Home Een gezonde dosis wantrouwen

Een gezonde dosis wantrouwen

Door Annette van der Elst op 22 juni 2010

Cover van 06-2010
06-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Wantrouwen kan heel nuttig zijn, legt Frans Jacobs uit, maar dan wel met mate. ‘De vraag is steeds: wanneer zijn wantrouwen en vertrouwen productief en wanneer destructief?’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een vurig pleidooi voor wantrouwen kun je niet verwachten van iemand met een tuin zonder hekken en een poes als gezelschapsdier – geen waakhond. Toch vindt Frans Jacobs, emeritus hoogleraar ethiek aan de Universiteit van Amsterdam, een gezonde dosis wantrouwen wel verstandig.

Zo is volgens hem een elementair wantrouwen jegens jezelf heel zinnig. ‘Dat betekent dat je taxeert welke kwalijke neigingen je hebt. Als je die neigingen kent, kun je vervolgens maatregelen treffen om te voorkomen dat je eraan toegeeft. Die neigingen louter op grond van een bevel bedwingen – “Ik mag niet gokken, niet drinken, niet snoepen, niet vreemdgaan et cetera” – werkt meestal niet goed. Je moet ervan uitgaan dat je jezelf níét in de hand hebt, dat je jezelf níét helemaal kunt vertrouwen in verleidelijke situaties. Je zult daarom een strategie moeten bedenken: dobbelpaleizen vermijden, het feest verlaten als het dreigt uit te lopen op een drinkgelag of pas boodschappen gaan doen als je net gegeten hebt.’

Ook wantrouwen in de politiek is nuttig, stelt Jacobs. ‘Democratie is georganiseerd wantrouwen.’ Net als de maatregelen die je neemt om je eigen kwalijke neigingen te bedwingen, moet je in een democratie vooraf organiseren dat machthebbers niet aan hun neiging tot machtsmisbruik toegeven. Om hun verhalen te kunnen doorprikken, moet je wantrouwen inbouwen, in de vorm van oppositie en vrije pers. Het belang daarvan is groot, zegt Jacobs. ‘Dat oppositie en vooral de pers ‘‘waakhonden van de democratie’’ worden genoemd, zegt veel. Blijkbaar moet de democratie beschermd worden. Je schaft geen waakhond aan als je alles vertrouwt.’

Stalin

Goed, jezelf wantrouwen kan zinvol zijn, de politiek wantrouwen ook, maar moeten we onze naasten ook wantrouwen? Is het ook verstandig om je op basis van wantrouwen als ouder tot je kinderen te verhouden, of als leidinggevende tot je ondergeschikten? Geldt ook daar Stalins motto: ‘Vertrouwen is goed, controle is beter’?

Nee, zegt Jacobs. ‘Als je je kinderen of je werknemers vertrouwen geeft, kunnen ze bloeien. Goede leiders doen dat altijd – zoals Franklin Roosevelt, van wie ik net een biografie aan het lezen ben. Die wist goed te delegeren. De winst van vertrouwen is dat je de kracht en de deskundigheid van mensen aanboort. Dat is ook zo in de opvoeding. Als ouder moet je je kinderen al heel vroeg een eigen leven gunnen. Je moet erop vertrouwen dat ze goede keuzes maken, dat wat ze doen gaat lukken – ook al zullen ze fouten maken. Ik geef mijn kinderen – een zoon van 21 en een dochter van 20, die beiden nog thuis wonen – nooit ongevraagde adviezen. Ik ben niet directief. Ik praat wel met hen over hoe ik dingen zelf doe; misschien leren ze daar wat van, maar dat is iets anders dan hun leven volkomen reguleren omdat je er niet op vertrouwt dat het goed zal gaan. Ze zouden dan, denk ik, ook niet meer thuis wonen.’

