God
Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1835-1840)
Minutieuze ontleding van ons maatschappijtype. Officieel ging Tocqueville naar Amerika om het gevangeniswezen te bestuderen, maar veel interessanter vond hij de kersverse democratie aldaar. Deze behelst namelijk veel meer dan eens in de zoveel tijd naar de stembus. Iedereen gelijkwaardig? Dat zie je terug in alles: van de benadering van geld tot de rol van vrouwen in de samenleving.
Handige leeshulp: Andreas Kinneging, ‘Een beter boek over democratie is er niet’. Nabeschouwing bij de Nederlandse vertaling van Tocquevilles hoofdwerk
Friedrich Nietzsche, De vrolijke wetenschap (1882)
Profetische aankondiging van de dood van God. Ooit waren godshuizen belangrijke epicentra van de moraal, maar hoeveel daarvan worden tegenwoordig niet gebruikt als boekhandel of appartementencomplex? Nietzsche voorzag het verschijnsel ruim een eeuw geleden al: ‘Waartoe zijn kerken eigenlijk nog als ze, als ze niet de graven en grafmonumenten van God zijn?’
Nuttige leeshulp: Paul van Tongeren, Nietzsche en het nihilisme. Een hoorcollege op zeven cd’s
Ludwig Wittgenstein, Filosofische onderzoekingen (1953)
‘D&&865%^&&*’ Klinkklare onzin, zegt u? Tegenargument: hier wordt een taal gesproken, waarvan alleen de spreker de regels kent. Zo werkt taal dus niet, aldus Wittgenstein, ze kan alleen betekenisvol zijn binnen een gemeenschap. Een privétaal is een contradictio in terminis. Linguïstische filosofie is vaak taai, maar Wittgenstein laat zien dat het ook anders kan. Zijn boek is een onweerstaanbare uitnodiging om mee te filosoferen met de auteur.
Nuttige leeshulp: Anthony Grayling, Wittgenstein
Hannah Arendt, De menselijke conditie (1958)
Verfrissend pleidooi voor een vitaal publiek domein. Politiek is geen exclusief speeltje van 150 parlementariërs in Den Haag. Daarvan is sprake in álle gevallen waarin vrije burgers in gezamenlijkheid handelen. Ze kunnen zich organiseren rond alle denkbare thema’s. Misschien stellen buren een petitie op om de voorgenomen bomenkap in de straat tegen te gaan of steken ze de koppen bij elkaar om een buurtfeest te organiseren. Ziehier de vita activa waar Arendt een lans voor brak.
Nuttige leeshulp: Peter Venmans, De ontdekking van de wereld