Baseer je je manier van leidinggeven meer op wantrouwen, aldus Jacobs, dan kan het winst zijn dat je controle hebt over mensen, dat je precies weet wat ze doen. Maar uiteindelijk zullen mensen zich gaan indekken en is er een kans dat ze het juist slechter zullen doen. De organisatie wordt kreupel. Jacobs: ‘Op de universiteit zie je dat er de laatste decennia meer wantrouwen en controle is: hoogleraren moeten per jaar regelmatig peer reviewed [door collega’s getoetste] artikelen publiceren. Vroeger werden hoogleraren weinig gecontroleerd, en konden ze nog mooie boeken schrijven, zoals Herfsttij der Middeleeuwen (1909) van historicus Johan Huizinga. Dat was een project van jaren, waar nu geen ruimte meer voor is. Dat soort enorme boeken wordt nu niet of nauwelijks meer geschreven, althans niet op de universiteiten. Dat kan ertoe leiden dat echt interessante ontwikkelingen zich buiten de academie gaan afspelen.’

Bij extreem wantrouwen streef je naar absolute zekerheid, zegt Jacobs. Dat wantrouwen kan uiteindelijk alles kapotmaken. Jacobs: ‘In de literatuur zijn prachtige voorbeelden van hoe het zaad van wantrouwen zachtjes opbloeit en langzaamaan alles vernietigt. Zoals de liefde van hoofdpersoon Marcel voor Albertine in Marcel Prousts Op zoek naar de verloren tijd. Marcel – alter ego van de schrijver – wordt gekweld door de gedachte dat zijn geliefde lesbische relaties aanknoopt. Niets stelt hem gerust. Ook als ze bij hem gaat wonen, neemt zijn wantrouwen verder toe, tot de liefde uiteindelijk doodbloedt. Je kunt streven naar absolute zekerheid, maar uiteindelijk krijg je die nooit. Dat maakt dit verhaal van Marcel en Albertine duidelijk.’

Functioneringsgesprek

Dan toch maar een pleidooi voor absoluut vertrouwen? Nee, blind vertrouwen is eveneens onverstandig, benadrukt Jacobs. ‘Een matig wantrouwen is nodig. Maar dan noem ik het voorzichtigheid. En voorzichtigheid is een deugd. Extreme voorzichtigheid, streven naar absolute zekerheid, is wantrouwen. Ontbreken van voorzichtigheid is dwaas; dan loop je overal in. Laat je kind in bomen klimmen, en vertrouw dat hij er niet uit valt. Maar als je huis aan water grenst, plaats je wel een hekje. Een leidinggevende geeft vertrouwen, maar bouwt wel controlemomenten in, met functioneringsgesprekken en dergelijke.’

Wantrouwen en vertrouwen met mate. Is dat de conclusie? ‘Ja, het lijkt wel wat saai’, zegt Jacobs. ‘De vraag is steeds: wanneer zijn wantrouwen en vertrouwen productief en wanneer destructief? Dat geldt voor opvoeden. Kinderen zelf volwassen laten worden vereist dat je ze niet volledig beheerst, maar ze ook niet volledig laat lopen. En dat geldt ook voor leidinggeven. Je moet niet blind vertrouwen, maar ook niet dodelijk controleren. Het is iets ertussenin.’

Het interessante is dat wantrouwen en vertrouwen soms tegelijkertijd voorkomen, zegt Jacobs. ‘Als ze elkaar raken, ontstaat een interessante spanning. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij plankenkoorts. Daar liggen zelfvertrouwen en jezelf wantrouwen dicht bij elkaar. Je vertrouwt jezelf niet helemaal, je bent bang dat je niet meer uit je woorden zult komen als je eenmaal op het toneel staat, rare dingen gaat zeggen of doen, je rol of je speech niet meer kent. Je bereidt je daarom goed voor, en je neemt je speech of je rol voor de zekerheid nog een paar keer door.Tegelijkertijd durf je daardoor ook het toneel op te gaan. Je hebt net genoeg vertrouwen dat je goed presteert. En net voldoende angst om niet verlamd te worden, maar om wel een optimale concentratie te krijgen. Het is een spanning die je veel oplevert. De vraag is wel: wanneer is de spanning nog gezond, en wanneer ongezond?’